Complexity Fest 2019: de cryptocurrency van het Nederlandse festivallandschap

De hardere nichefestivals van Nederland staan in bloei! Crustboel Bloodshed Fest schaalde recentelijk op naar de Effenaar, nieuwe festivals als Prognosis worden opgezet, The Sound Of Revolution en Soulcrusher verkopen uit; voor elk subgenre is tegenwoordig wel een gespecialiseerd feestje te vinden. Zo geldt dat ook voor Complexity Fest, het evenement waar bands welkom zijn die zichzelf opsluiten in onoplosbare doolhoven. Als traditionelere metalfestivals zoals Dynamo Metalfest het papieren geld voorstellen, staat Complexity Fest voor de cryptocurrency: ver zijn tijd vooruit, onbegrepen, uitdagend en de status quo aanvallend.

Op zaterdag 16 februari, een veel te sprankelende voorjaarsdag, staat het Patronaat-complex voor de vierde keer in het teken van de muziek die zich lastig laat doorgronden. Zware Metalen is met drie redacteuren (Michiel, Niels en Pim) aanwezig om alle bands, van het lokale Inferum tot en met het ongrijpbare The Armed, te ondergaan en uitgebreid verslag te doen. Dank gaat uit naar fotograaf Jaap Kroon, de veganistische catering van Just Like Your Mom, het stoofvlees van Eef en Lien en de Complexity Black Ale van Het Uiltje.

We klappen er meteen hard op met Inferum, een Eindhovens product van de Metal Factory-opleiding. De mechanische deathcore smaakt het best als een light-versie van The Tony Danza Tapdance Extravaganza of Frontierer en is dan ook de eerste confrontatie met veelsnarige gitaren, nagalmende bassen en een steriele geluidsmix. Een paar jaar geleden had dit zomaar mee kunnen draaien met een Never Say Die!-tour (zeker als je naar de synthetische, korte broek met gekribbeld bandlogo en The Faceless-shirt van zanger Morrison kijkt), maar tussen de djenterige boel van Complexity Fest is Inferum beter op zijn plek. De half uur speeltijd in de gevulde kleine zaal van het Patronaat zou een viering moeten zijn van het vers uitgekomen debuutalbum Human Disposal, maar door distributiepech is de plaat vandaag alleen te pre-orderen. De bandleden laten die tegenslag de sfeer gelukkig niet verzieken en zetten een stevige show neer vol dikke maalriffs en epilepsiestrobes die met putgrunts beladen breakdowns ondersteunen. Wiens gehoorbescherming niet meer goed afsluit en dus gehoorschade lekt, zal het ontdekt hebben bij deze brute aftrap. (Pim)

(Inferum)

Twee bands voor de prijs van één! De proggy mathrockbands PoiL en Ni zijn samengesmolten tot PinioL en hebben met Bran Coucou het meest geschifte album van 2018 uitgebracht. Twee gitaristen, twee drummers, twee basgitaristen en een toetsenist schieten het collectieve extremisme van The Dillinger Escape Plan, King Crimson en The Mars Volta voorbij. De snarenplukkers springen alsof geëlektrocuteerd met zenuwachtige stuiptrekkingen over het podium en na een minuut heeft de eerste snaar het al begeven. De gedreven math rock bevat zwierige bliepjes en warpjes, maar kan ook gas terug nemen met avant-gardistische, omgebogen jazzstukken, of komt op de proppen met een cowbellintermezzo, zodanig verstoorde vocalen die klinken alsof er vanuit een magnetron een mondharmonica bespeeld wordt, feeërieke pingelpauzes of gepijnigde doedelzakken; de waanzin reikt zo ver dat je het op een gegeven moment niet meer probeert te begrijpen. Als onervaren luisteraar zit je de hele tijd in het verkeerde ritme mee te deinen en loop je minstens drie genrewisselingen achter. En het ergste is dat in alle chaos het samenspel uiterst symbiotisch is. Dit zijn twee wederhelften die nooit van elkaar gescheiden geboren hadden mogen worden! (Pim)

(PinioL)

De mathrockvreugde kan meteen beginnen met 22, want de show van de Noorse progressieve groep is er één die kan tellen. Flauwe woordgrappen terzijde, de band brengt een aangrijpende mix van Muse en Leprous. Zo aangrijpend dat ik de twee weken voor Complexity bijna niets anders meer kon luisteren. Dat kan een heel stuk slechter dus. Wanneer de band het podium opkomt in de kelder van het Patronaat is de zaal maar half gevuld, en onterecht. De band opent met Algorythm, één van de hardste nummers en nog wel van de oudste EP. Als dat niet woke is weet ik het zelf ook niet meer. Verder volgt vooral nog recenter materiaal van de eerste werpeling uit de muzikale trilogie You Are Creating die het verhaal volgt van de robot HAL2200 en Akira de mens. Ook Call Me Trimtab van het laatste album komt voorbij, maar ik ben de enige die de tekst kent, blijkbaar. Het nieuwe materiaal is een stuk melodischer en luchtiger maar technisch even indrukwekkend. Toch komt het hardere werk beter binnen bij het voornamelijk ‘metalgeoriënteerde’ publiek. Wanneer halverwege de set de shirts van de bandleden uitvliegen zie ik veel mensen dan ook raar opkijken terwijl er falsetto popmelodieën in exotische maatsoorten door de zaal vliegen. Mij stoort het allerminst omdat de band zo hard rockt en hier een perfecte show neerzet. Afgesloten wordt er met het oudere Plastik dat Panic! At The Disco mengt met een geniale gitaarriff. Dat klinkt verschrikkelijk op papier, besef ik, maar muzikaal werkt het zo lekker. Shirtloze progressieve huppelrock + onspeelbare riffs + foutloze opvoering = 22, zo blijkt. Luisteren die handel! (Michiel)

(22)

Na de overrompelende set van PinioL ben ik even van het padje af en duurt het wat langer voordat het Patronaat-café waar Fire Walk With Us zal spelen gevonden is. Deze geduldige doch stevige post-rock is in alle opzichten de antithese van de zojuist geziene Fransozen en voelt daardoor als een warm, rustgevend bad. Het optreden van de Amsterdammers geldt als een terugkeer, want nadat in 2015 een oefenruimte met daarin de gehele muzikale uitrusting afbrandde is het een tijd lang stil geweest. Het album Point Of Origin werd in 2014 opgenomen, maar zag een aantal weken geleden pas het daglicht en wordt vandaag voor het eerst en ten dele vertoond. In 2012 heb ik de band nog zien openen voor Deafheaven in het Winston-hostel (R.I.P.) en ik kan me herinneren dat de Pantera-achtige moshdelen wat buiten de toon vielen. Die inconsistenties zijn op het nieuwste album gelukkig gladgestreken. Waar de bandleden shirts aanhebben van Neurosis en Amenra doet de post-rock eerder denken aan Russian Circles, God Is An Astronaut en de zwaardere stukken van Maybeshewill. Het geheel is wat voorzichtig ingemixt, maar Fire Walk With Us weet een intieme en vredige sfeer te creëren in een vol café dat de stiltes in de muziek respecteert. (Pim)

(Fire Walk With Us)

Met new wave geïnjecteerde metal; een juxtapositie die naar mijn weten uniek is. Het uit Reno, Nevada afkomstige Four Stroke Baron, dat verwarrend genoeg een trio is, maakt het. Op naar de Main Hall dus, om eens te kijken wat dat dan allemaal moet inhouden. Ik zal er geen doekjes om winden: bij aankomst zwakt mijn gepiekte interesse helaas direct af. Deze esoterische mix van stijlen die in theorie zeer interessant is, blijkt in praktijk een redelijk doorsnee muzikaal canvas te zijn met daar wat newwavevocalen aan vast geducttaped. Hierbij is de metalkant niet sterk genoeg om het geheel te dragen, en blijven de newwaveinvloeden vaak beperkt tot het vocale vlak, waardoor het geheel vaker resulteert in een emulsie dan een succesvolle fusie. Als het dan wat later in de set wel op een interessante manier in elkaar wordt gevlochten, zoals dat bij Planet Silver Screen of Machine And Joy het geval is, dan zit het geluidstechnisch helaas weer tegen. Meerdere malen vraagt de band om het geluid bij te stellen en tot overmaat van ramp valt het drumstel ook nog eens letterlijk uit elkaar. Hier wordt echter heel coulant mee omgegaan en de band verdient een pluim voor het feit dat het enthousiast door ploetert, ondanks de omstandigheden. Zeker bassist Keegan Ferrari blijkt goedgezind en straalt een jeugdige levendigheid uit. Dit enthousiasme wordt echter compleet teniet gedaan door de aardappelzakkerij van zanger/gitarist Kirk Witt. Loom en ongeïnteresseerd loopt hij over het podium, alsof hij zijn tijd elders beter had kunnen spenderen. Wel, dat idee had het publiek blijkbaar ook, want aan het einde van de set zijn er nog slechts een paar hoofden in de zaal te tellen. Al met al een band die met tijd wat interessants kan bieden, als er wat gewerkt wordt aan de podiumpresentatie en er in muzikaal opzicht wat meer risico’s worden genomen. Voor nu is dit een degelijk optreden dat dankzij het enthousiasme van één bandlid, en het spannende drumwerk van een ander, zonder al te veel kleerscheuren over de finish komt. (Niels)

(Four Stroke Baron)

Het gebeurt niet elke dag dat je de kans krijgt om een metalband uit Wit-Rusland aan het werk te zien, laat staan eentje die getekend was bij het eigenzinnige en inmiddels gestorven label Blood Music. Irreversible Mechanism produceert technische deathcore die door zijn aard onvermijdelijk melodisch en proggy over komt. In een alternatief universum had je deze band kunnen zien spelen op Neurotic Deathfest toen het de meer techy, moderne bands boekte. Necrophagist-gepriegel en harmonische progsolo’s van latere Job For A Cowboy vereisen dat er te allen tijde minstens vier vingers verkrampt en in pijnlijke posities over de gitaarhalzen glijden. Met al die zenuwachtige fratsen moeten de gitaristenhanden oppassen dat ze niet van hun hoofdloze instrument af vliegen! Ondanks dat Irreversible Mechanism zich op plaat heeft weten te bewijzen (drummers van The Faceless en Ne Obliviscaris zijn sessiemuzikanten geweest), moet ik tijdens dit optreden toch even aan de noodrem trekken. Zo ondoorgrondelijk als het Engelse accent van zanger Ilya Studenok is de muziek dat zelf ook. En als je er geen kop of staart in kan herkennen, is het dan echt een rommeltje of kan je hamsterbrein het simpelweg niet bevatten? Dat de specialistische metal vandaag tegen een muur aan loopt zal gedeeltelijk liggen aan de lastig ontcijferbare vocalen en het wat spichtige geluid. Gedurende afsluiter Immersion stort de microfoonstandaard lamlendig ineen door iets wat voor Between The Buried And Me-achtige cleane zang moet doorgaan, en dat spreekt wat mij betreft boekdelen. (Pim)

(Irreversible Mechanism)

Blijkbaar is Lotus Eater populair, want bij aankomst in de Third Hall hangen de beentjes al buiten. Terwijl in de Second Hall de technische kronkelingen van Irreversible Mechanism de ether in knallen, mag ik het doen met deze uit Glasgow afkomstige metalcore; een genre dat recentelijk uit de dood werd herrezen en inmiddels aan een ferme opmars bezig is door bands als Code Orange, Vein en Sectioned. Zou dit kwintet daar een steentje aan kunnen bijdragen? Zo onsubtiel als de muziek van de band zelf is, ga ik dat ook in dit oordeel zijn: nee, dat kan het niet. Wat een ontzettend ondermaatse, compleet inwisselbare, kiddycore is dit. Een beeld nodig? Hier dan: lekker je testosteron pik, voorzien van Emmure-tattoo, uit je Adidas trainingsbroek hangen en er woest mee rondzwieren terwijl je iPhone op vol volume Snoop Dogg blaast en je als een agressieve lama op elke voorbijganger spuugt. Neppe straatschoffies muziek dus, gemaakt voor rebelse pubers. De houdbaarheidsdatum van dit soort bands was vijf jaar geleden al verstreken, laat staan dat het vandaag de dag nog enig recht heeft om op een intrigerend festival als Complexity Fest te staan. Is er dan niets positiefs te melden over deze set? Nou, ja, sommige riffs zijn acceptabel. En toegegeven, Lotus Eater weet hoe het een publiek moet bespelen, getuige de ferme moshpit vooraan. Nu geloof ik best dat de energieke grooves uitnodigen tot een potje pogoën, maar het verbergt het feit dat dit allemaal al honderd keer eerder is gedaan tegen een hogere standaard niet. Gelukkig komt deze martelgang al ten einde na vijfentwintig minuten en kan ik de gruwel die ik zojuist heb moeten doorstaan eerder dan verwacht gaan wegspoelen met wat voedsel. (Niels)

(Klone)

Het Franse Klone legt duidelijk de nadruk op melodie. Met een zanger om u tegen te zeggen die de vaak trage, logge nummers trekt. De korrel in de stem van Yann Ligne doet denken aan Eddie Vedder en zijn melodieën roepen Karnivool op. Ook beschikt hij over een serieus diepe grunt die de grote zaal met gemak vult, maar waar maar zeer spaarzaam gebruik van wordt gemaakt. Ook lijkt elk nummer in dezelfde toonladder en op hetzelfde tempo gebracht, maar op de één of andere manier kan de band dit boeiend houden. De band, die toch al twintig jaar op de teller heeft staan, doet wel een beetje vreemd aan met twee zeer enthousiaste gitaristen, een stoïcijnse zanger, een piepjonge drummer en een bassist wiens materiaal dringend aan een upgrade toe is. De bassist heeft namelijk besloten om met goedkope oordopjes, van het type dat verbonden is met een koordje, te spelen, maar wat echt raar is, is dat hij tussen elk nummer gehurkt moet stemmen en dan zijn tuner duidelijk nog niet kan lezen. Van muziek spelen word je niet rijk, maar dit is toch wel echt schrijnend. Als later duidelijk wordt dat Klone vandaag met een volledig nieuwe ritmesectie speelt kan ik begrip tonen voor de situatie van de bassist, maar ben omver geblazen door hoe sterk de drummer presteert. De band brengt voornamelijk nummers van de laatste plaat Here Comes The Sun, die over het algemeen wat zachter is en meer nadruk legt op de zang dan de gitaren, maar wanneer de band de catalogus open trekt en de distortion aanzet kan dit duidelijk rekenen op bijval van het publiek. Afgesloten wordt er met een enorm geslaagde cover van Björk’s Army of Me. (Michiel)

(Møl)

Terwijl de laatste restjes tjap tjoy pas net mijn maag in zijn verdwenen, loopt Møl het podium op in de uitpuilende Second Hall. Met een ijzersterke debuutplaat onder de riem is het niet gek dat de Denen deze zaal voor het eerst vandaag echt tot aan de nok toe gevuld krijgen. De blackgaze die op dat album te horen is, doet natuurlijk sterk denken aan Deafheaven, specifiek het Sunbather-tijdperk. Waar die laatste band echter nog wel eens de ether in kan drijven, houdt Møl stevig vast aan zijn zwartgeblakerde zijde. Setopener Storm maakt dit direct duidelijk: de venijnigheid spat van de riffs af, en de drums zijn betonverpulverend hard, waardoor het geheel ferm aan de grond wordt gehouden. Hoewel dit zwaar geïnspireerd is op shoegaze, worden de schoentjes hier geen moment aangekeken: het leeft, het is kleurrijk en het explodeert de zaal in. Enerzijds is dit te danken aan de gelikte lichtshow, maar belangrijker nog zijn de maniakale perikelen die zanger Kim Song Sternkopf uithaalt. De frontman mag dan zeer bescheiden zijn in zijn bedankwoordjes tussen de nummers door, zijn podiumprésence laat een andere kant zien. Furieus spuugt hij zijn screams, die variëren van brute deathgrowls tot hoge, demonische krijsen, over het publiek uit terwijl hij woest rondzwaait met de microfoonstandaard en met zijn klauwen naar de hemel reikt. Muzikaal gezien dondert het echter minstens even zo hard. Ja, er zijn lumineuze, zwevende gitaarlijnen te horen, maar die worden over een ramhard fundament gelegd dat regelmatig uitmondt in een explosie van euforie. Waar veel bands in dit genre tien minuten nodig hebben om tot hun punt te komen, doet dit kwintet dit in de helft van de tijd, en weet daarin vaak pakkender te zijn dan zijn blackgaze broeders en zusters. Er mag gesteld worden dat Møl deze tot nu toe tamme dag in een kleine drie kwartier volledig weet open te breken en daarmee het festival een ramharde schop onder de reet geeft. Topspul. (Niels)

(Møl)

In de kleine zaal staat Dreamarcher in het midden van de line-up geprogrammeerd. De Noorse band is op tour met Shining en Four Stroke Baron en is als laatste aan de affiche toegevoegd ter vervanging van David Maxim Micic, die kampt met een knieblessure. Hierdoor hebben duidelijk niet veel mensen de band gecheckt, want de zaal is nog niet eens half gevuld bij aanvang en praktisch leeg bij afloop. Of komt dat door het Møl dat tegelijkertijd speelt? Een zonde, want de band weet te beklijven. We zien vier zangers met elk een verschillende stijl. De drummer heeft echter de meest aangename stem, het hoogste bereik en de meest venijnige brul. Dan heb ik nog niets gezegd over zijn absurd zuivere ‘cymbal chokes’. Nee, dan worden er geen cymbalen gewurgd, maar tijdens het spelen met de hand gedempt. Hij kan dit echter zo snel en precies dat deze niet-drummer van zijn sokken wordt geblazen. Daarbuiten toont de band ook een grote variatie aan stijlen en gaat van rustige tokkels, waarbij de drumvellen gestrookt worden met brushes tot blastbeats en van technisch onderbouwd gepingel tot memorabele refreinen. Benieuwd wat de toekomst voor de band in petto heeft. (Michiel)

Nog lichtelijk in extase verkerend na Møl’s fantastische optreden, loop ik vanaf de Second Hall naar de Main. Al wandelend langs de ramen aan de voorzijde van Het Patronaat word ik overgoten met zonlicht, wat het gevoel van euforie compleet maakt. Niets of niemand kan me nog iets maken, hier op mijn gelukswolkje… Haha, echt wel. Het tweede paradepaardje uit de stal van Holy Roar Records, Conjurer, treedt namelijk aan en weet mijn uitzinnige stemming in enkele minuten vakkundig de grond in te slaan en te vervangen met een lichte depressie. Deze vier heren, afkomstig uit niemandsdal Rugby, Engeland, laten namelijk geen straaltje zonlicht de zaal binnen, zoveel maakt de loodzware riff van opener Choke direct duidelijk. Tijd om lekker te treurwilgen krijgt men echter niet, want niet heel veel later maakt de sludge plaats voor een overrompelende en alles vernietigende audiolawine. Dit kwartet is hier met slechts één missie: alle vreugde in het leven kapot maken. Het wapen dat hiervoor wordt gebruikt is simpel: een eindeloze stroom van brute riffs die gebracht worden op gitaren die zo laag gestemd zijn dat de snaren meer flabberen dan de elastiekband van die ene stinkende boxershort die je in 1992 kocht.

Deze zielsuitknijping wordt nog eens extra kracht bijgezet door de duovocalen van gitaristen Brady Deeprose en Dan Nightingale. De eerste heeft een schelle schreeuw uit de borstkas, de tweede een rommelende brul uit de onderbuik. Met name Nightingale’s bulderende stem is ronduit indrukwekkend te noemen. Tijdens Hollow loeit hij a capella en zonder microfoon zijn gekwelde teksten de zaal in, en overstemt hij eigenhandig het geroezemoes van de honderden mensen in de zaal. Godsamme wat een krachtpatserij. Hoewel er geleund wordt op het loggere werk als Hadal en A Chasm Forged In Dread And Disarray, ontbreekt het echter niet aan dynamiek of variatie, en dat is dan ook meteen wat deze band zo goed maakt. Of het nu het tegen grind aanliggende Retch is, of het sludgy Scorn betreft, dat zonder twijfel de lompste en bruutste breakdown van het hele festival op zijn naam mag schrijven, Conjurer speelt het allemaal machinaal strak aan elkaar en brengt het met zo’n belachelijke bombast dat deze vijfenveertig minuten nog lang in mijn geheugen blijven gegrift. Deze set is één grote afstraffing, en mag zich tot het beste rekenen van wat Complexity Fest in 2019 te bieden heeft. En dat voor een band die slechts één EP en één langspeler heeft uitgebracht. Dikke vette pluim voor deze mannen. (Niels)

Tijdens The Algorithm begeven we ons in een computerbehuizing met oververhitte grafische processoren, blazende koelventilatoren, statische voeding en regenboogflikkerende chromaledlampjes. Virussen liggen op de loer, het werkgeheugen wordt volgestopt met geïnverteerde matrices, de processoren itereren op een projection mapping en bitcoins worden gemijnd. De Franse producent Remi Gallego speelde hier een maand geleden nog en komt vanavond invallen voor Loathe. Het bandbrein legt gitaarlijnen op elkaar en heeft een dubbeldeksboard tot zijn beschikking. Aangezien hij alleen vergezeld wordt door een drummer die nauwelijks zijn stempel op de muziek drukt, is de opengeklapte MacBook het échte instrument waar dit optreden om draait. Van hieruit schakelt Th3 4lg0r1thm rusteloos over van duistere synthwave en 01101101-breaks naar trancegolven, trapbeats, darkwavegalmen, djentbounces en 8-bit loopjes. Met een Babymetal-idiosyncratie wordt alles wat digitaal en klinisch is vertegenwoordigd. De kleine zaal vergaapt zich aan de op Master Boot Record lijkende fratsen, en dus weet het als gimmick vermomde Trojaanse virus menig zenuwstelsel te infecteren en de ledematen tot dansen te bevelen. Maar mijn McAfee en Norton antivirussoftware valt er niet voor, en na verloop van tijd begint de zaal ook leger en leger te stromen. De afwisselende brij herbergt te weinig dynamiek en dus is de nieuwigheid er snel af. (Pim)

The Physics House Band is, denk ik, overal waar het speelt een vreemde eend in de bijt. Waar andere groepen groots, zwaar en energiek willen klinken kiest The Physics House Band voor groove, geduld en goedlachs plezier. Bij de jazzy mathrockgeïnfuseerde jamsessies, ik zeg bewust niet nummers, zijn er ook vlagen Tool te herkennen. De bassist staat centraal, maar wordt bijgestaan door saxofoon, gitaar, toetsen en drums. De pauze tussen de nummers is een stuk langer dan bij de andere groepen, maar de sfeer blijft er in. Dat illustreert nog maar eens hoe anders de aanpak van The Physics House Band is ten opzichte van de rest van de programmering. Iets wat het publiek wel kan smaken, want de zaal staat overladen vol en blijft tot het eind gekluisterd aan het speeltalent van de artiesten. (Michiel)

(The Ocean)

The Ocean zal voor velen het hoogtepunt en de publiekstrekker op de affiche zijn. Ook voor mij. Het is toch al de tiende keer dat ik de band kan zien, maar voor het eerst met nieuw werk van Phanerozoic I: Palaeozoic (nummer dertien in de Zware Metalen Jaarlijst van 2018). Dat album is dan ook, afgezien van de veel te complexe titel, fenomenaal en een echte vertegenwoordiging van wat de band in zijn mars heeft. Als fan van het eerste uur sta ik dus ruim op tijd in de zaal en kan een heerlijke Complexity Black Ale proeven in afwachting van. Enkel, dat afwachten duurt nogal lang en het feit dat de bandleden nerveus over het podium blijven lopen is geen goed voorteken. Echter, vijfentwintig minuten te laat komt Robin Staps, de bezieler en bandleider het podium opgewandeld en excuseert zich voor de vertraging. Zijn materiaal is na de Australische tour kapot gegaan en was zich daar niet van bewust. Als professionele band is het moeilijk te geloven dat het materiaal niet nagekeken wordt voor elke show, dus in mijn ogen en oren onvergeeflijk. Het halfuur dat de band dan toch nog speelt is magistraal en gevuld met het meest recente werk. Wat echter nog ontbreekt is Devonian: Nascent, Anthropocentic en Firmament. De band verkeert in topvorm ondanks de vele ledenwissels en technische problemen. The Ocean is een pletwals en het hele publiek beseft dat dit waarschijnlijk de strafste show is die het vandaag zal zien. Dat dit halfuur zo goed is, maakt de ingekorte set enkel pijnlijker. Ik voel de fan die tien minuten na afsluiten van de set nog steeds met zijn hoofd op het podium ligt in uiterste wanhoop en verdriet. Empathie heet dat, denk ik. (Michiel)

(The Ocean)

Toen Shining werd aangekondigd voor Complexity Fest was ik tegelijk heel enthousiast en argwanend. De laatste werpeling Animal, een partyrockbloemlezing, kan voor mij zo bij de grootste teleurstellingen van 2018. Maar de band beloofde om Blackjazz integraal te spelen, wat perfect zou passen voor het evenement. Echter gaf de band wat mij betreft een dikke middelvinger aan de organisatie en besloot om vooral nummers uit Animal te spelen omdat het niet genoeg tijd had om de nummers in te studeren. (In een interview gaf bandleider Jørgen Munkeby in november al aan dat het er niet van ging komen.) Nee, Blackjazz spelen past niet meer bij de commerciële strategie van de band, maar geef dat dan ook toe. Wat mij het meest stoort is niet de setlist, het roze jasje, de fluo gele backdrop, de geblondeerde kuif, het gebrek aan saxofoon of het posergehalte van de band, maar dat alles gefilmd moet worden. Zo is er een crewlid dat vanop het podium alles documenteert en de bassist van Four Stroke Baron staat in het publiek als een bebaarde groupie de schabouwelijke set ook vast te leggen voor het nageslacht.

(Shining)

De situatie is zelfs zo schrijnend dat Jørgen Munkeby zijn eigen partijen gewoon laat schieten en liever met een GoPro het publiek vastlegt met momenten. De plastieken façade en vele facials die de band is ondergaan houden het geheel niet meer recht. Het publiek migreert vooral richting uitgang, maar toch, en dat moet gezegd worden, blijft er een kern staan die een feestje bouwt. Op één punt komt een bebaarde groupie, ditmaal niet van Four Stroke Baron het podium op en speelt mime op een ballad. Meestal ben ik helemaal voor doldwaze avonturen, maar dit kon nergens nog op enige bijval van mijn kant rekenen. Afsluiter The Madness And The Damage Done, als enige vertegenwoordiger van Blackjazz, komt vlak over en ook persoonlijke favorieten I Won’t Forget en My Dying Drive zijn niet meer hetzelfde. Blackjazz zou een laatste heropleving vinden in het Patronaat vanavond, maar daarentegen hebben we de begrafenis, grafrede en koffietafel ervan meegemaakt. Rust zacht mijn misbegrepen vriend. (Michiel)

(Shining)

Hoewel het streven van uw dienstdoende verslaggevers is om alle bands van het festival te verslaan, moet er helaas toch één opoffering worden gemaakt. Wegens het uitlopen van The Ocean en het drukke schema dat vrijwel geen rustmomenten kent, trekt het uit Zweden afkomstige Letters From The Colony vandaag aan het kortste eind. De paar minuten van de set die ik meepik, smaken echter wel naar meer. Een proggy hutspot die voornamelijk gebouwd is op staccato Meshuggah-riffs, gemengd met gerobotiseerde Gojira-grooves is ongeveer wat er te horen is. Ingewikkelde ritmes en djenty kronkelingen dus, die eigenlijk beter tot zijn recht zouden komen op een groter podium dan hier in dit café dat vandaag veredeld wordt tot Third Hall. Desalniettemin is dit een interessante band die uitstekend in de complexe geest van het festival past en zeker een luisterbeurt verdient daarbuiten. (Niels)

(Zeal & Ardor)

Nederland krijgt maar geen genoeg van Zeal & Ardor en Zeal & Ardor laat Nederland maar niet met rust. Het tweede album Stranger Fruit (dat in de top tien van de Zware Metalen Jaarlijst van 2018 stond) bewijst dat de volstrekt eigenzinnige gospelblack voorlopig nog niet over de datum is en recent bijgewoonde optredens in Melkweg en Poppodium 013 onderstrepen dat. Met een band die ook op indiefestivals als Best Kept Secret, Dour en Lowlands welkom is, heeft de organisatie van Complexity Fest een afsluiter in handen die ook de minder doorgewinterde metalfanaat naar het Patronaat kan trekken. Na het veel te korte optreden van The Ocean en het rampzalige wat voor die van Shining door moest gaan, rust een succesvolle staart van het festival op de schouders van Manuel Gagneux en zijn huurlingen. De bandleider is de eerste die toe zal geven dat zijn inventie waarschijnlijk de minst ‘complexe’ van de gehele line-up is, maar dat kan vanavond niemand een zier schelen. De innovatie van Zeal & Ardor ligt namelijk niet alleen in het combineren van black metal met gospel, blues en andere historisch ‘zwarte’ genres, maar ook bij de thematiek van het onderdrukkende Christendom die ze samenbindt. De duivelse lyriek in combinatie met de grenzeloos aanstekelijke muziek zorgt er voor dat je staat te slowdansen of met je vingers staat te knippen op gitzwarte mantra’s. Deze tegenstrijdigheid wordt al weerspiegeld in het bombastische, DJ Snakerige Sacrilegium I dat de bandleden op het podium verwelkomt.

(Zeal & Ardor)

Met de toebedeelde vijf kwartieren moet Zeal & Ardor vaart maken om de reguliere headlineset (waarin nagenoeg heel Stranger Fruit en een deel van Devil Is Fine gespeeld wordt) te volbrengen, al helpt het dat zanger, gitarist en alleskunner Manuel niet zo spraakzaam is en liever zijn eigenzinnige muziek het werk laat doen. Het openingskwartier komt wat afstandelijk over, maar dat ligt vooral aan de geluidsmix die weinig intensiteit herbergt. Op het podium staat een gedreven groep muzikanten op te treden en de nummers Blood In The River en Row Row krijgen de zaal aan het zingen en springen. Manuel is, hoewel zijn inzet aangedikt wordt door een hoop galm, zelf erg goed bij stem (zeker in vergelijking met eerdere optredens die ik van hem zag) en dit zorgt voor kippenvel tijdens het ontzettend knappe You Ain’t Coming Back dat met een R&B-allure als Autre Ne Veut het hart weet te raken. Even daarna, voor het van dakgoten gemaakte zegel van Satan dat achter de drumkit hangt, weet de onheilspellende Batushka-zang van Ship’s On Fire het publiek te hypnotiseren. Bij het eerste proef je de toegankelijke kant van Zeal & Ardor die zelfs je demente oma voor zich zou winnen, en bij het tweede zorgt de band er voor dat ze bibberend met haar bijbel in bed zou gaan liggen. Na een vlotte, doch ietwat alledaagse set laat de simpele afsluiter Baphomet doorschijnen dat het neerzetten van Zeal & Ardor als headliner van Complexity Fest 2019 tegelijkertijd een veilige en gedurfde zet was, en dat de organisatie dus is geslaagd in haar missie om een prikkelende line-up samen te stellen. (Pim)

(Zeal & Ardor)

Kapot, vermoeid en gesloopt verzamelen uw dienstdoende verslaggevers zich in de Second Hall. Aan mij de eer om de laatste band van de dag te verslaan. En wat voor één! De organisatie van Complexity Fest boekt hier gewoon even één van de meest mysterieuze en compleet doorgedraaide bands van de afgelopen jaren: The Armed. Wie wil weten waarom, kan het beste even dit, dit en dit lezen. Welke personen er vandaag de verknipte krankjorum-core van dit Detroitse collectief op het podium zullen gaan spelen, mag Joost weten, gezien niemand weet wie of wat er in deze band speelt. Maar doet dat er toe? Neen. The Armed’s leden zijn slechts een klein onderdeel van een muzikale twister die zich in vele vormen en maten uit. Vandaag is dat in een vijfmansopstelling. Althans, als je de twee publieksaanjagers niet meerekent. Ja, dat leest u goed: deze band neemt doodleuk twee personen mee wiens CV de tekst “moshpit aanzwierder in carnavalspak bij The Armed” bevat. De insteek is dus al direct duidelijk: de kakofonie die op plaat al briljant is, proberen te vertalen naar een live omgeving. Zou dat lukken?

(The Armed)

Wel, daar zal ik kort over zijn: ja, dat lukt. En niet alleen dat, het overtreft misschien nog wel de krankzinnigheid van het opgenomen materiaal. Mijn vermoeidheid maakt meteen plaats voor verbazing als de eerste tonen van Apperception mijn getrainde en het publiek zijn onwetende oren raken. Zanger du jour Randall Kupfer duikt direct het publiek in en verandert daarmee de hele vloer van de zaal in één grote moshpit. Ondertussen worden de naar de zijkant vluchtende toeschouwers stoïcijns terug de pit in geduwd door de eerder genoemde publieksaanjagers. Je moet en zal meedoen, anders donder je maar op. Dat ondervind ik even later zelf ook wanneer ik tijdens de tornado die Future Drugs is helemaal achterin de zaal wat aantekeningen op mijn telefoon probeer te maken. Nietsvermoedend kijk ik op, en tref ik de torenhoge en even zo brede zanger op een meter afstand van me aan. Nog voor ik besef wat er aan de hand is, word ik onder de arm van dit betonblok aan mijn nek de pit in gesleurd. Tsja, moet je maar niet naar je schermpje staan te koekeloeren. Ondertussen vormt zich op het podium een steeds dikker wordende mist die de muzikanten stukje bij beetje verzwelgt, tot er uiteindelijk niets meer te zien is dan een vijftal silhouetten die worden verlicht door een handvol recht op het publiek gerichte stroboscopen. Knap als je dit zonder te schuimbekken kunt bekijken. De blik afwenden is dus bijna vereist, maar dat deert niet, gezien het podium totaal irrelevant is. De zaal is waar het te doen is. Of althans, dat wat er nog van over blijft. De hele tent wordt namelijk compleet tot de grond toe afgebroken. Microfoonstandaarden worden gevaarlijk lomp het publiek in gesmeten (waarbij met name de fotografen het moeten ontzien), het regent volle glazen bier, er worden selfies genomen met de publieksaanjagers, mensen (waaronder enkele crewleden van het Patronaat en een verdwaalde fotograaf inclusief peperdure camera) pogoën woest heen en weer en raken verstrengeld in de microfoondraad van zanger Knupfer, die op zijn beurt weer als een bezeten maniak rondjes rent terwijl hij een willekeurige toeschouwer letterlijk met de voeten in zijn nek heeft hangen. Wat een bizarre beestenbende. En dan heb ik het nog niet eens gehad over de spastische artcore-waas die uit de speakers schalt tijdens dit alles, hetgeen net zo lijp is als dat wat er in de zaal gebeurt.

(The Armed)

Welke band kondigt er nu al voor zijn tour van start is gegaan zijn complete setlist aan via Instagram? Welke band neemt er nu twee moshpitaanjagers mee, gehuld in een moeraspak en een catsuit? Welke band brengt persfoto’s uit als deze, maar staat vervolgens met een andere line-up te spelen? The Armed is die band. Maar ook weer niet, want The Armed is helemaal geen band. The Armed is een idee. The Armed is een enigma dat misschien wel, of misschien niet oplosbaar is. The Armed is een krankzinnigengesticht dat je stiekem binnen lokt en je nooit meer naar buiten laat. The Armed is… God weet wat The Armed is. Misschien ben ik wel te dom om dit te doorgronden. Maar eigenlijk wil ik dat ook helemaal niet. Zo lang deze freakshow voortleeft, en er muziek uit voorkomt die compleet onvoorspelbaar is, waan ik me gelukkig in mijn onwetendheid. Wat ik wèl weet is dat iedereen die dit gemist heeft, de drie meest unieke en even zo geschifte kwartieren van de dag, week, maand en misschien wel het jaar aan diens neus voorbij heeft laat gaan. Ik ga al zo’n vijftien jaar naar concerten, en heb dus al heel wat mogen zien, maar zoiets absurds als dat wat er vanavond wordt vertoond nog nooit. Het is dan ook niet gek dat dit zich met een aanzienlijke marge er onder vestigt op de nummer één plek van mijn beste optredens van de dag. Wauw. Complexity Fest, probeer dit volgend jaar maar eens te toppen. (Niels)

 

Foto’s:

Jaap Kroon (Facebook/Instagram)

Datum en locatie:

16 februari 2019, Patronaat, Haarlem

Links: