Menig zware festivalganger heeft er lang naar uit gekeken, maar kijk, twee jaar later dan gepland is ze er dan: de vijfentwintigste editie van Graspop Metal Meeting! Dit zilveren jubileum wordt gevierd met op de hoofdpodia een berg aan grote namen. De bezoeker die op zoek is naar die kleine momentjes van duister geluk wordt dan weer op zijn wenken bediend op de andere podia. En natuurlijk, in deze onzekere tijden haakt er ook nog wel eens een band af, maar er blijft nog meer dan genoeg te horen en zien op de soms zinderend hete weiden van Dessel. Zware Metalen vaardigt schrijvers Michel Peeters en Michiel Hoogkamer af. Collega’s Maud van Durme en Niek van de Vondervoort zijn er ook en springen niet alleen in de pit maar ook bij. En zo komen we nog een heel eind. Op deze vierde dag onder meer tot aan Destruction, Sepultura, Deftones, Deep Purple en Sabaton.
Lees ook ons verslag van donderdag 16 juni, vrijdag 17 juni en zaterdag 18 juni!
Thunder (South Stage, Michiel)
Kijk, dat is nog eens lekker wakker worden zo met Thunderstruck over speakers die duizend maal groter zijn dan wat je thuis hebt staan. Als het nummer dan blijft hangen bij het herhaald “Thunder!” weten we dat de eerste band van het hoofdpodium in aantocht is. Wij zijn dus wakker, maar we constateren dat we nog niet met veel zijn. Dat Graspop Metal Meeting inmiddels aan zijn vierde dag toe is, zal er vast iets mee te maken hebben. Dat het Engelse Thunder ooit kort voor de drempel van de grote doorbraak stond maar net de voeten niet hoog genoeg kon optillen zal misschien een andere factor zijn. Want eens – in die korte periode dat hardrock, metal en grunge samen heersten (inderdaad toen Thunderstruck uitkwam) – rook de band aan hitparadesucces met de ballade Low Life In High Places, maar dat is inmiddels ruimschoots “opa vertelt”.
Het is dan ook niet heel vreemd dat de band vandaag in alle vroegte als eerste de hoofdpodia betreedt. Vervelend is het ook bij lange na niet want de prettig Zeppelin-achtige riff van opener Last One Out Turn Off The Lights zorgt gelijk voor een goed humeur, ook al omdat de gitaar verrassend hard in de mix staat. Zanger Danny Bowes is ook voor zonsondergang al prima bij stem en loopt als ware hij Michael Bublé relaxed vingerknippend over het podium. Met een grote smile op zijn gezicht zet hij de mensen die wel zijn komen opdagen (en dat worden er toch wel wat meer) aan tot klappen en meezingen. Dat laatste doen ook zijn bandleden, want meermaals valt op hoe goed (ook) de achtergrondvocalen klinken. Kwaliteit te over dus tot aan de net iets te feestelijke afsluiter I Don’t Want Your Dirty Love (je moet de boel daar af en toe ook eens wassen!). Het is typisch zo’n nummer dat in een licht alcoholische waas net even beter tot zijn recht komt.
Naglfar (Marquee, Michiel)
Het eerste deel van de naam van onze site indachtig lopen we tussendoor toch ook maar even door naar de Marquee waar Naglfar de duisternis aanzet. De eerlijkheid gebiedt me te melden dat ik de band vooral van naam en genre ken, maar de nadere kennismaking bevalt goed. De titeltrack van het laatste album (zo werd het toch aangekondigd) maakt direct duidelijk wat je van de band mag verwachten. Rappe drums, melodieuze black leads en een epiek die vraagt om samenzang (de frontman trouwens ook). Zanger Kristoffer W. Olivius lijkt zijn screams uit zijn tenen te moeten halen en het zweet gutst van hem af. Met je ogen dicht klinkt het echter alsof het de band vrij gemakkelijk afgaat.
De frontman voelt kennelijk ook aan dat er op deze dag 4 wat meer gevraagd wordt en doet zijn best de aanwezigen een voor een aan te wijzen en indringend aan te kijken. Duik dan nog maar eens weg! Zij manische uitstraling steekt mooi af waarmee de grijs gecoupte gitarist bijna industriële accenten legt onder de warmere gitaarlijnen. Oké, het geluid is soms wat kaal, maar verder denken we een goed Naglfar te zien. Een deel van het publiek zal het daar zeker mee eens zijn getuige het luid meegeroepen “hé hé hé!”
Bütcher (Marquee, Michiel)
Waar die andere Belgische trots zo dadelijk op het hoofdpodium mag aantreden, gaat Bütcher zijn ding doen in de Marquee. Wat zijn ding is? Kijk gerust even hier voor een eerste indruk. En hoewel we de titeltrack van het laatste album 666 Goats Carry My Chariot zelfs als groot Bathory-fan nog steeds wat lang vinden, kunnen er inmiddels nog wel een paar punten bij. En dat geldt sowieso voor de liveoptredens van deze snelheidsmaniakken. Visueel gaan we terug naar 1984 met spandexbroeken, spikes, een zonnebril groter dan je hoofd en een fraaie witte thrashgitaar. Maar oubollig wordt het nooit, al is het maar omdat zanger R Hellshrieker uit zijn ogen kijkt alsof hij daadwerkelijk van het podium te springen om je te “headbutten” als je nu niet mee gaat bangen. Zo’n frontman zien we graag in de weer! Charmant is ook het vuurwerk op het podium dat eerder wat weg heeft van sierpotten dan van de knallende pyrotechnieken die menig ander band inzet. Kwestie van een eigen smoelwerk hè!
De muziek is dan weer zwaar geworteld ergens tussen – zeg – Judas Priest en de eerste albums van Metallica maar wordt wel een stuk smeriger gebracht, compromislozer ook, vooral in de zang en de vaak woest doorketelende drums. Het Master-shirt van een van de bandleden spreekt wat dat betreft boekdelen, net als het Candlemass-teken aan de andere kant van het podium want in de trage stukken van 666 Goats Carry My Chariot hoor je zo’n fraaie nukkige, maar makkelijk meeneuriebare riff die zo uit de hersenpan van Leif Edling ontsproten zou kunnen zijn. Helaas doet het ietwat ondefinieerbare geluid in de Marquee een beetje afbreuk aan al die herkenbaarheid. Na een korte break gaan de schuiven echter steeds meer de goede kant op en is het genieten van hogere tempi en lekkere meezingrefreinen. Wanneer de band aan het eind van het optreden denkt te zijn gekomen, blijkt er nog tijd voor “een kortje”. Het wordt Speed Metal Attack waarin de drummer nog even zijn laatste restjes energie stopt. Aan het zuurstof maar jongen!
The Great Old Ones (Marquee, Michiel)
De grote Cthulhu-afbeelding op de microfoonstandaard, de tentakels op de instrumenten en de naam van deze Franse band laten aan duidelijkheid niets te wensen over. Het grote doel is hier om De Grote Ouden te wekken om weer over de aarde te regeren zoals zij dat, in ieder geval toch volgens H.P. Lovecraft, deden aeonen voordat de mens bestond. Daartoe worden naast drums en basgitaar ook drie gitaristen ingezet om er zeker van te zijn dat de geluiden van aanbidding diep genoeg de aarde binnen dringen. Waar veel bands toetsen inzetten om de accenten te leggen is het hier de derde gitaar die deze rol pakt. Het amalgaam van stijlen waar de band vervolgens toe komt is even eclectisch als pakkend. Een rustig (bijna) post-black stuk dat doet denken aan het nu toch jammerlijk op zijn laatste benen lopende Secrets Of The Moon, wordt opgevolgd door een stevige deathmetalriff waar hoog over een fraaie melodie scheert. Die is gelukkig ook steeds beter te horen in de lange epische stukken waarin de achttien dunne snaren volop benut worden.
Voor Of Dimensia gaat de frontman ons, gehuld in een grote kap, prevelend voor in een gebed van waanzin. In dit nummer zijn de breaks met diepe drums uiterst effectief. Wel lijkt het erop dat de geluidsinstallatie nog wat bedenkingen heeft bij het doel van deze ceremonie en zich inhoudt met het uitdelen van volume. Voordeel is wel dat alle instrumenten prima te onderscheiden zijn en dat is wel eens anders is bij bands met drie gitaristen. Kijk heel erg ‘trve’ is het vermoedelijk niet, maar wel mooi opgebouwd en prachtig theatraal zonder te vervallen in Eftelingmuziek. Dreams Of The Nuclear Chaos trekt er dan juist weer zo woest vandoor als de titel doet vermoeden met een drummer die klinkt als een nagelpistool op standje “are you nuts”. Wanneer de nagels op zijn volgt dan toch weer zo’n meeslepend middenstuk waar de band patent op lijkt te hebben.
Heel soms doet een liveoptreden je een band of een plaat pas echt snappen. Dat ik de laatste van The Great Old Ones na dit overtuigende optreden al vaker heb beluisterd dan in de bijna twee jaar dat de plaat hier in de kast staat, zegt wat dat betreft wel iets.
Destruction (Marquee, Michiel)
Met een fraaie backdrop van de hoes van de laatste plaat en de ‘Mad Butcher’ in een veld van lekkend nucleair afval is de (thrash)toon gezet. Het is tijd voor Destruction om eens te laten horen hoe thrash gespeeld moet worden. Energiek en authentiek met daarin nog steeds dat gevoel van de jaren ’80 toen het genre nog nieuw en opwindend was. In een modern en vol geluid gebracht, dat wel. Al bij het eerste nummer Curse The Gods is het volop voetjes van de vloer op die doormalende Slayer-achtige riff en loeirappe solo’s waarin geen noot gemist lijkt te worden. Nu voelen we wat we gisteren bij Megadeth – in dat lekkere zonnetje – een klein beetje gemist hebben: felheid en agressie. Die laatste twee zitten ook in de stem van zanger/bassist/bandleider Schmier die de hoge gillen in Death Trap met bewonderenswaardig gemak brengt. Het is alsof de tijd geen vat heeft op zijn luchtpijp.
Nailed To The Cross uit 2001 wordt zo mogelijk nog enthousiaster ontvangen dan het echt vroege werk. Met Duitse bescheidenheid – “The next one is a fucking classic!” – kondigt Schmier vervolgens Mad Butcher aan en dat mag van ons nog best een onsje meer zijn slager! Ja, Destruction speelt vandaag een aan perfectie rakende thrashshow en we wanen ons even terug in oude, eenvoudiger tijden. Tegen de tijd dat een zware kettingzaag wordt gestart – een onderdeel van de show dat een stuk meer indruk maakt dan die keer dat de zanger van Jackyl er met een hoop drukdoenerij niet in slaagde om zijn krukje doormidden te zagen – om The Butcher Strikes Back in te luiden, speelt de band al lang een gewonnen wedstrijd. We noteren nog even een kleine glimlach als de twee gitaristen en Schmier met zijn bas synchroon het publiek van links naar rechts onder vuur nemen en leggen dan het notitieboekje neer om op te gaan in de maalstroom voor het podium.
Alestorm (North Stage, Niek)
Alle mensen die vinden dat ze een goede muzieksmaak hebben en bij wie het gevoel voor sfeer en gezelligheid geamputeerd is bij de geboorte worden vriendelijk verzocht het terrein te verlaten, want Alestorm komt eraan! Een technisch hoogstandje is het niet, maar deze mannen weten wel hoe ze een feestje moeten bouwen. Zodra het eerste nummer Keelhauled wordt ingezet vliegt het bier door de lucht en komen de eerste crowdsurfers tevoorschijn. Het wordt alweer snel duidelijk dat dit een echt Alestorm-feestje gaat worden. Ditmaal met een nog grotere opblaaseend dan ooit tevoren. Naast klassiekers als Mexico, Alestorm en Drink worden ook veel nieuwe nummers gespeeld die tijdens de pandemie zijn uitgebracht. Iets over de helft van de set zegt zanger Christopher Bowes dat ze een nummer gaan spelen dat origineel niet in de setlist stond. Middels een bericht op Facebook heeft een fan een oproep gedaan om na afloop van het Alestorm-optreden het nummer Zombies Ate My Pirateship te zingen om zijn overleden tweelingbroer Robbe te eren. Met ruim achtduizend deelacties haalde het bericht het landelijke nieuws en zo raakte ook de Schotse band zelf op de hoogte. Als het nummer wordt ingezet wordt het luidkeels door het publiek meegezongen. Rani, de plaatser van de oproep, heeft via Facebook laten weten dat ze Alestorm, Graspop Metal Meeting en iedereen die het bericht gedeeld heeft enorm dankbaar is.
Na Pirate Metal Drinking Crew zet Alestorm Fucked With An Anchor in. Terwijl het publiek losgaat en de zanger iedereen een middelvinger geeft ontstaat er een gigantische rowing pit. Ditmaal wordt de eend niet het publiek ingegooid en gezien de grootte is dat misschien ook maar een goed idee.
Me And That Man (Metal Dome, Michiel)
Jazeker, het soloproject van Behemoth’s Nergal staat deze middag geprogrammeerd in de Metal Dome. Dat roept twee vragen op. De eerste is of de act wel bij de naam van de tent past. De volgende vraag is of dat dan belangrijk is.
Van metal is bij Me And That Man in ieder geval geen sprake geen sprake. Wel van Americana, blues, folk en country, waarbij de geest van Ennio Morricone en de sfeer van Kill Bill nadrukkelijk rondwaren. Slechts bij vlagen wordt het wat pittiger zoals in de steviger rocker Coming Home. In schril contrast met de soms wat weemoedige sfeer is de energie van Nergal zelf, die als een hyperactieve spreekstalmeester zijn band en het publiek aanmoedigt mee te gaan in het verhaal van de band. Over wat dat verhaal is, laat de beste man geen twijfel bestaan. “We welcome you in our church, just keep in mind that our church is black!” zo vertrouwt hij de aanwezigen toe alvorens hij de darkfolktrack My Church Is Black inzet. Hoewel we al wat nummers onderweg zijn, is het het het eerste nummer waarin Nergal zelf de leadvocalen voor zijn rekening neemt. Voor die tijd heeft hij het gelaten aan een man met een pet en bas, die een prettig warme stem heeft. Nergal zelf klinkt misschien iets scherper maar komt toch ook een heel eind. Dat hij aan het eind van het optreden zelf zal zeggen dat hij niet echt een goede zanger is, zal dan ook vooral bescheidenheid zijn.
Halverwege het optreden neemt de frontman de tijd om stil te staan bij twee afwezige bandleden: John Porter die zeventig is en om die reden niet meereist en Sasha Boole die soldaat is geworden in Oekraïne en “nu mensen aan het doodschieten is”. Nergal begrijpt dat dat niet leuk is om te horen maar “Fuck Putin and Save Ukraine!”. Het komt recht uit het hart en de emotie spat van het podium. Een heel andere energie volgt even later wanneer het publiek in de shantysong Burning Churches als een verdorven gospelkoor en masse “Burn, Burn. Burn” zingt bij de afbeelding van een kerk in brand. En zo is er genoeg te beleven in de broeierige set die wordt afgesloten met het Jack White-achtige (niet boos worden nu) Blues & Cocaine. Oh, en of het belangrijk is dat de band geen metal speelt? Ik dacht het niet.
Alice Cooper (South Stage, Michel)
Over Alice Cooper zijn bibliotheken vol geschreven. Kort samengevat, zonder Alice zou het begrip shockrock niet eens bestaan. Dat bewijst hij al sinds de jaren ’70 onophoudelijk tijdens concerten waar op een leventje meer of minder niet wordt gekeken. Dat het ondertussen allemaal wat gedateerd aandoet, weet meneer Cooper ook wel, maar net daarin ligt vaak het plezier bij dit soort concerten. Wanneer de intro is afgelopen start men, traditiegetrouw bijna, met Feed My Frankenstein. Zoals altijd heeft de beste man zich voorzien van een steengoede begeleidingsband met in de hoofdrol powergitariste Nita Strauss. ‘Her Majesty’ zoals Alice haar al eens durft aan te kondigen. Het mag gerust gezegd worden dat zij de boel bij wijlen overeind houdt. Het spijtige is echter wel dat meneer Cooper nu al vijf jaar krek dezelfde set speelt, zonder de minste variatie, met steeds dezelfde grapjes en trucjes. Let wel, Cooper is leuk om naar te kijken, en wie hem nog niet aan het werk zag komt ongetwijfeld aan zijn trekken, maar origineel is het allemaal niet meer. Andere dingen blijven leuk. Of je ze nu al twintig keer gezien hebt of niet. De onthoofding tijdens Steven, de gigantische baby aan het begin van Dead Babys, de reuze-Alice die eindelijk op het podium mag zodra Teenage Frankenstein aangevat wordt. Dit zijn de dingen waarvoor je naar Alice Cooper komt kijken. Het blijft echter een goede zaak om Alice Cooper op een of ander festival te bekijken. Hier speelt hij een gebalde set en wordt alle overbodige ballast gedropt. En geen nood, bloed vloeit er genoeg.
Sepultura (Marquee, Michiel)
Sepultura doorstond de coronaperiode met behoorlijk succesvolle YouTube-streams welke zelfs tot een leuke compilatie leidden. Maar nu is het weer tijd voor het echte werk en kan het laatste, prima album Quadra ook live in de verf gezet worden. De sfeer is voor het optreden al goed, ook door een groep Braziliaanse fans die de aanwezigen aflopen met de kreet “Sepultura from …” waarop de aangesprokene dan wordt geacht heel hard “Brazil!” te roepen. Wanneer de band dan ook nog eens van start gaat met het klassieke Arise staat de tent al op zijn kop voor er vier maten gespeeld zijn. Toch is er sprake van een valse start, want waar Destruction het zo goed voor elkaar had, horen we nu alleen drums. De boze blikken van Andreas Kisser naar de zijkant leiden niet meteen tot verbetering. Die laat op zich wachten tot in het tweede nummer Territory waarin de geluidspersoon kennelijk plots wakker schrikt uit zijn siësta en de gitaar van Kisser er nu ineens wel indraait. In die typische Sepultura-break in het nummer krijgen de vloerplanken dan ook een stevige stresstest maar zij weerstaan het geweld dat de zware mosh met zich brengt.
Live blijkt dat de nieuwe, sterke song Means To An End och wat afsteekt tegen de twee al gespeelde klassiekers. De eerste rijen gaan aardig los, maar het nummer klinkt eenvoudigweg wat ingewikkelder dan het oude werk. Vreemd is ook dat is dat juist in dit nummer – dat toch in de huidige bezetting is geschreven – het gemis van een tweede gitaar nog het meest opvalt. Echt moeilijk wordt het pas met Capital Enslavement dat een drum and bass-achtige uitvoering krijgt maar op het rechte pad wordt getrokken door een lekker thrashy solo. Guardians Of Earth – ook van Quadra – wordt opgedragen aan “twee mensen die in Brazilië vermoord zijn en voor wie wij gerechtigheid vragen“. Een sterke en geïnspireerde uitvoering volgt met mooie, gevoelige gitaarpartijen van Kisser (hij zal het niet lezen, maar we wensen hem en de zijnen heel veel sterkte met het grote verlies dat hen dit weekend trof). Het is een van de hoogtepunten van het optreden. Nog indrukwekkender is de liveversie van het op plaat al zeer sterke Agony Of Defeat met zijn mooie jaren 80 wave feel. Juist in dit nummer lijkt de band te kiezen voor oprechte gevoelens om volledig los te raken van de verwachtingen die het roemruchte en roerige verleden hebben gecreëerd.
Maar dat verleden is er natuurlijk wel en de band sluit af met de drieklapper Refuse/Resist, Ratamahatta en Roots Bloody Roots waarbij vooral het licht fantastische drumwerk van Eloy Casagrande opvalt. De furie levert de band het grootste applaus op dat we dit weekend in de Marquee zagen. Zo en nu snel de tent uit want Easy Lover van Phil Collins en Philip Bailey wordt over de speakers gejaagd.
The Offspring (Main Stage, Maud)
Nou nou, The Offspring op een metalfestival. Waarom ook niet? De organisatie trok ongetwijfeld lessen uit het succes van de doortocht van Sum 41 in 2017. Poppunk is (ergens) ook rockmuziek en werkelijk iedereen kan de meeste nummers makkelijk meebrullen. Dat is duidelijk ook het geval met het volledige oeuvre van het Californische The Offspring. Dexter Holland en zijn kompaan Noodles proberen die songs komisch aan elkaar te praten door bijvoorbeeld het aantal aanwezigen op het festival astronomisch te overdrijven. Niet doen jongens. Zwijgen en radiohits spelen! Het voelt voor veel mensen nostalgisch aan. Smash (1994/1995) was één van de eerste albums die ik bijvoorbeeld kocht en er lopen hier op Graspop Metal Meeting veel mensen zoals ik rond (lees: oude zakken). Come Out And Play, Gotta Get Away en vooral bisnummer Self Esteem krijgen dan ook de volledige weide mee. Metalpuristen balen misschien van de aanwezigheid van een band als The Offspring op dit festival, maar de meeste mensen zullen erkennen dat het een goede zet was van de organisatie. Give it to me baby uh huh uh huh.
Deep Purple (South Stage, Michel)
Deep Purple staat voor de tweede keer op Graspop Metal Meeting, de eerste keer in 2017. Toen brachten ze een klasse-act en dat doen ze vandaag opnieuw. Als pioniers die mee aan de wieg van het genre staan waarop dit festival drijft, staan ze hier meer dan terecht. Er wordt geopend met Highway Star en meteen valt op hoe Ian Gillan, Ian Paice en Roger Glover, Simon McBride (als vervanger van Steve Morse wegens familieomstandigheden tijdelijk een stap terug heeft gedaan) en Don Airey de weide moeiteloos inpakken. De gemiddelde leeftijd van deze band is 76, maar als je niet minder dan vijf nummers uit het fantastische album Machine Head op de weide loslaat, dan is dat veelzeggend! Hun set is altijd een ‘trip down Memory Lane’, en dat is vandaag niet anders, al worden er ook wel nummers uit de recente platen gespeeld. Nothing at All bijvoorbeeld, heel anders dan wat we van ze gewoon zijn, maar o zo goed! Uiteraard moet iedereen zijn solospot krijgen, en ja, dan weet je dat er al orgel-gitaarduels aankomen, die soms wat langdradig kunnen zijn. Maar hey, dit is Deep Purple, dat hoort er nu eenmaal bij! Even kleurde de weide dieppaars, en dat was heerlijk.
Deftones (North Stage, Maud)
Ik zag Deftones lang, lang geleden eens aan het werk op Rock Werchter of Pukkelpop en in mijn herinnering was dit geen liveband, of liever.. Chino Moreno leek me niet de beste livezanger. Dit lijkt allemaal bevestigd te worden op dit optreden. De band start met nummers als Rocket Skates en Genesis en vooral Moreno lijkt hierbij moeite te ondervinden om zijn bandleden bij te houden. De man springt, vliegt en rolt net niet over het podium. Energie met sloten, maar zo zweverig en toonvast klinken zoals op de platen, lijkt er vandaag niet in te zitten. Lijkt, want gaandeweg het optreden herpakt hij zich. Niet toevallig door achter een vaste microfoon te gaan staan, want vanaf dit punt wint het optreden aan momentum. My Own Summer is leuk en nog wat onstabiel gebracht, maar Digital Bath, Around The Fur, Diamond Eyes en het machtige Change (In The House Of Flies) doen de sfeer compleet omslaan. Eindigen met een klepper als 7 Words is zoals een bokswedstrijd beëindigen door knock-out. Het publiek ligt tegen het canvas en de scheidsrechter steekt triomferend Moreno’s rechtervuist in de lucht.
Sabaton (South Stage, Niek)
Na weer een mooie dag zijn we uiteindelijk weer aangekomen bij het laatste optreden van deze editie van Graspop Metal Meeting. Het is tijd voor Sabaton! Nog voordat er nog maar iets van geluid uit de speakers is gekomen staat het publiek al luidkeels ‘Swedish Pagans’ te zingen. Wanneer het doek voor het podium naar beneden wordt gehaald klinkt er een symfonische medley van nummers van The War To End All Wars. Drummer Hannes kruipt achter zijn drumstel, de gitaristen slaan hun eerste akkoorden aan en zanger Joakim kondigt vol energie het eerste nummer aan. En wie Sabaton al vaker gezien heeft weet welk nummer dat is. Wat een bak energie. Terwijl de mannen in de rondte rennen vliegen de explosies van het podium. Daarmee is de toon voor de rest van het optreden meteen gezet.
Na opener Ghost Division volgt Stormtroopers, een van mijn persoonlijk favoriete nummers van het nieuwe album. Blijkens de reactie van het publiek ben ik niet de enige die er zo over denkt. Na Great War krijgen we het livedebuut van The Race To The Sea. Frontman Joakim geeft ons mee dat het altijd bijzonder is om een nummer voor de eerste keer live te spelen, maar al helemaal als je voor de eerste keer kunt spelen in het land waarover het nummer gaat. Bij aanvang van het volgende nummer verschijnt er een rood vliegtuig op het podium. Het is (dus) tijd voor The Red Baron. Met veel publieksinteractie wordt het nummer gespeeld. Even later komen de gasmaskers tevoorschijn voor The Attack Of The Dead Men. Het is een nummer waar ik niet veel mee had toen het uitkwam, maar sinds ik het nummer voor het eerst live zag tijdens de The Great Tour in februari 2020 is mijn mening hierin compleet bijgesteld. Zo zie je maar weer wat de kracht is van een liveoptreden.
Tussen de nummers door vertelt oprichter, bandmanager en bassist Pär hoeveel het voor de band betekent om het festival af te mogen sluiten als headliner en hoeveel België betekent voor de band. In tegenstelling tot bij veel andere artiesten voelt dit niet aan als een praatje om het publiek zich bijzonder te laten voelen. Zo vertelt Pär hoe iemand van Graspop Metal Meeting ervoor heeft gezorgd dat de band in zijn beginjaren goede muziekdistributie had in België in de tijd dat men in andere landen nog helemaal niet in beeld was.
Wanneer de zanger vervolgens met een gitaar het podium op komt gelopen weten de echte fans wel hoe laat het is. Dat kan maar één nummer zijn: Resist and Bite! Voordat het lied wordt ingezet vertelt Joakim dat hij gisteren goed heeft opgelet bij Judas Priest en begint vrolijk wat gitaarriffs te spelen. Het tekent de sfeer van het optreden. Bij het orkestrale intro van Night Witches krijg ik altijd weer kippenvel en dat is nu niet anders. Terwijl het podium rood kleurt, komt er vuurwerk uit de levensgrote tank geschoten en met luide explosies wordt het eerste couplet ingezet. Na het nummer gaan alle lampen uit en gaat de frontman voor op het podium zitten. Zo zittend in alleen een spotlight begint het mysterieuze intro van Dreadnought. Dit is niet helemaal de energieke Sabaton die we gewend zijn, maar live lijkt de song toch goed zijn werk te doen. Het is echter bij de eerste tonen van Christmas Truce dat iedereen schouder aan schouder gaat staan om het refrein luidkeels mee te zingen.
De klassieker Primo Victoria wordt ondersteund met beelden uit de Tweede Wereldoorlog op het gigantische LED-scherm, het geluid van een luchtalarm en (opnieuw) stevige explosies. Al bij de eerste woorden van het nummer neemt het publiek de taak van de zanger over. Het doet dat met nog meer overgave met de melodie van Swedish Pagans. Afgesloten wordt met To Hell And Back. Nog een keer gaat het publiek helemaal los. Nadat een foto met het publiek gemaakt is en de setlists, plectrums en drumstokken zijn uitgedeeld verschijnt bassist Pär met een grote Belgische vlag op het podium.
Sabaton is een machine die maar door blijft beuken. Op muzikaal gebied mag je ervan vinden wat je wilt, maar deze mannen weten hoe je een show in elkaar moet zetten.
Datum en locatie
19 juni 2022, Dessel
Foto's:
Graspop Metal Meeting
Link: