Abbath – Dread Reaver

In tegenstelling tot wat gevreesd kon worden, pakte de scheiding tussen Immortal en Abbath in 2015 voor beide partijen goed uit. Demonaz en Horgh bewezen met Northern Chaos Gods (2018) dat Immortal nog steeds springlevend is, waarbij absoluut niet aan kwaliteit of herkenbaarheid ingeboet werd. En Abbath? Wel, die leek helemaal bevrijd en kon naar hartenlust zijn eigen ding doen. Het “debuut” album (voor een oudgediende als Abbath klinkt dat woord wel een beetje out-of-place) Abbath (heel snel na de split uitgebracht, in 2016) was een absolute voltreffer: een kolossaal album met impact van begin tot eind, een clusterbom vol catchy riffs, superstrakke drumroffels, jankende solo’s, vlijmscherpe hoeken en kanten, en Abbaths legendarische, quasi-meezingbare, krakende keelratel. Dat typische Immortal-geluid was zeker nog aanwezig (een gevoel dat ook nog eens versterkt werd door de afsluitende cover van Nebular Ravens Winter), maar Abbath had er zijn eigen dreigende, viriele versie van gemaakt. De toon was gezet en de decennia-oude erfenis werd op twee sporen verdergezet, al bleek Abbath geen Immortal te zijn, maar eerder diens theatrale, duistere tegenhanger.

Wie dacht dat Abbath daarna op zijn lauweren zou rusten en gewoon op veilig zou spelen met zijn tweede “solo”-album, kwam van een kale reis thuis. Abbath was absoluut niet van plan achterover te leunen en de makkelijke weg te bewandelen, steunend op tonnen ervaring en zijn eigen naambekendheid. Nee, meneer Eikemo hoefde zich na de split en het debuut uiteraard helemaal niet meer te bewijzen en was het dan ook niet aan zichzelf, of wie dan ook, verplicht om de lijn van de eerste Abbath-plaat blindelings door te trekken. Om het met de woorden van mijn collega Clemens te zeggen: “Op Outstrider (2019) wordt er niet constant meer aan een moordend tempo gespeeld, want Abbath en consorten hebben dat helemaal niet nodig om een ijzig koude sfeer op te roepen en blazen de luisteraar met die kenmerkende riffs zo ook wel omver.” Outstrider ademde nog wel dezelfde sfeer uit van Abbath, maar nam duidelijk wat gas terug, waardoor de melodielijnen en de compositorische structuren beter tot hun recht kwamen. Zo werd Outstrider een evenwichtiger en sfeervoller album dan Abbath. Ook het heavy metal-gehalte (toch inherent aan het werk van Abbath) werd wat opgekrikt.

Drie jaar na Outstrider ligt het langverwachte derde album eindelijk in de rekken. Ook op de cover van Dread Reaver staat (uiteraard) opnieuw het aangezicht van Abbath met zijn iconische corpsepaint centraal, al valt er nu voor het eerst zowaar ook wat kleur (en twee stevige hoorns) te bekennen. Als we zijn periode bij Immortal erbij mogen rekenen was dat zelfs al geleden van 2000 (op Damned in Black werd ook gekozen voor een zwart-rode kleurencombinatie). Een teken aan de wand (dat er een nieuwe wind waait)?

Net als op de vorige twee albums van de band is de Brit Simon Dancaster verantwoordelijk voor de lyrics. Thematisch zien we vooral veel verwijzingen naar antieke culturen (Hettieten, Grieken, Romeinen) en verder komen toch weer de beproefde thema’s als dood en beproeving terug. Tot daar voldoet Dread Reaver aan het verwachtingspatroon.

Het nieuwe album werd aangekondigd als de culminatie van al het vorige werk: een fusie van Abbath en Outstrider dus. Op basis van het openingsnummer kan je enkel maar concluderen dat dit niet klopt. Dit is een onmiskenbare stap in een nieuwe richting. Ontegensprekelijk Abbath, maar in een nieuw (lederen) jasje gestoken. Acid Haze laat de herkenbare stijl van Immortal volledig achter zich en wijkt ook substantieel af van de twee vorige Abbath-albums. Het is nog wel herkenbaar als Abbath door de gehanteerde klankkleur en in zekere zin ook door de stem van Abbath zelf, maar stilistisch heeft diens muziek een zekere ontwikkeling ondergaan. Eerst en vooral is Abbaths stem stap voor stap aan het weg-evolueren van dat typische krassende geluid dat elke zichzelf respecterende blackmetalliefhebber herkent uit de duizend. Het kraakt nu minder, het schuurt meer, op een soort hese manier. Het is dan misschien geen abrupte stemomslag, maar je merkt toch duidelijk de verandering. Daarnaast wordt er ook nog eens (zij het kort) gebruik gemaakt van een soort diep, vervormd gesproken woord: een vocalisatiewijze die we ook niet direct verbinden met Abbath. Acid Haze wisselt ook veel vaker van spoor dan we gewoon zijn: er wordt vaker gevarieerd op vlak van intensiteit en speelstijl. Thrash en heavy metal zijn altijd wel elementen geweest die je kon terugvinden bij Abbath, maar hier worden ze nog meer geïntegreerd als volwaardige structuurelementen (al is dat op andere nummers duidelijker dan hier op Acid Haze).

Maar boven alles is Acid Haze gewoon een heel fijn nummer om naar te luisteren. Dit is thrashy black met enorm zware testikels aan het in leder-met-stalen-pinnen gehulde lijf. Er gebeurt zoveel op die luttele vijf minuten dat je constant alert wordt gehouden: van het mysterieuze gedreun bij de start, over de uit de kluiten gewassen crescendo tot het lekker jankende solowerk (een gedurfde keuze als binnenkomer vind ik wel). En van het korte stukje gesproken woord, via een aanjagend, stampend drumritme tot een explosieve catharsis: een niet mis te verstane uitnodiging om volledig los te gaan. Wat vooral opvalt is dat ondanks al die blinde razernij de structuur nooit helemaal weg is, en dit door een aantal perfect geplaatste riffs en Abbath zelf, die vocaal de touwtjes strak in handen houdt. Het blijft immers ZIJN project. “Singe an Acid Haze” is de start van een refrein met Satyricon-allures. Catchy dus, maar zonder het er te dik op te leggen. Jawel, dit nummer zit echt heel knap in elkaar!

Met zijn 48 jaar en zijn decennia-lange ervaring bij Immortal is Abbath stilaan een oudgediende geworden. Ik heb het gevoel dat hij dat imago ook heel graag wil exploiteren: het beeld van de geroutineerde ruwe bolster, gepokt en gemazeld door al die jaren van onderdompeling in de blackmetalscene. Abbath modelleert zichzelf stilaan tot een icoon (als hij dat al niet was): de ouderdomsdeken (wat op zijn 48ste eigenlijk wel wat overdreven is) die al vele watertjes doorzwommen heeft. En die bagage heeft binnenin zijn littekens nagelaten: Abbaths eigen Scarred Core.

Scarred Core kan je nog het best omschrijven als de blackmetalversie van een Motörhead-nummer. In de promo wordt inderdaad zonder schroom gesteld dat “Als Ace of Spades gezorgd heeft voor de roem en naambekendheid van Motörhead, dan zorgt Dread Reaver ervoor dat Abbath de top van de gigantische metalhoop (sic) zal bereiken.” In één adem wordt Abbath dan ook de “Lemmy of black metal” genoemd. Het getuigt misschien van weinig nederigheid, maar het moet gezegd: dit is een lekker stuwende, stevig rockende black/thrash/heavymetalsymbiose met een ontketende Abbath die inderdaad dat rauw-hese in zijn stem draagt en zelfs steeds meer melodie in zijn stem legt dan ooit tevoren. “Too rock’n’roll to die”!

Om eerlijk te zijn: die überrauwe “zangstem” van Abbath klinkt helemaal niet slecht en geeft de nummers een heerlijk old-school heavymetalsfeertje mee. Op Dream Cull lijkt de transformatie richting “traditionele hard rock/heavy metal meets thrash-geïnfuseerde black metal” compleet. Naast het rokerige/gezwinde van Motörhead hoor ik hier zelfs wat het theatrale van een Kiss in. Dit nummer heeft heel wat troeven: een rustige opbouw (inclusief een mediterraan aandoend akoestische intro) en lekker veel melodie in de centrale riff (die een zekere Rotting Christ-allure heeft), maar vooral een perfect uitgewerkte wisselwerking tussen de bijzonder expressieve gitaren en een volledig losgelaten Abbath. Het is prachtig om te horen hoeveel overtuiging en plezier hij hier in zijn vocale werk steekt. Dit alles maakt Dream Cull tot een meeslepend en tijdloos nummer.

Bye bye, Immortal: de overgangsperiode is voorbij, Abbath is ontketend! Door de combinatie van heavy metal met black metal (en thrash uiteraard) dringt een vergelijking met Abbaths kortstondige project I zich op. De aanpak is hier echter totaal anders: Abbath is veel sneller, furieuzer, rauwer en zwaarder dan I. Veel minder lichtvoetig, als ik het zo mag noemen. Een nummer als Myrmidon bijvoorbeeld is echt een uitputtingsslag: er is een drukte van jewelste (vooral door een dikke laag bas – dankjewel, Mia Wallace – en pompende drums), continu doorsneden door gierende gitaren en regelmatig uitbarstend, waardoor het toch weer meer doet denken aan het debuutalbum Abbath. De leads op dit nummer zijn werkelijk episch. Het meest opvallende moment is Abbaths perfecte imitatie van Lemmy Kilmister: “Hoplites assemble. Don thy bronze. Grip aspes in phalanx of Myrmidon”.

Ondertussen weten we dus welke richting dit album uitgaat. Maar zijn er dan eigenlijk nog verrassingen te ontdekken? Wel, Abbath was duidelijk niet van plan achterover te leunen en de makkelijke weg te bewandelen. Nee, meneer Eikemo hoefde zich na de eerste, overtuigende nummers uiteraard helemaal niet meer te bewijzen en was het dan ook niet aan zichzelf, of wie dan ook, verplicht om de lijn van die nummers blindelings door te trekken. Getuige het monumentale, zwartgeblakerde Septentrion, dat als een mokerslag bij heldere hemel inslaat en een paddenstoelwolk aan beenharde drummokers, typische Immortal-riffs (jawel!) en zelfs doodse deathmetalbrullen doet ontstaan. Een absoluut hoogtepunt op een op zich al heel geslaagde plaat!

Of er nog verrassingen moeten zijn? Wat mij betreft is het album sowieso al een voltreffer, maar kijk: als je je dan toch wil meten met de groten der aarde, dan ga je toch gewoon All the way, nee? Ja dus, en dus covert Abbath op Dread Reaver zowaar Trapped Under Ice van Metallica. Het resultaat mag er zeker zijn: het rockt als Motörhead, het dondert als Immortal en het raast als… oude Metallica natuurlijk! Dit is veel meer dan een opvullertje: nu al de cover van het jaar wat mij betreft!

Een beetje atypisch, maar het album eindigt met de titelsong. En ook behoorlijk onverwacht: Dread Reaver neemt ons toch weer mee richting het hoge noordse duister van Immortal (vooral de openingsriff is heel typerend). Het klinkt allemaal iets helderder, iets melodischer, iets gezapiger, iets meer black metal ook. Alsof Abbath de luisteraar er op wil wijzen dat de roots ondanks alles niet zijn vergeten. Het vuur brandt er overigens niet minder op, want dit is één van de meest epische nummers op dit album, bewerkstelligd door een dubbele-stem-aanpak, loodzware basdrummeppen en larger than life gierende leads.

Iconisch, vernieuwend, memorabel. Abbath heeft op Dread Reaver een storm ontketend die oud en nieuw samenbrengt en het Immortal-juk definitief van zich afblaast. Wie dacht dat Abbath altijd een karikatuur van zichzelf zou blijven, zal moeten toegeven dat het monochromatische heerschap zichzelf heeft heruitgevonden én overtroffen. Dread Reaver is guur, (g)rauw, gemeen, groots en gespierd. Een prachtig uitgebalanceerde mix van black metal, thrash metal, heavy metal en hard rock, gebracht door een ervaren rot die barst van de goesting en de overtuiging. Heerlijk album!

Ja, kopen natuurlijk…

Score:

94/100

Label:

Season of Mist, 2022

Tracklisting:

  1. Acid Haze
  2. Scarred Core
  3. Dream Cull
  4. Myrmidon
  5. The Deep Unbound
  6. Septentrion
  7. Trapped Under Ice
  8. The Book of Breath
  9. Dread Reaver

Line-up:

  • Abbath – Gitaar, basgitaar, stem
  • Ukri Suvilehto – Drums
  • Ole André Farstad – Gitaar
  • Mia Wallace – Basgitaar

Links: