Jera On Air 2024: Tijd om te bewegen (zondag)

Het jaarlijkse hardcorepunkfeesjte in Ysselsteyn is alweer toe aan zijn dertigste jaar. Dertig! Begonnen als een klein festivalletje is Jera On Air inmiddels uitgegroeid tot een festival van formaat, waar ook veel topacts komen en/of exclusieve shows spelen. Dat leverde de organisatie in 2023 ook het prestigieuze IJzeren Podiumdier voor “Festival van het jaar” op. Dit jaar is er nog een extra dag aan vastgeplakt, toen bleek dat The Prodigy wilde komen. En wat een namen heeft de organisatie voor die dagen weten te strikken! Het zorgt voor veel fraais. Zware metalen is er op de vrijdag en zondag bij, Friso Veltkamp doet verslag. De foto’s komen van de Jera-organisatie.

Omdat vrijdag zo’n goede dag was, er op zondag ook een hoop toffe dingen geprogrammeerd stonden en we bovendien nog munten over hadden, vroegen we de organisatie om ook een accreditatie voor zondag te verlenen. Vijf minuten later liep die in de mailbox binnen. “That’s how we roll!” aldus de organisatie. Hulde!

Nog het volgende over de organisatie: die is uitstekend. Geen enkele band begint te laat en er zijn nauwelijks wachtrijen. Als je iets wil drinken, kan je terecht bij een van de vele toogjes en lang hoef je nergens te wachten. Hetzelfde geldt voor het eten, mede dankzij het ruime aanbod. Het personeel is bovendien vriendelijk, van de stewards tot het personeel, en dragen de trots, dat ze bij de Jeracrew horen, ook echt uit.

Het eerste wat vandaag opvalt is het grote aantal mensen dat alvast zijn spullen pakt of naar huis gaat. Waar het gras er vrijdag nog mooi bij lag, is het nu veranderd in een met houtsnippers bedekte modderpoel. Natuurlijk wegens de vele regenval van de dag ervoor. De zon wil de hele dag ook niet echt doorbreken, wat een beetje een zondaggevoel geeft, mede doordat bij veel bezoekers de koek na drie dagen op is. Maar er is nog voldoende publiek en er staat dus wel een hoop interessants op het programma vandaag.

We beginnen vandaag met The Acacia strain. Een paar jaar geleden kwam deze band op de proppen met de uitstekende plaat World Decay. Wat opvalt: opnieuw een naam van formaat die de dag opent. Wanneer de eerste tonen zich laten horen, komt zanger Vincent het podium op: “You hear This? You know what this fucking means? Time to move!” De band voegt gelijk de daad bij die woorden door er in Beast een vermorzelende breakdown uit te kooien. De (dan) kleine hoeveelheid toeschouwers weet meteen wat ze te doen staat en begint aan acrobatiek, terwijl sommigen ook voluit mee zingen.

Dat de band kan spelen behoeft geen nadere introductie; ook vandaag blijkt dat weer. Wat een band staat hier, en wat ik zo goed vind aan The Acacia Strain, is dat de band zijn muziek opsiert met allerlei toffe wendingen, zoals het melodieuze gitaarspel in The Hills Have Eyes. De band weet zijn muziek net wat interessanter te houden dan andere bands, het klinkt allemaal net wat doordachter en de mannen weten goed gebruik te maken van verschillende tempo’s, die van supersnel naar traag en alles ertussenin gaan. The Acacia Strain brengt ook nog een nieuw nummer dat al net zo zachtzinnig klinkt als een hoofd dat tussen een zelfgemaakte bankschroef breekt.  Een verschroeiend begin, pigsqueals en beenharde riffs. Ik ben nu al benieuwd naar de nieuwe plaat. The Acacia Strain overtuigt vandaag, zanger Vincent zevert nog wat over dank en stroopwafels. “Remember This Day”, roept hij op. Zullen we doen, Vincent.

Ik was even in de veronderstelling dat toetseniste/zangeres/ex-MAFS bekendheid Booka haar haar geverfd had, maar bij nader onderzoek bleek dat zij de band al had verlaten. Alex Reade heeft haar plaats ingenomen. Een nog charmantere verschijning, maar ook iemand met een breed stembereik. En dat past natuurlijk goed in de symfonische metalcore van Make Them Suffer, helemaal uit Australië.

De band doet me bij tijd en wijlen wat denken aan een opgefokte versie van Deadlock, maar dan net wat beter. Dansbaarder bovendien, wat veel mensen ook wel doen voor het podium. Door de pulserende ritmes staan er vooraan nauwelijks mensen stil. Ik heb een schijthekel aan dansen en bekijk het allemaal met een kritisch oog. En zo zie ik dat de bandleden nogal potsierlijke poses aannemen en het geheel als een popmetalband oogt.

Is dat erg? Neuh, de band weet namelijk prima nummers te schrijven voor de liefhebbers. En er wordt genoeg geparticipeerd, zoals bij Epitaph, waar gevraagd wordt om mee te zwaaien, wat in grote getale gebeurt. Dat is ook gelijk de kracht van de band: het publiek meekrijgen en een goede optimistische sfeer uitstralen. Goede band voor een festival dus. Muzikaal zit het vernuftig in elkaar, maar ik merk dat ik me gewoon verveel tijdens nummers als Soul Decay en het met rap opgesierde Vortex. Misschien is het de overschot van de kater van eergisteren, of heb ik gewoon geen zin in deze muziek, ik krijg een beetje hetzelfde gevoel als bij Ice Nine Kills twee dagen geleden. Bij op een na laatste nummer Erase Me voelt het allemaal eenvormig, hoewel dat nummer nog wel een hele vette riff heeft. Make Them Suffer is de juiste band op het juiste tijdstip, alleen niet voor mij.

Dan heb ik persoonlijk veel meer met Death Before Dishonor. Het luidruchtige vijftal uit Boston is ook weer van de partij. De band weet dat het zondag is, de laatste festivaldag. Mensen ogen moe, de band is moe (het is hun laatste tourdag), maar er moet nog een restje energie inzitten dat weggeramd kan worden, en dat proberen de mannen ook.

En dat lukt aardig. De band is niet van de omslachtigheid: de nummers zijn kort en bondig, met Never Again met zijn fijne groove als eerste hoogtepunt. De band kan rammen, maar weet bij vlagen ook goed te grooven in de beste NYHC-traditie. Dat het de laatste show van de tour is, wil niet zeggen dat Death Before Dishonor gas terugneemt. Zanger Bryan is nog behoorlijk bij stem en de gitaristen en bassist stuiteren over het podium. Count Me In, Nowhere to Run, het wordt allemaal energiek gebracht.

De band grijpt ook nog terug naar hun eerste EP met nummers als Endless Suffering en onvermijdelijke afsluiter 6.6.6. (Friends, Family Forever) die met zijn terugkerende singalong een perfect slotakkoord vormt voor deze show.

Hé, da’s aardig van de mannen van Distant, dat die aan het begin van hun show verkeersregelaarshesjes uitdelen. Je weet immers nooit wanneer je die nodig hebt. Terwijl dat gebeurt klinken er lompe hiphopbeats door de speakers en kon gitarist Nouri niet wachten op de rest; hij draait al energiek rondjes met zijn gifgroene gitaar. Sowieso is hij niet stil te krijgen en rent hij meer kilometer tijdens deze show dan Stefan de Vrij op een heel EK.

Dan mag dat allemaal wel fraai zijn om naar te kijken, de muziek zelf mag er natuurlijk ook zijn. De band bracht vorig jaar het uitstekend ontvangen Heritage uit, waarop de band liet horen dat deathcore helemaal niet zo eendimensionaal hoef te zijn zoals dat toch vaak het geval is. De muziek doet het vandaag in ieder geval goed bij het publiek dat gezellig simultaan aan het headbangen is. Indrukwekkend is ook de zang van Alan. Grommend, krijsend, gillend, hij haalt alles schijnbaar moeiteloos, en vaak ook nog na elkaar. Daarmee doet hij natuurlijk wel wat denken aan Will Ramos, maar goed, dat geldt tegenwoordig voor elke vergelijking van een goede deathcorezanger.

Wat de band zo goed doet, is regelmatig melodieuze gitaarpartijen verweven tussen de lompe breakdowns. Dat geeft de nummers een dynamiek mee die deze muziek wel kan gebruiken. Maar wat de muziek vooral is, is lomp, lomp en nog eens lomp. Het is gewoon fijn om helemaal ondergedompeld te worden in het geweld dat Distant vandaag brengt. En dan spelen de mannen nog een allevermorzelende versie van Heirs Of Torment (van hun eerste plaat) en ook Hellmouth, het snelste nummer dat de band ooit schreef.

De bandleden hangen ook nog even de instrumenten om de nek van hun crewleden, waarna bassist Elmer nog even de boel opfleurt met een vlammenwerper. Het draagt bij aan de explosieve show van Distant, dat uiteindelijk afsluit met een kort nummer waarbij Nouri al gitaarspelen aan het crowdsurfen gaat. De band levert vandaag met andere woorden een buitengewoon fijne show af.

Dan de meezingcore van Caskets. Het podium oogt wat groot voor de mannen, wat ook te maken heeft met het feit dat ze meters van elkaar af staan. Het geeft een wat desolaat effect. Desolaat kun je de muziek daarentegen niet noemen; die is namelijk best opbeurend. Dat komt vooral op het conto van zanger Matt, die een prettige stem heeft, waarmee hij de hoogte in kan maar ook venijnig kan brullen. Dat kan de gitarist ook, waardoor er een heel palet aan kundige zang aanwezig is. Kundig is de band sowieso, zo klinken de drumpartijen van Believe wat tegendraads.

Daarentegen zijn de refreinen die de heren in hun nummers hebben zo mierzoet dat het een serieuze kwestie van smaak is. Wel doen die de grote boze wolken verdrijven en begint de zon zowaar te schijnen. Na het geweld van Distant is dit ook wel een fijne band om even bij te komen. De nummers zijn toegankelijk maar zitten boordevol details en achtergrondgeluiden (regelmatig vallen de elektronische accenten pas op als je er echt op let) en bevatten persoonlijke teksten. Zo is Hold Me Now voor Matt persoonlijk heel belangrijk. Het is een mooi nummer met epische geluiden en een fraaie opbouw. Een van de hoogtepunten van de set, samen met More Than Misery. Caskets levert een onderhoudende show af.

Er bestaat een zekere buzz rond omtrent Zulu uit Los Angeles. Het vijftal brengt een unieke mix van, ja, wat eigenlijk? Hardcore, punk, death metal, reggae en jazz? Het leverde de band, naast enkele uitstekende kritieken, ook een tour doorheen Europa op waarbij Jera het eindstation is. Voor de band begint, maakt zanger Anaiah een praatje met mensen in het publiek. Dat kan ook, want de Buzzard is het enige podium dat geen barrières heeft, en daar wordt vandaag bij Zulu veelvuldig gebruik van gemaakt, gezien de vele stagedivers.

De nummers van Zulu zijn hard en kort, kennen veel breakdowns, maar de show is meer dan deze nummers, het gaat ook om wat er tussendoor gebeurt. Veel hiphopsamples, woorden over Free Palestina (toch een van de weinige bands die ik dit weekend zag die hierover iets zei), maar ook over bijvoorbeeld Soedan.

Om een wat meer optimistische noot aan te slaan heeft de band een zelfverklaarde dancebreak, waarbij de gitarist aan iedereen vraagt om een nieuw iemand te leren kennen en samen te dansen. Het siert de band wel, de mannen zijn veel bezig met het publiek en de reacties. De break blijkt vooral een psycheledisch, jazz aandoend intermezzo. De band komt dan wel bijzonder sympathiek over, de muziek is dat niet, alles vermorzelend wordt de ene na de andere fragmentatiebom het publiek ingerost. Uiteindelijk eindigen de mannen met Shine Eternally en 52 Fatal Strikes en zit er een explosief halfuur op.

De ideale zondagavondband? Me First And The Gimme Gimmes gooit in ieder geval hoge ogen naar die vermelding. Blikvanger Spike begint de show met een akoestisch nummer op de banjo, afkomstig van Freddie Vender, waarbij hij nog de boodschap “If Tou Don’t Like Freddie Vender, Fuck You” voegt. De toon is gezet. Een humoristische mix (“Next Song Is A Cover”) en de snel op elkaar volgende klassieke nummers in een punkjasje wordt een uur lang vol overtuiging gebracht.

De band ziet eruit alsof ze net van een bruiloftsfeest komen. Glitters en glamour, Spike weet ons te verklappen dat er een gigantische discobal bovenin de tent hangt die iedereen gaat vermorzelen, en tot die tijd moeten we maar dansen. Dat gebeurt bij nummers als – hoe toepasselijk – Dancing Queen, Over The Rainbow en Jolene en bereikt een hoogtepunt bij een uitgelaten meegezongen I Will Survive. Wat valt er verder nog te zeggen over Me First? Onderhoudend tussendoortje dat het publiek wat welkome afwisseling tussen al het geweld van vandaag biedt.

Na een paar nummers van Lionheart te hebben gekeken, besluit ik wat te eten, en me op te laden voor Tesseract. Dat is ook hoognodig voor de hogeschoolmetal. Het is een gedurfde zet om die band op de laatste dag aan het einde te programmeren, en een gedurfde zet van de band om hier te gaan staan. Het publiek is namelijk moe, er zijn nog een paar bands te gaan, maar vier dagen muziek begint zijn tol te eisen. Om dan nog polyritmische muziek tot zich te nemen gaat menigeen te ver.

Dat blijkt ook wel uit de toeschouwers. Bij opener Natural Disaster staat de tent nog wel enigszins gevuld, maar voor velen blijkt het optreden te veel te zijn en zoeken mensen hun heil buiten de tent, of om alvast een plekje bij Amenra of Enter Shikari te bemachtigen.

Dan over de band zelf: die levert eigenlijk een heel erg sterk optreden af, met als grote man natuurlijk Daniel Tompkins, de beste zanger van het hele weekend. Was hij een paar maanden geleden in Tivoli niet echt spraakzaam, vandaag begroet hij het publiek meer en probeert hij de mensen er ook bij te betrekken. En eerlijk: die betrokkenheid verdient de band ook wel, want er wordt superstrak gemusiceerd en gezongen. Het oogt ook allemaal professioneel, van de backdrop tot de presentatie van de band zelf, waarbij Daniel er een serieuze choreografie op nahoudt.

Godverdomme, kan die man zingen zeg. Bij Echoes en Of Mind haalt hij moeiteloos de noten, en door het vrij harde, maar kristalheldere geluid merk ik dat het nog mogelijk is om kippenvel te krijgen bij de vertolkingen. Veel mensen achter mij voelen dat minder en besluiten alvast iets anders te doen. Het klinkt wat gek, maar het maakt van deze show wel een knusse show. Het handjevol mensen dat blijft staan, blijft ook staan tot het einde (waarmee de zinsnede uit Echoes “I Will Stay With You ToThe End” een soort bijsmaak krijgt). Voor die mensen blijven de bandleden keihard hun best doen, blijven ze indruk maken met nummers van vooral War Of Being. Vrijwel de hele plaat komt vandaag voorbij, maar ook oudere nummers als The Arrow weten met vette riffs indruk te maken. Bij Concealing Fate Part 1 is de tent dan echt vrijwel leeg, maar degenen die blijven staan geven Tesseract een welverdiend en lang applaus.

Ik loop murw gebeukt van Tesseract de tent in bij Amenra en loop net zo snel weer naar buiten. Fuck me, wat staat dat geluid hard. Natuurlijk hoort dat bij de band en is het allemaal menens en zo, dus moet het geluid ook hard staan, maar dit is wel wat veel van het goede. Dat lijken meer mensen te denken: de tent is voor driekwart gevuld bij opener Boden, dat met zijn lange intro enig geduld vergt. Geduld dat ik vandaag niet zo heel veel heb. Ik constateer wel dat Amenra weer erg overtuigend zijn nummers brengt, waarbij vooral bassist Tim nogal tekeer gaat met zijn bas. Amenra laat de bekende muur van geluid los en door het geluid is het niet moeilijk je te laten meezuigen, zo horen we prima vertolkingen van onder andere De Evenmens en A Solitary Reign. Niet veel later begint het echter echt wel te regenen en besluit ik maar vast naar huis te gaan, gezien mijn auto in een halve modderpoel staat. Amenra zal ik dit jaar vaker zien.

En zo eindigen twee dagen Jera. Vrijdag was van een ongekend hoog niveau qua sfeer, beleving en muziek. Die was lastig te evenaren, en dat deed de zondag dan ook niet, wat mede debet was door het weer en het lome gevoel. Maar nog altijd was het een dag vol goede muziek en sfeer. Jera is een buitengewoon plezierig festival, georganiseerd voor en door liefhebbers en daar mag iedereen trots op zijn. Volgend jaar weer!

Lees hier ook het verslag van vrijdag.

Datum en locatie

30 juni 2024, Ysselsteyn

Link: