Onder toeziend oog van Giambologna’s Hercules die de centaur Nessus overmeestert, prijkt er een indrukwekkende line-up op de poster van Soulcrusher III. Na drie edities voelt het festival als onmisbaar in het Nederlandse metallandschap en met zowel de internationale toonaangevendheid van Yob, Deafheaven en Dragged Into Sunlight als de lokale schoonheid van Wiegedood, Ultha, Phantom Winter en Hemelbestormer is het evenement met recht uitverkocht. Toch heeft dat succes een duidelijke keerzijde: doordat de line-up zo sterk is, is de kleine, Paarse Zaal bij ieder optreden benauwend vol. Zodoende gaat Soulcrusher III de boeken in als een festival dat niet alleen de geest verpletterde, maar ook het lichaam (zoals de uitgehouwen Hercules onder het Loggia dei Lanzi in Florence dat met het paardmens deed). De contra-intuïtieve les is wellicht dat in het vervolg minder gave bands in de Paarse Zaal geboekt moeten worden. Hoe dan ook, na een jaar keerde Zware Metalen-redacteur Pim weer terug en ditmaal werd hij vergezeld door collega Wouter en fotograaf Jurgen. Lees hieronder de uitgebreide verslaggeving van alle dertien spelende bands!
Soulcrusher III ondergaat een wat voorzichtige start met Frayle. Waar gitarist Sean Bilovecky op de studio-opnames verantwoordelijk is voor alle instrumentatie, lijkt op de planken alles om zijn (front)vrouw Gwyn Strang te draaien. In navolging van de sterke vrouwen in de scene (denk aan Chelsea Wolfe en Emma Ruth Rundle) wordt ook hier een dosis darkpop aangedikt met zwaardere gitaarriffs. Maar wat er ontbreekt bij Frayle is wellicht het allerbelangrijkste, en dat is een overtuigende zang. De fysieke vertoning van Gwyn, met aura van Coven-cultvrouw Esther “Jinx” Dawson en dik opgezette wimpers, mag er zijn, maar haar fluisterende zang wordt volledig overstemd door de slepende riffs. Zo blijft de verleidende zang van intronummer The White Witch onmerkbaar en blijkt dat in de studio de zang tijdens het nummer Things That Make Us Bleed toch wat veel bijgezet is door galm en gelaagdheid. Het volume komt nauwelijks boven de wederklank van de riffs uit en verliest daardoor de slepende aansluiting met het gitaarspel. De trip-hopperige sfeer wordt direct omarmd met de Portishead-cover Wandering Star, maar hier leren we voornamelijk de les dat Beth Gibbons een waanzinnig goede zangeres is. De dunne zang van Gwyn contrasteert daarom net zo sterk met de omhangende aangedikte instrumentatie als haar lange blonde haar met de zwarte kanten jurk en twee opgespelde zwarte rozen. Het geheel had nog gered kunnen worden door de spelende mannen, maar de instrumentatie behelst te weinig om het tekortschieten van de vocalen op te vangen. Na een krap half uur zijn alle nummers gespeeld (een EP en twee losse flodders) en slaakt het publiek een zucht van opluchting. (Pim)
(Part Chimp)
Wanneer ik de Rode Zaal inloop, word ik overladen door zinderende rockpassages waarbij gitaren gillen en een bescheiden drumstel aan gort geramd wordt. Part Chimp gaat Whores. en Heads. (waar komen al die punten toch vandaan?) voor in een line-up die minder gedomineerd wordt door metalen acts. In de kern voeren deze Britten namelijk sludgerige noise rock aan die verrassend helder en weinig fuzzy voor de dag komt. Het geheel komt daardoor ook wat mathy uit de hoek. Aanvankelijk heeft het drietal dan ook geen basgitaar nodig omdat beide gitaristen voor genoeg lawaai zorgen. Waar Frayle zojuist een gebrek aan diepgang moest maskeren met een verkleedpartij, hoeft Part Chimp niets te verdoezelen. Op eerlijke wijze, met de dubieuze, rode harembroek van de zangergitarist en kalende kruin van de drummer, wordt niets dan een instrumentale overdondering gebracht. De compromisloze, nietsverhullende noise rock hyperventileert een rusteloze speeldrift en wordt gespeeld tot de snaren het begeven en van de hals af bungelen. De gepijnigde instrumenten, vol butsen en slijtage, worden door tape bijeengehouden en houden de aandacht van het publiek tot het einde vast. (Pim)
(Phantom Winter)
Na even snel een kopje koffie gehaald te hebben, stuit ik op het eerste negatieve bijverschijnsel van het uitverkochte festival: de Paarse Zaal is in vergelijking met de Rode Zaal een stuk kleiner (zoals dat in Poppodium 013 of Effenaar ook zo is). Zelfs in het halletje achter de zaal is het dringen geblazen om iets van Phantom Winter mee te krijgen. Dat de zaal vol staat is op zichzelf niet verbazingwekkend: het Amenra-geluid is nog steeds mateloos populair en deze Duitsers haken daar op in, zij het op een iets ijzigere wijze. Het is echter niet helemaal eerlijk om deze band zo af te schrijven, want met ex-leden van Omega Massif is het aan de zijde van de Belgische grootheid meegegroeid. Verstoken van podiumlicht, met uitzondering van het van beneden schijnende blauwlicht dat direct uit de onderwereld lijkt te fonkelen, wordt de kleine zaal gevuld met venijnig sludgegebeuk en een weerkaatsende bas die de oren doet ploppen. Na tien minuten worden de eerste toeschouwers al weggestuurd door de lompe kwaadaardigheid, waardoor ik dichterbij kan treden en meegesleurd kan worden in de naargeestige sfeer. In het echt klinkt het vijftal een stuk dikker dan de ielige plaatproductie en overtuigen de tegenoverstaande zangers die laag en hoog naar elkaar werpen. De enerzijds voorts knarsende en anderzijds meeslepende post-hardcore houdt de Paarse Zaal in zijn greep. (Pim)
(Slomatics)
Tussen het Conan en Monolord van vorig jaar in ligt Slomatics. De modderige Roadburn-riffs, gehuld in wietgroen licht, maken meteen duidelijk waarom ik tijdens het opmaken van de schrijfverdeling deze band probeerde af te schuiven op collega Wouter. Het toeval wil zo hebben dat hij vertraging oploopt en dus is het aan mij om in de Rode Zaal te blijven staan. In positieve zin valt slagman Davy op die melodisch en uit het diepste van zijn longen de zang verzorgt. Hij doet dit ver van de microfoon af, waardoor een ver verwijderde oerkreet het optreden tekent, en vult de rest op met zijn showmannerige maniertjes door ijverig de duivelse hoorns de lucht in te steken en met zijn drumstokjes te spelen. Het trio heeft een indrukwekkende reeks aan versterkers meegebracht, maar de luide gitaren verdringen elkaar zodat een nondescripte brij ontstaat waar weinig in te herkennen valt. De plagerige, uitgestrekte nummers die helemaal stilvallen en dan weer opstuwen, kunnen mij aanvankelijk weinig imponeren. Na een half uur trekt het geluid gelukkig bij en kan ik uiteindelijk toch wegzakken in de moerassige riffs die zelfs het statige Times New Roman font doen smelten tot het logo van Black Sabbath als een klok van Dali. (Pim)
(Wiegedood)
Helaas gooit een ongeval roet in mijn planning en mis ik Slomatics. Gelukkig ben ik wel op tijd om als een sardientje in een blik in de Paarse (kleine) Zaal plaats te nemen om de verrichtingen van Wiegedood te volgen. Nou ja, volgen. Dit is typisch zo’n gevalletje “gelukkig hebben we de foto’s nog” (al zijn die ook weinig verhullend), want al wat ik zie zijn ruggen en achterkanten van hoofden. Gelukkig weet het drietal je muzikaal vanaf het begin bij de strot te grijpen. De geweldige nummers worden strak aaneen geregen waarbij alle hoogtepunten van drie delen De Doden Hebben Het Goed voorbij komen. Na een klein half uurtje begint er ook langzaam wat meer lucht te komen in de zaal die toch stilaan leger loopt. Uiteindelijk geeft dit wat meer zicht op het met rood belichte podium waar de heren al vanaf het begin de set haast roerloos op hun plaats zijn blijven staan. De afsluiting is enigszins geforceerd als het bandje met de vrouwenstem begint in het Russisch tijdens het einde van het laatste nummer. Het staat iets te hard in vergelijking met het geluid van de band en mist de sfeer van de muziek, maar vervolgens is het rennen naar de volgende band. (Wouter)
(Inter Arma)
Voor Inter Arma moet ik in de veel grotere Rode Zaal zijn. Wat een verademing is zo’n relatief lege zaal, die in vergelijking helaas ook wat sfeerloos is. Daarnaast is het geluid niet direct goed en duurt het een nummer of twee voor het geluid echt “los” komt van het podium. Maar als het dan zover is, sta ik gehypnotiseerd naar het zestal te kijken dat live een fantastische prestatie neerzet met deze enigszins vreemde jazz-infused black metal met space-invloeden. Als namelijk eenmaal de jazzy invloeden landen, word je meegevoerd in deze vreemde maalstroom die gelijktijdig een genot is om naar te kijken: de fratsen van een drummer in topvorm welke de boel tijdelijk even met één arm bijeenhoudt om zijn blikje drinken naar binnen te werken, of de geschifte solo die uit de muziek springt terwijl de rest van de band op een ander spoor zit. Maar net zo makkelijk komt er een melodieuze twinlead voorbij uit vervlogen tijden en een korte drumsolo voor er weer gezamenlijk los gegaan wordt. Inter Arma flikt het gewoon om hier direct een voorlopig hoogtepunt te noteren en uit de gesprekken van andere bezoekers kan ik opmaken dat dit zeker niet alleen voor mij geldt. (Wouter)
(Hemelbestormer)
Ik heb me zojuist compleet laten inpakken door het overmeesterende Inter Arma en dus sluit ik netjes achteraan aan bij Hemelbestormer. De magie van het Belgische post-metalbeest gaat vanuit de verte echter niet aan me voorbij. Collega Niels prikte onlangs door het nieuwe A Ring Of Blue Light heen, maar wat komt dit live goed uit de verf zeg! Daar heeft de dikke sfeerzetting van de prachtige geprojecteerde natuurbeelden, de twee cryptische logo’s naast het drumstel en de synthgeluiden ongetwijfeld iets mee te maken. Hemelbestormer voert in de opbouw prille post-rockriffs aan, maar komt metalig uit de hoek zoals God Is An Astronaut dat live ook doet. En in plaats van een heldere en wonderschone climax, stuwt het viertal door naar een zwaardere doomverdieping. Ik kijk vanuit het midden achter de mixtafel toe en voel de zware snaaraanslagen trillen in de bar waar ik tegen leun. Vooraan zie ik louter meeknikkende hoofdjes op de instrumentale monoliet die alle aanwezigen in een eenzame satelliet door de ringen van Saturnus, voorbij supernova’s en in zwarte gaten meevoert, op weg naar de hemel. (Pim)
(Deafheaven)
Over de muziek van Deafheaven is al veel gezegd en met vier albums op zak is de verdeling wel redelijk opgemaakt. Je hebt de lovers en de haters. Om er maar direct eerlijk in te zijn: ik kan er weinig mee, maar zal proberen met een open geest erin te gaan. (Klik hier voor een recent concertverslag van een devoot van Deafheaven.) Gelukkig zorgt de aanstellerige podiumpresentatie van de zanger dan niet voor nog meer irritatie. Deze kruising tussen Hans Teeuwen en Wout Weghorst werkt met z’n maniertjes enorm op de zenuwen nog naast het feit dat hij zich het gehele optreden bedient van één en dezelfde scream met een bak effecten. Dit neemt overigens niks weg van de kunde van de muzikanten die het podium bevolken. Deze laten de nummers met speels gemak uit de instrumenten rollen waarbij ook het geluid vrij goed staat afgesteld (hoewel dit een beetje afhankelijk is van de positie in de zaal). Tijdens de show spelen er kort wat kleine technische problemen waardoor één van de gitaristen haast een minuut weg valt, maar dit wordt wel vakkundig opgevangen door de overige heren. De show klinkt als een klok en ook het overdreven gedrag past bij muziek die soms net zo plastic en subtiel is als een Amerikaanse Ford F150, een van de meest bekende subtiele boodschappenwagentjes uit de U S of A. Dat ik dan aan het zuurpruimen ben over de muziek wordt absoluut niet gedeeld door de enorm volle zaal, het uitpuilende balkon of het klaterende applaus na afloop. De liefhebbers van Deafheaven krijgen bevestigd wat ze al wisten en de haters zullen in het café de speciale menu- en bierkaart voor deze dag doorgewerkt hebben. (Wouter)
(Whores.)
Met opgestoken middelvinger en gierende dissonanten waar geen touw aan vast te knopen is, komt Whores. het podium op. Zoals eerder vandaag maken de drietallen op Soulcrusher het meeste lawaai. De gitaren vliegen tijdens introductie Fake Life door de lucht en ademen recalcitrantie uit. De opzwepende grooves waren in een ander universum van Rage Against The Machine gekomen en de onlosmakelijk verbonden opgefoktheid overlapt met de woedende post-punk van IDLES. Een nummer als Shower Time klinkt zelfs eventjes als de mathcore van The Dillinger Escape Plan. Zanger en gitarist Christian Lembach snuift als een solliciterende Brett Kavanaugh en zoekt het randje van het podium op om het publiek uit te lokken. Dit is muziek waarbij het bier door de lucht hoort te vliegen, maar het beleefde publiek stond zojuist bij het gelikt-Amerikaanse Deafheaven en dus is van losbandigheid geen sprake. De noise rock wordt in een afgeladen volle zaal onthaald met een gereserveerdheid waar men zelfs in Japan van op zou kijken. De lyriek “All you dumb fuckers / Asleep on your feet” wordt letterlijk in het gezicht van iedere toeschouwer gespuugd, maar een normoverschrijdende tegenreactie in de vorm van een pit, stagedive of welk teken van leven dan ook blijft uit. Whores. levert zijn visitekaartje af, maar het publiek blijkt jammer genoeg niet receptief. (Pim)
(Yob)
Al voordat Yob van start gaat, is het het gesprek van de dag. Wat gaat er gespeeld worden? Als het maar niet teveel van het laatste album is, want bijna iedereen is het er over eens dat dit niet het sterkste werk van de band is. Het duurt te lang, mist focus, de riffs pakken niet en ga zo maar door. Wat zal dan de verbazing groot zijn dat de helft van de set bestaat uit het laatste album, waaronder de eerste twee nummers die in dezelfde volgorde op Our Raw Heart staan. Ablaze en The Screen lijken in de live uitvoering echter wel geheel op hun plaats te zijn. Waar het eerder als langdradig of gezapig werd neergezet, spat er hier de urgentie vanaf en past het perfect bij een oudje als Ball Of Molten Lead dat hierna volgt. Zanger en gitarist Mike is energiek als vanouds en het is weer wonderlijk om te zien en te horen wat hij allemaal tevoorschijn tovert uit zijn gitaar. Daarbij zorgt de drummer voor een enorme solide basis waarbij alle slagen perfect raak zijn en hard doorkomen en vult de bas de riffs met exact de juiste feel.
(Yob)
Het is dan ook deze prestatie die er voor zorgt dat het publiek zich met de ogen gesloten in vervoering laat brengen. Na The Lie That Is Sin wordt er ruim de tijd genomen door Mike om zijn dankbaarheid uit te spreken. Hierbij is het contrast tussen zijn woeste uiterlijk en de kwetsbare voorzichtigheid in zijn stem weer geweldig om te zien. Dit is iemand die oprecht blij is en er geen verplicht nummertje van maakt. Hierna volgt dan de schoonheid van Our Raw Heart, mogelijk het meest softe nummer dat de band ooit gemaakt heeft, maar perfect passend voordat er afgesloten wordt met het geniale Burning The Altar dat door velen in het publiek het favoriete Yob-nummer wordt genoemd. Deze Amerikanen zijn hier dan ook verantwoordelijk voor hét hoogtepunt van de dag, waarvan ik niet verwacht dat dit nog overtroffen gaat worden. (Wouter)
(Ultha)
De Duitsers van Ultha mogen aantreden in de Paarse Zaal en naar dit optreden heb ik uitgekeken. Met de release van The Inextricable Wandering een dag eerder verwacht ik dan ook dat dit het grootste deel van de set zal beslaan. Er wordt geopend met een nummer dat mij niet direct iets zegt. Later blijkt dat ik het thuis moet brengen op het (mij onbekende) debuut. Het slechte geluid zorgt er voor dat het wat rommelig en flets klinkt. Dat dit gebeurt bij een band die het moet hebben van subtiliteiten in het gitaarspel is natuurlijk funest voor een optreden. Hierdoor mist de opener dus ook alle kracht en op een setlist van drie nummers heb je weinig tijd om het publiek weer terug te winnen. Als tweede komt het geniale I’m Afraid To Follow You There voorbij, maar ook hier heeft de band nog te lijden onder een iets te slordige vertolking. Het wordt langzaam beter, maar je moet bekend zijn met de muziek om nuances terug te horen. Als dit ook met het van Converging Sins afkomstige Fear Lights The Path (Close To Our Hearts) gebeurt, kan je niet stellen dat er hier goede zaken zijn gedaan als het over zieltjes winnen gaat. Deze afsluiter komt wel het beste over, maar als de zaal inmiddels al voor de helft leeg is, komt dit te laat. Spijtig genoeg moet ik dan ook toegeven dat Ultha mijn hooggespannen verwachtingen niet heeft waargemaakt. (Wouter)
(Heads.)
Als laatste pak ik dan nog even Heads. mee in de grote zaal. Dit Duits/Australisch trio is door toedoen van Dragged Into Sunlight naar het grote podium verhuisd, wat duidelijk iets aan de grote kant is. Duidelijk te merken is dat ook de muzikanten nog wat zoekende zijn in hun bewegingen. De zaal is behoorlijk leeg, maar de inspanningen van dit drietal verdienen absoluut meer. Het is muzikaal gezien een beetje een vreemde eend in de bijt met de noise/rock-combinatie die behoorlijk catchy is, maar het gros van de mensen die bij het begin de zaal betreedt heeft, blijft dan ook tot het einde staan. In tegenstelling tot mederedacteur Pim en mijzelf zijn sommige mensen expres gekomen voor juist deze bijzonderheden in de line-up van vandaag, voor zover de rest van de line-up nog niet bijzonder genoeg is. Na een half uurtje is het optreden voorbij en hebben de heren een compliment verdiend. Waar Ultha een negatieve verrassing was, is dit absoluut een positieve verrassing! (Wouter)
(Dragged Into Sunlight)
Op eigen verzoek op een kleiner podium en op een later tijdstip spelen, het komt wat elitair over. Vanwege de te halen laatste treinen zijn er daarom ook maar weinig mensen over om van de geseling die Dragged Into Sunlight is te genieten. Toch zullen zij die dit optreden missen opgelucht zijn over de boodschap dat het vijftal hier een vergeetbare show neerzet. Zoals gewoonlijk prijkt in het midden van het podium een bewierrookte standaard die als een kerstboom versierd is met opgehangen botten en schedels. De kaarsen wapperen in de storm aan podiumrook door een basgitaar die rondspangt zoals we het sinds None So Vile van Cryptopsy niet meer gehoord hebben. Stikkend in (wier)rook worden de aanwezigen omringd door de meest angstaanjagende elementen van de heftigste metalen subgenres. Black, death, doom, grindcore, war, sludge: alles gaat in de blender. Maar door alle opsmuk gaat het eigenlijk nauwelijks meer over de muziek. Belangrijker lijken namelijk de stroboscopische epilepsie, de inmiddels overbekende samples van seriemoordenaars die aan het woord zijn en de met de rug naar het publiek toegekeerde bandleden. (De laatste stap is om ook de drummer de andere kant op te laten spelen.) De lastig ontcijferbare brij en het gepijnigde gemurmel razen gretig voort onder een moffelend kleed, maar deze overdreven bruutheid die zonder knipoog gebracht wordt, heb ik wel eens urgenter uit de hoek zien komen. Nu komt het geheel wat routineus over, hoe belachelijk intens de totaalbeleving dan alsnog is. Ik ben inmiddels een beetje over de gimmick heen en dus ren ik zonder spijt mijn laatste trein tegemoet. (Pim)
(Dragged Into Sunlight)
In 2019 maakt Soulcrusher zijn terugkeer voor de vierde editie op 5 oktober. Details zullen spoedig volgen.
Foto’s:
Jurgen van Hest (Jvh013Photo)
Datum en locatie:
6 oktober 2018, Doornroosje, Nijmegen
Link: