Op deze derde dag van Summer Breeze 2023 maken we ons hoofdzakelijk op voor een handvol reeds bekende kwaliteitsgaranties. Althans, daar gaan we van uit. Of ze dat daadwerkelijk kunnen waarmaken onder de drukkende zon en de op zijn zachtst gezegd wispelturige geluidsregelingen die we de vorige twee dagen dienden te ondergaan, is altijd een ‘eerst zien en dan geloven’-verhaal. Twee stuks zullen hun eer herstellen, een andere zadelde ons op met schaamte om onze eigen muzieksmaak.
Met zes stuks staat er een aanzienlijk gedeelte van de IJslandse populatie op Main Stage even na de noen. Al tijdens de soundcheck van onze vrijdagopener zien we de figuurlijke (de hemel blijft vandaag onberispelijk azuurblauw) bui al hangen. Enorm moeizaam gaat Skálmöld hopeloos over het vooropgezette speeluur. Dan nog dient het bakkende publiek vijf nummers te doorstaan waarin niemand in de geluidstoren het geniale plan opvat eens één van de drie gitaren aan te zetten. Ontregelde zesstemmige zangchaos, snoeiharde basklontering, een Hammondorgel en non-stop dubbele basdrums; daar moeten we het mee doen. Plots ontstaat er enorm veel galm op de zang die de zes Vikings naar een mistig geiserlandschap teleporteert. Een setting die de chemische sneeuwkaarsen die de crew aanstak net voor de start eveneens trachten op te roepen.
Vanaf het vijfde nummer voegt één gitaar, zij het heel schuchter, enige vorm van folklore in de galopperende dan wel dubbel in het gelid marcherende basdrumbestormingen. Nu en dan trapt de ruiter van het ritmeros een fantasietje uit de pedalen, maar we kunnen ons niet herinneren dat één van beide stil gehangen heeft. De blootsvoetse bassist volgt ze gedwee en houdt net als zijn vijf medezangers fatsoenlijk toon. Tot daar wat de geluidscrew ons toestaat te melden over Skálmöld.
Op aangeven van Benny van Slaughter The Giant hopen we dat Orbit Culture na de twee female-fronted revelaties van gisteren de volgende ontdekking wordt. De Zweden krijgen ons en het publiek helemaal wild met hun stampende grooveriffs, waar een knallende basdrumturbo een extra ritme-impuls doorheen zwengelt. Lossere, haast technomatige beats drijven de riffschroeven kaarsrecht op toeren. Catchy en toch beenhard. In de refreinen glooien er kwieke melodietjes over de vlakkere rags en er snijden zelfs eerder op blackmetalleest geschoeide tremelogloeden door de fulminante ritmiek. In combinatie met schallende mechaniek of epische opklaringen is een vergelijking met Fear Factory – op wiens logo het artwork op de backdrop wel heel sterk geïnspireerd is – geeneens vergezocht.
Grootste troef van Orbit Culture is de zingende gitarist. Wat een heerlijk krachttimbre heeft die man! Denk een veel betere versie van James Hetfield, met breed bereik en een knokige grunt om het af te werken. De zanglijnen zijn uitmuntend geplaatst, verstevigen alles wat op hun pad komt en vullen de gitaren en het ritme aan, waar clichézangers één van beide (of allebei) volgen. Dat is nodig, want nu en dan zakt het peper uit de groovemolen en als je dan iemand hebt die er een vocale vonk door kan jagen, kom je daar perfect mee weg. Summer Breeze geraakt gewillig in zwang. De wall of death is een kanjer en hoewel er geen Viking-invloed te bespeuren valt, beginnen de Duitsers te roeien in de pit. Een hoogvlieger toch wel, Orbit Culture op Summer Breeze.
“Dat is hier de Tool Stage, dus het is maar logisch dat iedereen de volgende songs mee de grond in hamert, oké?” Slammen doet de Britse formatie Osiah inderdaad. Traag, eentonig, identiek, frequent. Wie ons verslag van woensdag verwerkte, herinnert zich vast nog de rode draad. Dit is er dus zo eentje. Het duurt weliswaar drie songs voor we effectief iets van de slamzieke slamzooka horen, want de gitaren staan muisstil bij aanvang. Dat heeft als voordeel dat de indrukwekkende, nikkelharde blasthakselaar en motorisch standvastige basdrums (die in tegenstelling tot de rest van de kit elektrisch lijken te zijn) van het ijskonijn met zonnebril achteraan alle show stelen.
De gutturals hebben we op ons notitieboekje ‘donker’ genoemd, de squeals smeuïg en de grunt verloopt wat hoekiger. Fabian van Necrotted komt nog een badkuip mee droogtrekken, zodat hij hier nu al voor het derde jaar op rij staat. Met de gitaren erbij is het zoals gezegd hameren op de zwaarste noot om zo diep mogelijke impact zonder inhoud te slaan. Dan zijn de cirkelzagende tremelowaanzin – eenmaal hoorbaar – die door de blast- en basdrumhagels razen een stuk verfijnder dan die slammende eenheidsworst. Van een Unique Leader-product als Osiah hadden we meer verwacht!
Glunderen doet ze. Stralen zelfs. Met haar gespreide ravenvleugels en zwarte kroon achter haar drumkit op het metershoge drumplateau. Katha heeft diep gezeten en draagt de littekens boven haar linkerborst met trots, terwijl ze gracieus meewiegend, samen met de glamrockgeschminkte bassist met puntsnor, het rigoureuze stampeskader aandrijft. Geen duimbreed wijkt het duo van de kaarsrechte beat af, het publiek moet meeklappen tot de vellen van hun handen rafelen en toch blijft Mono Inc. een uur lang boeien. De gitaar zit dan nog diep in de mix waarin de rustgevende zangzalf van de korte gestuikte frontman in zwart met goud bezet circusdirecteurskostuum dan weer mooi geleidt met de angelische aaahaaa’s en oohoo’s van de drumraaf.
Een mens zou zich bijna schamen dat zo vaak hetzelfde kunstje (stampende ritmesectie, gonzende gitaar, rustige mannen en hemelse – met wat digitale trucage bewerkte – vrouwenzang, duistere orkestraties) blijft werken. De explosietjes, korte vlammenreeksjes en de twee pestdokters die met fluorescerende lantaarns griezelig komen bewegen zijn uiteraard wel showelementen. Plots staat de voltallige band van Stormseeker mee te playbacken op het podium. De drumsolo waarbij Katha het publiek ment om heuj te roepen als ze de stokken heft, is net als de akoestische Passenger-cover nodeloos tijd rekken. Toch verdienen de Duitse gothrockers met vandaag dan zelfs nog weinig zin voor harder Neue Deutsche Härte-vertoon lof hoe ze Summer Breeze in dansbare duisternis hullen bij volle zon.
Hollen maar weer, berg af de kuil in en weer omhoog het Tool Stage voorbij naar het T-Stage dat helemaal vol bannering hangt. De Belgian Tornado’s (de Belgische 4×400 meter estafetteploeg voor de Nederlandse lezers) mogen altijd bellen als ze nog een vierde man nodig hebben. Legion Of The Damned is net aan Legion Of The Damned bezig wanneer we onze plek innemen en het valt gelijk op dat net als bij End Of Green gisteren de populariteit van de Nederlandse thrashformatie tanende lijkt in Beieren. Daar krijgen de Limburgers geen koude kleren van. Aanvankelijk schort er wat met de gitaarbalans, maar vanaf Slaughter The Pigs staat die karakteristieke zirkonen sound op punt en dendert de ene razende gallopriff na de andere beukende maaigroove uit de gitaartandem.
Samen met de staalverwringende bassen en flexibele drumdynamiek lost Legion Of The Damned hier toch gewoon weer een donderende en bliksemende thrashinslag. Het nieuwere materiaal last er al eens een melodieuze weerhaak tussen of trekt een blik kwellende black metal open. Net daar geraken de heren in een bepaald nummer elkaar schijnbaar even kwijt, maar ach, net dat maakt het live. Dat Summer Breeze al talrijker voor het podium heeft gestaan zal dan wel met de hitte te maken hebben die ondanks de brandweerslangen het langst vrij spel krijgt aan het T-Stage.
Old school death metal. Kunnen we afspreken dat we die term voortaan verplicht geografisch preciseren? Want het land van herkomst is allang geen indicatie meer. Volgt de band in kwestie de Amerikaanse, Europese of Scandinavische oude school? Hopend dat de Duitsers het ofwel Europees of Amerikaans zouden benaderen, schuiven we op goed geluk aan bij Endseeker. Wat denk je? Houtzagerijsound, schurende en zure gruntdroogte, rustig hobbelende basdrumdoublering en D-beat, rinkelende bas… zo Zweeds als een IKEA-meubel. Eerlijk gezegd zijn we daar persoonlijk een beetje klaar mee. De gul gezaaide harmonieuze omzwachtelingen daargelaten, die frissen het zeker wel op, krijgt het vele volk matige doordeweekse akkoordenschakelingen die Dismember en Entombed al op minstens drie van hun albums hebben voorgekauwd.
Dan gaan we liever naar wat echte Zweden kijken. Piepjonge exemplaren, zo blijkt, want ook Eradikated is een tast in het duister voor ons. Met een aandoenlijk enthousiasme doen de jonkies alles wat ze hun idolen zien doen: zwaaien en poseren met de gitaar, de drummer gaan bezoeken, grimassen trekken die overgaan in een boosaardige glimlach, positiewissels… doen jonge thrashwolven allemaal volgens het boekje. De elastische, uit snel hak- en kapwerk gekerfde riffs zijn stuk voor stuk geleend en met een lickje hier of een aanslagje daar eigen gemaakt. Net als elke gitarist die er de vocals als noodzakelijk kwaad bijneemt, volgen de zanglijnen simpelweg de gitaarsporen in een timbre dat nauwelijks verschilt van de gewone spreekstem.
Toch zit er – voorlopig nog onderhuids – iets in. De onstuimigheid waarmee Eradikated hier speelt, de goesting ook, zegt ons dat er iets aan het groeien kan zijn onder de bolster. Enkele verrassende melodieuze gordels die als prikkeldraad van een wikkel draaien, sterken dat idee. De passie en de attitude hebben ze, nu de strakheid en het creatieve lef nog. Nog een tip voor de vrouwelijke lezers: wanneer beide gitaristen hun t-shirt uittrekken, gaat dat gepaard met een kirrend koor heimelijke kreuntjes. Het moet zijn dat we hier met twee blonde Zweedse adonissen te maken hebben.
In de Kavka eerder dit jaar zagen we de grootmeesters van de brutal death metal voor het eerst (en we hebben ze vaak gezien) sla bakken. Sorry, slabakken. Mogelijks wegens vermoeidheid of doordat er opnieuw haar uit John Gallagher komt. Vandaag moet het eerherstel volgen en lieve deugd, komt dat er even! Dying Fetus bombardeert het T-Stage met genadeloze ongebreidelde brutaliteitsbesteding. Botbrekende afrossingen, toetakelende snaartorsie, beenhouwende verminkingsgrooves met die typische barbaarse gewelddadigheid die de Amerikanen daar in vermalen, de loeiende arpeggiosirenes en psychopathische loopjes (nog zo’n handelsmerk) en natuurlijk de fluwelen drumtechniek van Trey barsten in alle hevigheid open.
Geluidsgewijs staat alles magistraal in balans. Het knarsend basbasalt, de kolkende growl van John met de pet en de tijgerscream van zwetende Sean en de gitaar die klinkt als een karkas dat aan gruzelementen te pletter stort. We krijgen naast Compulsion For Cruelty, dat al langer op de set staat, nóg een song van het aankomende album. De titel is ons ontgaan, maar het bevatte opmerkelijk meer arpeggio’s met alle vier de handen synchroon op de nek en een dive bomb. Voor het overige is het smullen Your Treachery Will Die With You, In The Trenches en uiteraard de norm der bruutheid Grotesque Impalement. De pit is enorm en net als bij Gutalax slaagt iemand erin om in een vuilbak te crowdsurfen, tot groot jolijt van de Grabenschlampen (de bijnaam van de security).
Er staat dit jaar een nieuw speeltje op het strijdveld (het publieksgedeelte voor Main Stage). We grijpen de laatste band voor vandaag en de voorlaatste op het programma aan om de twee vuurtorens en vier dakvlammen te vernoemen. Luid sissend lossen die regelmatig een steekvlam die de hemel oplicht. Zo ook tijdens ’s werelds hardste folkmetalband Eluveitie, voor wie het factotum achter het klavier al sinds hun prille begin een zwak heeft. Twee jaar geleden op Alcatraz zette de geluidscrew driekwart van de instrumenten uit, vandaag tonen de Zwitsers opnieuw hun muzikaal, vocaal en pyrotechnisch meesterschap.
De melodieuze folkmagie van vier fluiten, een viool en een draailier tijdens Thousandfold glinstert van de genialiteit. Ook de andere Keltische instrumentensymfonieën evoqueren wondermooie pastorales. Toverachtige vingerzettingen op de foutloze fluiten, frivole vedelstrijken, het veelzijdige klankenspectrum van de nasale draailier en natuurlijk de doedelzak van Inis Mona…het is een klankenspektakel van overweldigende schoonheid.
Er is één nummer nodig om ook het metalcompartiment op volle toeren te krijgen. Rammeiende basdrums, vijlende riffs in diverse slagordes ontketenen de melodieuze mirakelcombinaties. Met ritmische vonken en vuur die in tegenstelling tot vele anderen op de climaxen vlammen. Tussen de bandleden is er evenzeer een aanstekelijke interactie, die er voornamelijk in bestaat om de ander star in de ogen te kijken, al dan niet met dansbeweging, totdat één van beiden in de lach schiet. Als dat allemaal nog niet fenomenaal genoeg is, is er nog altijd de roodharige nachtegaal Fabi die alweer de sterren van de nachthemel zingt. Elke hoge noot raakt ze met sprekend gemak, vrolijke uitdrukking en dat spitante timbre is een streling voor het oor. Mastermind Chrigel grunt dieper en screamt sappiger dan…ja we gaan het zeggen, ooit. Eluveitie in topvorm, met als enige opmerking dat de setlist gerust een tikkie ruiger had gemogen.
Links: