Summer Breeze dag 4: Slotspektakel

Voor de vijfentwintigste keer palmde Summer Breeze het plateau van Dinkelsbühl in. Een XL-jubileumeditie, met het grootste programma dat het Duitse allround metalparadijs ooit bij elkaar raapte. Daar moesten we als graag geziene stamgast gewoon bij zijn. Zoals steeds combineerden we tijdens dat bezoek gekende acts met enkele tabula rasa gokjes. Op de laatste dag bleek er nog heel wat venijnig spektakel in de staart te zitten.

Voorbije nacht hield het dan toch enkele uren op met regenen, zodat we onze tent droog kunnen afbreken en inpakken. Net op tijd, want in de namiddag gaan de hemelsluizen opnieuw massaal open. Het enigszins doorwaadbaar geworden terrein verwordt daardoor andermaal tot een kleiparcours. We vermaken je graag met de omschrijving van hoe iedereen daar als een pasgeboren giraffenjong op een ijspiste doorheen staat te ploeteren:

Je zakt tot aan de enkels in de zuigende kleiblubber. Aan elke stap gaat dus al een krachtinspanning vooraf om de voet daaraan te onttrekken. Zet je die neer, riskeer je zomaar op een onzichtbare kluit te stappen, waar je zonder pardon op uitglijdt. Zwaaiend met je armen en manoeuvrerend met je romp probeer je je evenwicht te bewaren en ruk je je andere voet los. Ook die belandt negen keer van de tien op een onstabiele plek, zodat ook die stap je ten gronde dreigt te richten en zo moet je je dus op één of andere manier van podium naar podium zien te krijgen.

Net voor de middag is het zoals gemeld nog wel mogelijk om zonder er als een gehandicapte uit te zien naar een zonovergoten T-Stage te gaan. “We hebben de zon meegebracht”, grinnikt een vrolijk en vlot interreagerende zanger. De Spaanse springveerthrash van Crisix glimt inderdaad als zonnestralen op een lemmet. Het wemelt van de middelpuntvliedende riffravissantie boordevol zwierse melodiehaken. Een kaarsrechte drumbeat slingert de mid tempo passages met een soort Neue Deutsche Härte-allure precies op de tel en het beukt als een stier op een toreador.

Vergeefs hopend dat er nog één inzit, storten de eerste rijen zich op de pizzadozen die de enthousiaste Spanjaarden in die richting frisbeeën. Eén van de gitaristen zet zich in het middelpunt van de circle pit en komt daar beter van af dan zijn collega van Mass Hysteria eergisteren. Net over halfweg de set verwisselen de bandleden van instrument en schudden daar een verbazingwekkend goed gespeelde covermedley uit. Aan het scanderen van de groepsnaam te horen, heeft Crisix hier zomaar het beste thrashoptreden van het festival verzorgd.

Twee weken geleden deelde Infected Rain nog het podium van The Jack in Eindhoven met yours truely, vandaag staat het gezelschap als eerste op main stage. Wanneer de Moldavische schone Lena Scissorhands crowdsurfers vraagt, dan duurt het geen 10 seconden of ze kruipen met tientallen tegelijk de dranghekken over. Ze weet natuurlijk perfect hoe ze net wat meer gedaan moet krijgen, maar naast haar lichaam is de zangprestatie van Lena weer puntgaaf. Van de angelische heldere noten mist de geelharige vonk er misschien twee, de screams zijn zo krachtig dat veel testiculair materiaal opnieuw instijgt.

Terwijl Lena op de barricades gaat staan om de crowdsurfers allemaal aan handje te geven, werpen de vier andere muzikanten al evenveel lijf en leden in de strijd om de moderne blend van wilde grooveriffs, slagkrachtige industrial en gladde metalcoreplattitudes van energie te voorzien. Dat is nodig, want op zich heeft de metal van de Moldaviërs weinig grip en nog minder variatie. De andere energie voorziet de zon, die er kennelijk voor zorgt dat een mooi opgekomen publiek de circle pit over het hele voorsteven spreidt. Wie dacht dat er na regen (geïnfecteerde of niet) nog meer zonneschijn ging komen, dacht verkeerd.

Op vorige edities pasten ze nooit in het schema, maar verrassend snel na Infected Rain lukt het dit keer wel om Nekrogoblikon mee te nemen. Krijgen we daar even spijt van! Stomdronken om 12u30 ‘s middags staan de Amerikanen, glazig uit de ogen kijkend,  te waggelen op het podium. Dat ze zo snel klaar zijn is logisch: ons maak je niet wijs dat hier een soundcheck aan vooraf gegaan is. Onaanhoorbaar is het. Een irritant geruis laat elk aanraking van een instrument klinken alsof er een gootsteen in een bak met schelpen valt. Enkel de fanfare-achtige interventies van de keyboard komen kraakvrij tot uiting en dat is meteen het enige wat daarover te vertellen valt.

Wij dachten dat de goblin ook effectief een instrument zou bespelen, maar hij loopt er gewoon wat tussen als een dikke gebochelde cheerleader. Tot slot kraken en piepen de dronkemansgezangen onder de nadorst. Na anderhalve minuut hebben we er genoeg van. Het is bijna logisch dat het uitgerekend tijdens deze vertoning – wij noemen zoiets geen optreden, het is een schande dat deze mensen hiervoor betaald worden – opnieuw begint te regenen.

Moesten we hout, werktuigen en handige handen ter beschikking gehad hebben, we zouden een ark beginnen bouwen zijn. Zo grotesk is de zondvloed die Summer Breeze overspoelt tijdens Analepsy. Vanzelfsprekend is het optreden van de Portugezen verpest nog voor ze hun eerste growl gegrommeld, hun eerst maagburrel geprutteld en hun eerste wervelkolommen hondsbrutaal in wervelrijen getransponeerd hebben. Hoe destructief de deathmetalverkappingen ook uit hun garelen barsten en hoe doortastend de blast- en basdrum dat erosieve snaargeweld ook naar fanatische massacreertempo’s drijft; op her en der een groepje na is er nauwelijks beleving.

“Enorm respect voor wie hier in dit hondenweer staat”, klinkt het bedeesd, want je ziet  het spelplezier bij Analepsy wegebben bij elke liter luchtvocht die het kleikluwen draineert. Al moeten we daaraan toevoegen dat de begeestering een week later op Death Feast, in perfecte weersomstandigheden, moeilijk op te merken was. In ieder geval pikken  de weergoden er na Benighted gisteren alweer een brutal deathmetalband op het T-Stage uit. Het zijn geen deathmetalfans daarboven.

Bands uit de Benelux zijn dun gezaaid dit jaar, maar op de vierde dag krijgen we er eentje. Terecht, want er is niemand in de Belgische underground die het Temptations For The Weak niet gunt hier te staan. Vorige week walsten ze Alcatraz al eens plat, nu is Summer Breeze aan de beurt. Hun type groovy metalcore is hot in Duitsland, al houdt hun naamsonbekendheid veel volk weg. Niettemin vuren de heren verkwikkende grooveriffs in swingende salvo’s door de tent.

Zowel de strikt gecoupeerde basdrumbaseringen als de lossere slagrotaties zouden de boel daar gemakkelijk in zwang moeten draaien, maar net als die van ons zijn de knoken van de nieuwsgierigen wellicht net wat te doorweekt. Sfeer en gezelligheid konden om die ellendige reden dus beter, maar onze vertegenwoordigers hebben hier wel getoond wat ze kunnen. Nu is het aan de boekers.

Puur om die deathmetalhatende weergoden te pesten, staat de volgende brutal deathmetalband droog onder de tent. Althans, dat zou je verwachten. Eerst toch maar even zeggen dat er – vooraleer de weergoden zich er nog eens mee moeiden – een stuk meer Sturm und Drang achter de slambombardementen van Acranius zit dan onze vorige ontmoeting. Meer tempovariatie, waar het vorige keer vrijwel allemaal traag en zwaar bleef. Beide kortgebroekte gitaristen drukken hun beestachtig zwaar getunede zevensnarige houtklompen tot op de grond om elke slambeving toch maar zo diep mogelijk de aardkorst in te drukken. Twee zangers baggeren de vliezen uit hun longen en Carnal Decay-slagmachine Basti strooit met blast- en basdrumhagel die de neerslaande regendruppels in snelheid evenaren.

Totdat de stroom plots een eerste keer uitvalt. De band zet het nummer met alleen hoorbare onversterkte drum door en de technici krijgen de elektriciteitsvoorziening tot gejuich van het publiek nog één keer aan de praat. Maar dan, net op het moment dat één van de zangers met “oh shit” een breakdown aankondigt, begeeft de geluidsinstallatie het nogmaals. Vlijtige en haastige crewleden die met kabels jongleren ten spijt, weigert het ding dienst en dan zou je toch haast medelijden krijgen met de machteloos staande band. Het publiek steekt hen een hart onder de riem en begint één of ander lokaal volkslied te zingen. Snel nog de foto vanop het podium nemen en dat was het dan voor Acranius. Zoals een correcte verslaggever betaamt, gingen we informeren bij de technische toren naar de oorzaak. Wat denk je: “Wasserschaden, we moeten een andere stroomgenerator aanleggen voor de volgende band die hier speelt.” De weergoden winnen weer!

Nat tot op ons ondergoed, stellen we vast, na één van de vele tussenstops bij onze nieuwe vriendin aan de Camba Bavaria craft beer stand (we bekennen, ze hebben ons hier een gratis Bavarian Summer IPA voor gegeven, maar neem het aan van een bierfreak: het is écht een goeie), dat er opnieuw stroom is en dus kan de piepjonge punkband Lüt vol gas gaan. Enthousiasme ten top bij de Noorse spring-in-‘t-velden, waarvan de zanger wegens te korte kabel net niet tot aan de PA geraakt, maar er wel eizona enkele moshers mee wurgt.

Oprecht blij zijn ze. Als je ons zou zeggen dat deze kerels morgen herexamen hebben maar hier eerst nog gauw even een setje komen geven, we geloven het direct. Net omwille van die jeugdigheid, houdt Lüt de raggende scheurakkoorden en vierstemmige samenzang straal voorspelbaar. Rechttoe rechtaan. Daardoor heb je het snel gehoord en moet je als kritische berichtgever toch afvragen of dit niet nog wat te vroeg was voor een festival van deze omvang.

“We hebben nog enkele shows te doen deze tour maar het lijkt ons duidelijk dat we deze niet meer gaan overtreffen.” Marcus is hoorbaar onder de indruk van de aanblik van een propvol festivalterrein. Er is geen doorkomen aan om zelfs nog maar een plek voorbij de PA-toren te bemachtigen. Toch organiseert het Duitse publiek zich om vier breed uitgestrekte walls of death neer te zetten. Elke van de drie de gedeeltes, waarin de zinloze rijen dranghekken de zone voor het hoofdpodium opdelen, heeft zijn eigen circle pit, die zodanig uitgeblubberd is, dat ze zonder de in de eerste alinea omschreven manier van voortbewegen toegankelijk zijn. Moeten we nog twijfelen of Heaven Shall Burn een moderne en daardoor relevantere headliner is voor metalfestivals van deze schaal?

Het decor alleen al is een meesterwerk. Een 3D-fotografische achterbanner van een gebombardeerde stad is op het podium uitgebouwd met echte ruïnes, waarin lichtbakken gebouwd zitten. Ronde grote spots met kleinere lampjes rondom hullen de bühne in nog meer lichteffecten. Meer naar voren vervolledigen zandzakken en  friese ruiters het rekwisietenassortiment. Als letterlijke klap op de vuurpijl volgen perfect op de muzikale climaxen gesynchroneerde pyrobombardementen het melodieuze inferno dat de band opvoert tot op de milliseconde. Vlammen, vuurwerk, kleurenfakkels knallen samen of apart uit het voor- en achtersteven en vormen een magistraal geheel.

Zichtbaar genietend toveren de gitaristen hun melomagie uit de snaren. Doortastende notenformaties harmoniseren halfweg de riff en barsten open in triomfantelijke tremeloheroïek (Amon Amarth, iemand?). Tonnenzware basdrumbetonneringen effenen de paden voor bulldozerende pantserwagenriffs, waar de oxiderende screams en gespierde grunts vuurkracht aan toevoegen. Een grandioos spektakel, maar helaas doet de schijnheiligheid van enerzijds hun statements tegen totalitarisme en anderzijds de erkenning dat er een pandemie zou geweest zijn, er een klein beetje afbreuk aan.

Weer onder de tent, installeren twee rijpere mannen zich met een staak Bengaals vuur (één exemplaar brandt niet) in beide handen op de voorpost. Zodra de fakkels zijn opgebrand, betreedt Born From Pain het podium. Onmiddellijk beginnen de hardcoreveteranen aan hun festijn van bruut optrekkende moshriffs, die de deur droog inbeuken en dan gelijk de ramen en de kuisvrouw ook maar aan splinters trappen. Ondanks hun grijze haren, slaat de groovemotor zonder verpinken aan en rifft de weinige graszoden die er nog zijn aan flarden.

Genrekenners mogen we onszelf niet noemen, maar dit is nu eens hardcore naar ons hart. Alleen al de kunst om met één simpele ritmeschakeling eenzelfde riff plots bikkelhard door te drukken maakt stilstaan onmogelijk. Er lijkt op een gegeven moment iets mis te lopen met de zangmonitor en dat leidt tot enkele boze interacties aan het adres van de stagehand, maar de integriteit spat gewoon van de geborstelde roep af wanneer die zich aan het muziekgerelateerde adres fulmineert. Meermaals wijst de man met de micro op het respect voor de scene (“We hebben met Heaven Shall Burn in de kleinste krochten van Duitsland gespeeld en nu staan zij daar en wij hier”).

Doorweekt tot op ons gebeente, met volledig gevoelloze voeten die in schoenen zitten die voor de vuilbak zijn en totaal geradbraakt na alweer vier dagen fysieke roofbouw, rapen we ons nog één laatste keer samen. Van onze favoriete cyborgs (niet dat we er zoveel kennen) van Cypecore weten we immers nog van vorige keer dat het meer dan de moeite zal zijn. Ook de in predator-harnassen met oplichtende oranje borstlampen gehulde humanoïdes hebben Bengaals vuur bij, net als een rookgeweer, gewichtgeactiveerd rookplatform en vele rookpilaren die het podium in witte mist hullen. Daarachter krijgen de grote spots en de borstlampen een extra desolate schijn.

In een titanium geluidsmuur boort de industrial death metal beestachtig barbaarse snaarmetallurgie onder de krachtige zanglijnen en ranselende ritmiek. Zowel een ruwe smeeroliegrunt als een expressieve cleane Slipknot-korstrefreinen raken de toon majestueus en injecteren nog meer drive. Cybernetische mechanica flitsen en pulseren mee op de energie-impulsen. Op de neurofibrillaire basdrumkadansen met halfautomatische notensalvo’s knispert de hi-tech er melodieuze electroshocks tussen. Met robotische precisie perst de levende drumbatterij (ze zitten hem via een hoofddeksel met acht kabels tegelijk op te laden) ze strak bij elkaar. Een episch slotstuk van Cypecore, dat dringend eens naar onze contreien moet.

Datum en locatie

20 augustus 2022, Dinkelsbühl, Duitsland

Links: