In gesprek met Pentacle – Deel 1: The Spectre of the Eight Ropes

Het is al vaker aangegeven, maar ik kan het niet vaak genoeg zeggen: Pentacle is een van ‘s lands meest ondergewaardeerde bands, zeker op het gebied van extreme metal. De authentieke death metal van de band komt opgeborreld uit de primordiale oersoep van de jaren tachtig en negentig en plaatst zich daarmee gelijk in een niche. Dat maakt dat optredens van Pentacle niet op maandelijkse basis plaatsvinden en ze dus altijd een feestje zijn om naar uit te kijken. Na een eerder interview met frontman Wannes Gubbels in 2017, is er het nodige gebeurd binnen de band. Niet in de laatste plaats hebben de heren een nieuw album uitgebracht in september 2019 (de recensie van het uitstekende Spectre of the Eight Ropes vind je hier), een niet geringe prestatie voor een band waarbij er meestal jaren overheen gaan voor er nieuw materiaal wordt uitgebracht. Na wat digitale correspondentie en een praatje tijdens het In the Grip of Winter Fest in de Baroeg, maken we een afspraak om eens de tijd te nemen voor een nieuw interview. Face to face in de oefenruimte van de band.

Na een reis die ons langs vele rivieren brengt en door de landerijen van Brabant voert, komen we uit in Bladel. Hier bevindt zich het hoofdkwartier van Pentacle, in een schuur achter het ouderlijk huis van Wannes. Later zullen we leren dat de band hier al zo’n dertig jaar repeteert in de geïsoleerde ruimte achter in de schuur. De Brabantse worstenbroodjes zijn warm en de stokoude posters van Venom en Celtic Frost hangen aan de muur, dus de sfeer is gelijk gezet wanneer we het eerste interview van deze driedelige reeks aftrappen met een vragenvuur over het nieuwste album: Spectre of the Eight Ropes.

Pentacle’s nieuwste album is uitgekomen op 21 september 2019, dus er is ruim de tijd geweest voor reflectie. Hoe kijk je terug op de totstandkoming van Spectre of the Eight Ropes? In ons vorige interview bleek dat het schrijven stroef ging en was het onzeker of er überhaupt wel nieuw materiaal zou komen.

Dat interview vond plaats in 2017. We hadden toen ‘al’ een nummer klaar. Het schrijven van Spectre heeft dus zeker enige tijd geduurd en ja, het componeren van nieuw materiaal ging op dat moment erg stroef. Op een gegeven moment hadden we materiaal voor drie nummers en toen vond ik wel dat er duidelijkheid binnen de band moest komen. Waar gaan we naartoe? Er was eigenlijk geen richting. Natuurlijk bespreek je van alles met elkaar en ook dit gesprek had al eens plaatsgevonden. We hebben alle opties besproken: van een split EP tot een volledige LP en alles daar tussenin, maar er was uiteindelijk geen concrete voorstelling van wat we nu eigenlijk wilden doen met die drie nummers. Deze onduidelijkheid was ik op een gegeven moment beu en ik heb toen de knoop doorgehakt. Helemaal niet omdat ik een dictator binnen de band ben, maar je ziet vaak dat iemand het voortouw neemt om een koers uit te zetten. Er is toen een deadline gezet om de studio in te gaan en dat betekent dus doorpakken. Dat is ongewoon voor een band als Pentacle. Normaliter zetten we de basis van de nummers neer en overdenken we het geheel de nodige keren. Als je dat doet, weet je wat je aan kwaliteit hebt en wat je met die nummers kunt doen. Nu hadden we dus drie nummers, hebben we een studio geboekt en met elkaar afgesproken dat we zouden doorpakken.

Dat proces ging aan het rollen na die eerste drie nummers. Ik heb toen de telefoon gepakt en een afspraak gepland met Edwin van Toneshed. Er was een klik, niet in de laatste plaats omdat we elkaar nog van vroeger kennen. Die klik was belangrijk, want daardoor kon Pentacle het besluit nemen om daadwerkelijk de betreffende weekenden in de studio vast te leggen en een deadline te stellen om daar naartoe te werken. De eerste drie nummers die geschreven zijn, waren op dat moment geheel vrijblijvend door ons gecomponeerd. Er was nog geen duidelijk doel voor ogen. De overige nummers voor het album zouden onze doelstelling vormen: die nummers moesten we op dat moment gaan creëren. Dat was een duidelijke doelstelling en dat vergde een strakke planning, waarbij de kwaliteit van het materiaal behouden moest worden. We zouden dus geen compromissen sluiten.

De deadline stond en ik wist dus dat ik maar een aantal maanden had. Dat betekende dus dat ik iedere dag zat te schrijven. Op dat moment heb ik mezelf twee weken gegeven om de riffs voor een nummer te bedenken, de arrangementen te schrijven en om het complete nummer vervolgens aan de band voor te leggen. Daarna zouden we het nummer instuderen. Zo kom je op een nummer per maand uit en dat hebben we gedaan voor ieder van de uiteindelijke vijf nummer die nog aan Spectre zouden worden toegevoegd. Aan het eind van december waren er ‘opeens’ vijf nieuwe nummers en dat was toch een hele prestatie voor een band als Pentacle.

Pentacle heeft Spectre of the Eight Ropes opgenomen in de Toneshed studio van Erwin Hermsen. Wannes kwam op het spoor van Toneshed door de recente releases van Deadhead en Inquisitor, platen welke hij waardeert en waar Toneshed uiteraard in de credits stond vermeld. Mangled en Pentacle hebben in het verleden nog weleens het podium gedeeld, wat er natuurlijk voor zorgt dat het contact snel gelegd is. Er wordt afgesproken om eens van gedachten te wisselen, want het is niet vanzelfsprekend dat een producer en een band hetzelfde willen.

Net voor de zomervakantie zijn Mike en ik naar Erwin gegaan, toen het derde nummer net af was. Dat was Now Spit Forth Death. Erwin kende Pentacle wel, maar dat was meer ten tijde van de zesde DSFA verzamel CD. Ondanks dat die periode al even geleden is, kon hij er muzikaal zeker wat mee. Hij stelde de vraag: ‘’Wat vind je nou een gave productie?’’ Toen werd het tricky natuurlijk. Morbid Tales! Hoe gaaf een plaat thuis ook klinkt, in de studio is dat toch anders. Dan proberen we Seven Churches maar eens, maar nee, dat was het ook niet. We willen ook niet klinken als, maar willen het wel een beetje terughalen. Scream Bloody Gore hebben we nog geprobeerd, maar het mocht niet baten. Gelukkig heb ik genoeg studio-ervaring om te weten hoe je de studio met je stereo thuis moet vergelijken en konden we daar doorheen prikken, want het was wel belangrijk voor Erwin om te weten wat ons referentiepunten waren.

Erwin heeft gelukkig een hele range aan producties gedaan en dan altijd in dienst van de band. Toch zijn er wel verschillen, want een opname als Radiathor heeft de gitaren heel erg vooraan in de mix staan. Dat is absoluut niet wat wij zouden willen. Goed dat zij daar tevreden mee zijn, maar wij willen die ouderwetse Pentacle-sound, zonder dat het klinkt als Apocalyptic Raids of Welcome to Hell. Het gaat wel om die basissound, zoals wij die hebben. Naast die basis hebben we ook naar oude releases van ons geluisterd om te achterhalen wat daar nu juist goed of minder goed aan was. Het gaat niet om leren van je fouten (nouja…), want een plaat is een momentopname en je streeft altijd naar het best mogelijke eindresultaat, maar wel om een stukje reflectie. Ik geloof dat we daar 4 uur hebben gezeten. Het gesprek ging alle kanten op en we hebben toen besloten om dit te gaan doen. Erwin, Mike en ik waren erg enthousiast en zagen de samenwerking absoluut zitten.

Wat was een doorslaggevende factor om voor Toneshed te kiezen?

Het was voor ons belangrijk dat Erwin echt zijn eigen mening had en ons daarmee uitdaagde. Er zijn momenten geweest dat we toch wel tegenover elkaar stonden qua mening. Neem bijvoorbeeld het gitaargeluid: we gingen alle versterkers af die hij in de studio heeft staan. Hij doet dat altijd zo en daar is niets mis mee. Ik zat er alleen eens naar te luisteren en vroeg me toen af waarom we niet onze eigen versterkers zouden gebruiken? Laten we bij het begin beginnen: de versterker van Mike is heel erg bepalend voor het geluid van Pentacle. Dat was ‘m gelijk. Het is mooi als je elkaar zo aanvult. In zo’n studio komt veel vrij aan energie. Heel veel positieve, maar ook soms negatieve energie. In de studio wordt een band onder de loep genomen. Dat iets bij het oefenen geweldig klinkt, wil niet zeggen dat het in de studio ook vet is. Daarnaast heb je ego’s binnen een band. Daar is niets negatiefs aan. Ego’s vullen elkaar aan. Een engineer bewaakt de balans tussen die ego’s en het is dus ook het psychologisch effect van zo’n persoon in een samenwerkingsverband als deze. We hebben er zelf in beperkte mate last van gehad, maar wat te doen als het bij iemand na zeven takes het niet lukt? Dan ‘grijpt’ de engineer in om iemand even te laten afkoelen en frustratie weg te nemen. Erwin is van tevoren bij ons in de oefenruimte geweest en toen hebben we alles doorgespeeld. Een nummer lukte niet (het was al een zorgenkindje…) en daar raakte ik gefrustreerd van. Toen heb ik gezegd: “Als dit zo doorgaat, dan nemen we dit niet op”. Erwin haakte daarop in en begon vragen te stellen om erachter komen waarom het nummer niet liep. Hij was kritisch en we stonden dat ook toe, dat moet ook. Die frisse blik heb je echt nodig om te reflecteren. Erwin heeft dat voor ons gedaan, met name in de studio. Niet dat hij zaken heeft aangepast, maar wel de juiste reflectie gegeven. Hij wist ons op de juiste momenten te begeleiden en daarmee toch het juiste zetje te geven.

Daarmee kom ik terug bij het emotionele proces van een album opnemen: je bent trots op wat je neerzet, maar soms gaat het even niet. Hoe ga je daar mee om? Je moet dus de goede persoon op de stoel hebben zitten en niet iemand die het negatieve aanwakkert. Ik zal niet zeggen dat dit bij ons het geval was, maar je loopt altijd wel tegen kleine dingetjes aan en daar moet je met z’n allen mee om weten te gaan.

Zat in het verleden dan niet altijd de juiste persoon op die stoel?

Dat ga ik niet zeggen, want in mijn ogen hebben al onze engineers uit het verleden die rol goed opgepakt. Oscar Holleman, Harry Wijering, Marc ten Braake, Andre van der Ree: iedereen deed het op zijn eigen manier. Ik val natuurlijk nu op Spectre terug, omdat de opnames relatief recent zijn, maar het is en blijft dus een gigantisch belangrijk aspect.

Was het realiseren van die vijf nummers misschien ook een bewijs dat het toch mogelijk was voor een band als Pentacle om op kortere termijn materiaal aan te leveren? Dat die drive er dus wel degelijk was?

Ja, natuurlijk! Dit was nogal een beslissing voor een band op ons niveau. De aanloop naar dit proces en het uiteindelijke besluit heeft heel veel tijd en energie heeft gekost. Wij zijn geen supergetalenteerde band. Ik kan geen nummers in vijf minuten schrijven. Nou ja, misschien wel, maar dan moeten we het wel nog even over kwaliteit hebben, haha! Ik moet er echt voor werken en voor gaan zitten, dus dat hebben we uiteindelijk met elkaar gedaan. Dat maakt Spectre voor mij ook heel mooi: dat dit toch allemaal is gelukt. Toen die vijf nummers af waren, had ik dat wel mooi even bereikt. Daar ben ik trots op en dat gevoel was niet altijd even makkelijk over te brengen op anderen. Dat is ook wel begrijpelijk, want die uren die je steekt in een intensief schrijfproces, zijn niet altijd even zichtbaar.

Het schrijfproces vond op een hele primaire manier plaats. Samen met mijn basgitaar heb ik iedere dag op de bank of op de rand van het bed gezeten. Niet versterkt, met de bas op schoot en een papiertje om wat aantekeningen te maken. Verder niets opnemen, maar echt een idee verfijnen tot het datgene is wat je voor ogen hebt. Ik kan ook geen notenschrift lezen of schrijven, dus het was alleen de bas pakken en gewoon beginnen. Ideeën werk ik uit tot een bepaalde melodie of riff en vervolgens ga ik ze instuderen. Dat betekent veel herhalen en veel terughalen, dus dat kost ook veel energie.

Vind je het fijn om uiteindelijk toch nog het inzicht te krijgen dat je snel materiaal kan produceren of is het misschien jammer, omdat je misschien toch het idee krijgt dat er meer in had gezeten? 

Er had meer ingezeten, maar door bepaalde omstandigheden is dat er niet uitgekomen. Dat is weer een heel ander verhaal. Wat betreft het eerste gedeelte van je vraag: als je kijkt naar de tijd rond The Fifth Moon, of Rides the Moonstorm, dan kwamen de nummers ook al snel, maar dat was natuurlijk ook een tijd die nog relatief in de beginfase van de band lag. Daardoor was het ergens ook wel makkelijker om nummers te schrijven. Je hebt nog gewoon niet zo veel dingen gedaan. Je hebt wat meer mogelijkheden in je creativiteit, je kan nog heel veel kanten uit. Als ik daaraan terugdenk, denk ik ook dat het een hele creatieve periode was, waarin veel nummers achter elkaar geschreven zijn.

Een deadline, een schema, dat is natuurlijk wel nieuw geweest bij het schrijven van Spectre. In deze zin heb ik dat zelf nog nooit gedaan. Met teksten schrijven wel. Ik weet bijvoorbeeld nog dat ik Rides the Moonstorm en Soulburn’s Feeding on Angels ‘back to back’ opgenomen heb. Toen moest ik het ook echt voor mezelf goed duidelijk hebben. ‘Oké, ik ben nu klaar met die plaat en straks moet ik weer door met die plaat. Ja, dan heb ik ook wel een bepaald schema nodig.’ Ik denk echter niet dat het ooit vergelijkbaar was met hoe het nu is gegaan.

Je geeft net aan dat Pentacle geen bijzonder getalenteerde band is, maar wat je beschrijft getuigt wel van doorzettingsvermogen en het memoriseren van muziek. Dat mag toch ook voor iets tellen?

Ja, dat klopt, maar ik wil andere zaken zoals het componeren van materiaal ook niet onderuithalen. Er zijn veel bands die het makkelijk lijken te vinden om materiaal te schrijven. Bepaalde bands brengen bijna op gezette tijden een album uit en dat vind ik echt ontzettend knap. Erg knap dat je als songwriter dat in je hebt om dat te kunnen doen. Zelf heb ik dat dus niet en dat betekent schrijven met bloed, zweet en tranen. Daarnaast ben ik ook erg afhankelijk van inspiratie en dat moet dus maar net aan komen waaien.

Toch lever je topkwaliteit. Kijk je anders naar die vijf nummers dan naar die eerste drie nummers? Hoe kijk je naar Spectre door de manier waarop het materiaal tot stand is gekomen?

Nou, wat ik erg belangrijk vind aan de muziek van Pentacle, is dat er een stuk energie vrijkomt. Ik geloof namelijk dat het binnen onze stijl niet goed is om alles uit te dokteren en kapot te analyseren. De riffs waar ik mee kom, zijn heel spontaan. Ik wil een bepaalde flow hebben en een bepaalde richting, maar uiteindelijk komt het heel spontaan. Aan het eind van de rit zit er een bepaalde energiebron in de muziek, een energie die ik zowel als muzikant en als fan van de muziek ervaar. Het nieuwe materiaal raakt die bron van energie voor mij ook aan. Ik ga dus ook niet oordelen of die vijf nummers beter of slechter zijn dan die eerste drie, daar gaat het ook niet om. In principe denk ik namelijk juist dat het beter is om nummers als een geheel in een band te schrijven.

Die eerste drie nummers hebben Alex en ik samen geschreven. Persoonlijk vind ik die drie nummers heel goed en denk ik dat er een goede dynamiek in zit, juist door de samenwerking. Alex en ik vullen elkaar heel erg goed aan en hij kijkt anders naar riffs dan ik dat doe. Hij is toch echt ‘de gitarist’ en ik benader riffs logischerwijs meer als ‘de bassist’. Dat geeft juist een hele mooie dynamiek en dat moet ik in die nummers die ik alleen schrijf ook maar weer zien te doen. Dat klinkt allemaal heel erg doordacht, maar op het moment van schrijven ben ik daar niet mee bezig. Voor sommige nummers heb ik een idee, zoals Blessed by Fire. Dat moest een langzaam nummer worden, daar had ik echt een idee bij. In de meeste gevallen begin ik gewoon te schrijven. Dat is in mijn ogen ook de grote kracht van Spectre: het klinkt spontaan. Dan heb ik het niet eens over de productie, want dat is ook een heel groot onderdeel, maar het materiaal zelf is dus ook heel rauw. Het lijkt bijna op en neer te deinen. Dat maakt Pentacle wel tot de band die het is. Dat is onze authenticiteit in mijn ogen.

Alex schrijft dus wel mee aan nieuwe nummers. Hoe gaat dat proces dan? Hij is de gitarist en speelt dus misschien wat meer gelaagd, waar jij als bassist naar eigen zeggen meer ‘boem boem boem’ speelt. Zo klinkt het alsof dat prima samengaat?

Dat klopt. Ik zorg vaak voor de meer heavy riffs. Het zwaardere werk, dat is meer mijn ding. Hij gaat meer voor de snelheid. Dat kan natuurlijk ook andersom zijn. Now Spit Forth Death, I Christen Thee Doom! en Bound by Death’s Ropes zijn de drie nummers die we samen hebben geschreven. Je hebt een bepaald basisidee. Iemand begint met een riff en dat is je basis. Van wie die riff dan is, is eigenlijk niet belangrijk. Het gaat om vette riffs, geen ego-kwestie. Dat ik de andere vijf nummers heb geschreven, is zeker een uitdaging voor mezelf geweest, maar het is niet dat ik per se die nummers zelf en alleen wilde schrijven. Ik ben ervan overtuigd dat je toch de beste nummers in een band-context schrijft, als het natuurlijk klikt en je allemaal goede ideeën hebt. Dat brengt een bepaalde diversiteit met zich mee en dan kun je elkaar mooi aanvullen.

De nummers die we samen hebben geschreven, die beginnen gewoon ergens. Alex had veel riffs thuis bedacht, ik had veel riffs thuis bedacht. Die hebben we allemaal bij elkaar gelegd en opgenomen. Zo had je bijvoorbeeld twintig riffs en toen zijn we gaan kijken: de eerste riff, wat willen we met die riff doen? Misschien nog wat aanpassen en verfijnen, om vervolgens op riff A uit te komen. Zo werk je de nummers verder uit. Het gaat er dus ook zeker om dat we elkaar aanvullen. Het kan dat er vier riffs achter elkaar van hem zijn of één van hem en dan drie riffs van mij. Als het maar gaaf klinkt en een geheel vormt. Je zet riffs achter elkaar en de ene keer is het niks, terwijl het de andere keer gelijk klopt. Heel spontaan dus. We hebben nooit, maar dan ook nooit in de gaten hoelang iets duurt. Dat is het proces voor Pentacle, zoals ik ook op de bank zit te schrijven: op een gegeven moment is het klaar. Hoeveel minuten een nummer dan duurt? Geen idee.

Het is wel heel puur, om het zo te doen. 

Het draait ook hier om het gevoel dat we bij de muziek hebben. Moet iets sneller? Moet iets langzamer? Het gevoel bepaalt of een nummer klaar is of niet. Binnen Pentacle gebeurt er heel veel op gevoel, maar dat is ondertussen wel duidelijk, denk ik. We schrijven de nummers eigenlijk altijd als de gitaristen, dus zonder de drumpartijen. Als het gitaarwerk klaar is, bouwt Robert zijn drumlijnen eronder. Natuurlijk heb ik als bassist wel een vrij duidelijk idee voor de beats die eronder zouden passen. Als onderdeel van de ritmesessie neem ik dat altijd mee, dus de basis heb ik en de rest laat ik aan Robert over, omdat hij het als drummer natuurlijk een stuk beter weet en kan. Toch is dat even afwachten: op gitaar kan een idee nog zo gaaf zijn, soms matcht het niet met de drums. Robert weet het altijd wel snel in te vullen. Ik weet vaak al waar het naartoe moet qua drums, dus dan kan ik de eerste voorzet al geven. De ene beat bij de ene riff, de andere beat bij de andere riff. Ik kan helemaal niet drummen, dus moet het echt met m’n handen op m’n buik en benen doen. Als ik een beetje pech heb, moet ik ook nog de melodie erbij neuriën: dat is helemaal lastig, haha!

Het schrijven van een nummer is dus een proces wat je echt als band samen doet, ondanks dat de ideeën soms bij een persoon vandaan komen. Wat bepaalt dan of een riff goed is om mee te nemen naar de band? Je kunt bij het schrijven denken een fantastische riff te hebben, maar als je het bij elkaar gaat spelen toch niet tevreden bent.

Het gevoel moet zeggen dat het klaar is. Wat moet het anders zijn? Het kan dat riffs die je met elkaar speelt dan gaan wringen. Bij het schrijven van Spectre hebben we best wat punten gehad waarbij je iets bedenkt en dat het uiteindelijk toch wat anders wordt. Een goed voorbeeld is Bound by Death’s Ropes. Na de gitaarbreak in het midden van het nummer krijg je dat de drums invallen. Dat tempo was eerst heel wat anders. Met drums erbij krijg je toch iets anders in gedachten. Dan vul je elkaar mooi aan. Robert probeert eerst altijd het originele idee uit. Als het werkt: prima, maar anders ga je zoeken naar wat wel werkt en ga je met riffs schuiven of ze juist langer of korter maken, tot je tevreden bent.

Het proces van samen een nummer aanpassen totdat de puntjes op de i staan, reflecteert zich in de manier waarop jullie opnemen. Drums, bas, gitaar: alles tegelijk in plaats van spoor voor spoor. Toch hoor je ook vaak van bands dat er in de studio best wel wat omgegooid wordt.

Het is letterlijk van “één, twee, drie, vier” en gaan. Dat werkt het beste voor ons. Natuurlijk is er her en der een stuk van een partij achteraf ingespeeld, maar ik mis dan zelf de energie van de muziek, dat onderbuikgevoel. Zelf karakteriseer ik dat gevoel altijd als knarsetanden, zoals je met een gave riff dat gevoel ook hebt. Tanden op elkaar en zagen met die riff. Dat is het gevoel dat je wil vastleggen tijdens een opname en daarom is het voor ons ook belangrijk om als band te repeteren. Aftikken en gaan dus, met de hele band. Die spontaniteit en energie hoor je terug op Spectre en als ik dan ook terugkijk naar de totstandkoming van die nummers, voel ik die energie. Normaliter luister ik mijn eigen releases nadat ze zijn uitgebracht niet vaak terug, maar met Spectre heb ik dat wel gedaan en dan voel ik echt die energie.

Pentacle maakt ancient death metal en daar hoort jullie kreet ‘Don’t forget the ancient feeling, it still rules!’ bij. Zelf had ik altijd het idee dat het op jullie muzikale invloeden sloeg, maar misschien is het gevoel dat je zojuist omschreef, dat knarsetanden, hier onderdeel van?

In eerste instantie ging dit natuurlijk over onze inspiratiebronnen. Natuurlijk is het een hele primaire energie en zonder voor de rest te spreken, kan ik zeggen dat die absoluut nog in mij zit als ik nummers componeer of schrijf. Dat is denk ik ook het grondbeginsel: ik ben fan. Ik ben in de basis geen muzikant. Nee, ik ben fan. Dus als ik een gave plaat opzet, dan ga ik nog steeds even hard uit mijn plaat. Ik had bijvoorbeeld gisteren Nightfall van Candlemass opstaan en dan sta ik nog steeds even hard te bangen en luchtgitaar te spelen als wanneer ik voor het eerst de videoclip van Circle of the Tyrants zag. Dat is voor mij die ancient feeling.

Ik vind het heel mooi dat je deze vraag zo stelt, want ik was er zelf tot niet zo heel lang geleden niet van bewust. Dat jeugdige gevoel van een plaat opzetten op de stereo en mee staan bangen. Het hoeft geen klassieker te zijn, want het kan ook met een nieuwe plaat die me aangrijpt of die ik tof vind. Die energie vind ik belangrijk voor Pentacle. Of je nu Caressed by Both Sides of Spectre of the Eight Ropes opzet: het is een wereld van verschil. De ene opname komt uit 1992 en de andere uit 2019, maar die elementaire energie is op allebei de opnames gevangen. Een dergelijke energie is het kenmerk van onze band. Daarnaast snap ik ook dat het heel veel bands niet meer lukt, omdat ze zich hebben ontwikkeld als muzikant of doordat ze ontzettend veel optredens hebben gedaan. Als een band honderd albums uitbrengt of tientallen interviews geeft, is dat toch een ander kaliber. Ik merk dat wij als underground band dicht bij dat primaire gevoel blijven. Voor mezelf sprekend stop ik er mee als dat me niet meer lukt of in mij hebt. Dat oergevoel maakt dat onze muziek na al die jaren nog steeds die rauwe randjes heeft welke ik zo belangrijk vind om terug te horen en te voelen.

Je noemt het net spontaniteit en dat is het in de essentie ook: als je groeit als band komen er andere zaken bij kijken. Waarschijnlijk is een planmatige cyclus van schrijven, opnemen en touren dan een logische stap.

Dan is het natuurlijk ook allemaal een wikken en wegen met werk en familie. Vergis je niet: het creëren van Spectre heeft heel veel impact op mijn gezin gehad. Dat zijn zaken die verder nooit zo evident zijn, maar het is wel een feit dat ik dit iedere avond deed en ging repeteren. Vandaar dat ik dit ook expliciet wil noemen, want als mijn vrouw mij niet gesteund had, dan was het toch niet gelukt. Mijn gezin kwam ook kijken bij Weert Hard, toen Spectre nog niet zo lang uit was. Nu kwamen ze er natuurlijk niet onderuit, want het was vijf minuten lopen van ons huis, haha! Dat was voor mijn dochter de eerste keer dat ze mij zag optreden. Mijn zoon was heel jong toen ik voor de tweede keer in Asphyx zat en die is toen nog eens met mijn vrouw komen kijken. Nu waren ze er allemaal en dat was toch erg gaaf.

Die energie en spontaniteit is terug te leiden naar de covers die jullie in het verleden hebben opgenomen of live hebben gespeeld. Deze keer is er gekozen voor een cover van Necrophagia’s Forbidden Pleasure, die de CD-versie van Spectre of the Eight Robes afsluit. Hoe is die keuze tot stand gekomen? In een ander interview gaf je aan dat het de bedoeling was om een ander, langer nummer te coveren.

Ja, dat klopt. Vanwege tijdgebrek is dat er niet meer van gekomen. Eind december waren we op een bepaald punt aanbeland en eigenlijk wilden wij ook nog een cover instuderen. Nou ja, dat is niet gelukt. Daarom sloegen we die cover over, want we wilden ons gezien de tijd alleen richten op het eigen materiaal.

Toen we voor het eerst bij Erwin kwamen, drong hij eropaan dat we een cover zouden opnemen. Dat had hij met Inquisitor ook gedaan, zij deden Perish in Flames van Dark Angel. ‘’Jullie moeten dat ook doen!’’ We hadden een idee voor een cover, dus vooruit. Toen bleek hij het ook nog gratis te willen doen: altijd interessant natuurlijk. We wilden wel dat hij dan het nummer zou uitkiezen en het moest niet van zomaar een willekeurige plaat zijn. We wilden er wel echt wat van kunnen maken.

Toen we een half jaar later bij de studio aankwamen, was hij heel dit idee vergeten. Wij zijn natuurlijk wel een band die een bepaalde voorbereiding nodig heeft en daarom leek het logisch om het over te slaan, maar Erwin bleef er toch over doorgaan. Op een gegeven moment ging een lade met cassettes open en toen vonden we Necrophagia’s Season of the Dead. Dit plaat staat in mijn top tien. Meteen was het voor mij duidelijk: ‘’Forbidden Pleasure, die moeten we doen!’’ Even gekeken hoe we dit qua tijd gingen doen, maar het was nog steeds gratis. Gelukkig zat er een week tussen het uitkiezen en het opnemen.

De plaat was bijna helemaal opgenomen. Nog een paar laatste dingetjes en dan afmixen. Dat zou dan het laatste weekend gebeuren. Ik heb m’n telefoon erbij gepakt, waar heel veel muziek op staat. Natuurlijk ook Season of the Dead. Telefoon op tafel, nummer aangezet, gitaren erbij en luisteren wat ze nu precies doen. Echt zoals vroeger, alleen dan digitaal in plaats van vinyl. Toen hebben we met z’n drieën zitten luisteren of het nou een halve toon hoger of lager moest zijn. Een aantal uur laten dachten wij als gitaristen het wel te hebben uitgedokterd, maar dan moet je het natuurlijk nog leren spelen. Die week tussen het uitkiezen en het opnemen was toen een groot voordeel. Onze drummer Robert moest het natuurlijk ook luisteren, want hij kende het nummer nog niet. Een week verder hebben we het maar eens geprobeerd, zonder het echt te repeteren, wat best wel bijzonder is voor ons. Onze versie is iets anders, zoals bijvoorbeeld de drumbeat. Een idee van Robert. Ik twijfelde daarover, want het origineel heeft juist een hele markante beat. Een andere beat eronder bleek toch wel leuk. Om er echt iets anders van te maken, daarvoor was de tijd te kort en dat lukte ook eigenlijk niet, maar door die andere beat klonk het toch net wat anders. Het heeft een Pentacle-touch. Zo is het dan opgenomen.

’s Avonds, nadat wij het nummer hadden uitgekozen en uitgezocht, kreeg ik plotseling een bericht van Erwin: ‘’Moet je dit eens luisteren.’’ Bleek het de solo te zijn, terwijl we het nummer nog niet eens hadden opgenomen! Meestal gaat dat toch echt andersom, haha! Je hoort het op de CD: die solo is voor 99% identiek aan het origineel. Ik dacht zelfs dat hij op een of andere manier het origineel had gekopieerd, want hij is heel slim wat dat betreft, maar Erwin verzekerde me dat hij de solo echt zelf had ingespeeld. Dat was nogal een stok achter de deur om die cover ook daadwerkelijk op te nemen.

Ik heb nog getwijfeld over de zang, want mijn zangstijl is natuurlijk compleet anders dan die van Killjoy. Dat ritme van hem gaat over alles heen, maar omdat ik ook bassist ben, ben ik natuurlijk heel erg op het ritme gericht. Ik heb het heel spontaan gedaan, maar ook dicht bij zijn stijl gehouden, met mijn stem. Ik durfde het niet met mijn eigen stijl aan, want dat zou niet lukken qua ademhaling. Het is een beetje 50/50 geworden. Daardoor klinkt mijn zang op dat nummer ook wat anders. Ik vind het zelf wel heel vet klinken.

Achteraf was het een heel gaaf tribute aan Killjoy. Ik heb vroeger contact met hem gehad en hij bleek ook fan van Pentacle te zijn, dat was leuk en verrassend. Het nummer is een klassieker en daarnaast op een bepaalde manier een ‘dikke middelvinger’ naar alle ‘vinyl only freaks’. Een bonusnummer moet zogenaamd altijd op vinyl uitkomen, maar zowel de A- als B-kant van Spectre stonden tjokvol. Ondanks dat ik het zelf ook leuk had gevonden, was vinyl dus geen optie. Costa (de eigenaar van Iron Pegasus Records) en ik zaten op een lijn: het wordt gewoon een bonusnummer op CD, net als vroeger. Toch ook een beetje rebellie tonen. Heel spontaan, maar we zijn er ook heel content mee. Ik vind het een mooie versie geworden.

Het merendeel van het eigen materiaal is vrij spontaan geschreven, maar hetzelfde geldt voor de cover. Ergens dus ook wel heel tekenend voor dit album, vind je niet?

Klopt. Omdat we de band zijn die we zijn, doen we niet zo vaak spontane dingen. Een ander spontane actie die ik mij kan herinneren, is dat we destijds in Chili Spell of the Pentagram van de Chileense Pentagram hebben gespeeld. Dat met één repetitie van tevoren en met de (voormalig) drummer van Atomic Aggressor en Godless. Tijdens een barbecue hebben we besloten om dat nummer te doen. Diezelfde nacht zaten we toen met twee dronken gitaristen uit te vogelen hoe het ook alweer ging (het nummer staat ook op onze plaat Rides the Moonstorm uit 1998 en sinds die opnames hebben we het nummer nooit meer gespeeld). De dag erna hebben we hem één keer in een studio gerepeteerd en toen live gebracht. Heel leuk, want normaal gesproken zijn we van het plannen. Zoiets, net als die Necrophagia-cover, pakt dan toch goed uit.

Die cover is een versie waar ik trots op ben. Het is een band die, zeker voor mij, heel veel betekent en ook niet vaak gecoverd is. We hadden natuurlijk ook Celtic Frost kunnen doen, maar dat ligt erg voor de hand voor een band als de onze. Plus, voor mij ook heel belangrijk: in hoeverre kun je een nummer nog verbeteren? Dat zit ook altijd een beetje in m’n achterhoofd. Een nummer van Morbid Tales: wat maak je daar nou nog beter aan? Je kunt er vijf gitaren op gooien, zodat het massiever klinkt, maar maak je het nummer dan echt beter? Ikzelf denk van niet. Ik wil zeker niet zeggen dat we Forbidden Pleasure nu hebben verbeterd ten opzichte van het origineel. Dat is altijd de beste versie. Toch denk ik stiekem dat we het weer beetje een update hebben gegeven. Achteraf gezien ook een tribute naar Killjoy, natuurlijk. Dat is sowieso mooi, want voor de scene hebben zulke mensen heel veel betekend.

Je gaf net al aan dat Celtic Frost teveel voor de hand liggend was geweest. Dan moet ik het toch nog een keer vragen: gezien het overlijden van Martin Eric Ain was een cover van Hellhammer of Celtic Frost ook een logische keuze geweest? 

Zo’n cover is voorspelbaar, zoals ik al aangaf. Nu is het dus die cover van Forbidden Pleasure geworden, maar eigenlijk was het de bedoeling dat we een andere band zouden coveren. Ik zeg even niet welke, want misschien gaan we het alsnog een keer doen…

Voor deze cover is tijdsdruk min of meer de bepalende factor geweest voor hoe dicht je bij het origineel blijft. Pentacle heeft ook covers uitgebracht waarop de boel flink is omgegooid, zoals de cover van Possessed’s The Beasts of the Apocalypse. Hoe kies je er normaal gesproken voor om een band, het nummer en dan de speelstijl te kiezen?

Ten eerste moet het natuurlijk een gave band met een gaaf nummer zijn. Ook bedenken we meteen wat voor zin het heeft. Voor The Fifth Moon hebben we Reaper van Hellhammer gedaan. Dat nummer is zo krachtig en eenvoudig… Dan ga je daar toch niks meer aan doen? Je kunt er natuurlijk een hightech versie van maken, maar je moet kijken of je ook wel echt iets verbeterd. Of iets een verbetering is, is subjectief en ik blijf erbij dat het origineel altijd het beste is, met als voetnoot dat we kijken of we er iets van onszelf aan toe kunnen voegen.

Je hoeft natuurlijk niet trouw te blijven aan het originele nummer. Je kunt doen en laten wat je wilt en het op vele verschillende manieren aanvliegen, maar nummers als Reaper, Legion of Doom (van Mantas) en Witch of Hell (van Death), die zijn juist zo krachtig door hun eenvoud. Daarom laat ik ze in hun eer zoals ze zijn. Hoe het nummer origineel bedoeld is, daar laat ik het in dit geval dan bij. Bij andere nummers denk ik dat het interessant is om er iets aan te voegen, zoals bij het nummer van Possessed. Dat nummer hebben we helemaal ontleed en uit elkaar getrokken. Er zijn extra teksten en riffs aan toegevoegd en daar hebben we echt veel werk aan gehad. Of het dan beter is dan het origineel? Nee, sowieso niet, maar het geeft wel een leuke interpretatie van hoe het nummer had kunnen zijn met de bril van Pentacle op.

Belangrijk voor het kiezen van een cover is of het origineel van een band is die ergens aansluit bij de Pentacle-sound. Dan hoeft het natuurlijk niet één op één te klinken zoals wij. Reaper klinkt bijvoorbeeld heel anders dan wat we destijds op The Fifth Moon deden. Het is een bepaalde energie, een bepaalde gedachtegang, een eerbetoon. Dat gevoel moet je hebben. Het moet een band zijn waar ik veel respect voor heb en een concept dat aansluit bij dat van Pentacle. Dat is de basis. Op die manier weet je eigenlijk al wat een goed nummer is om te coveren. Ik heb in m’n hoofd een lijstje met nummers die ik weleens zou willen doen. Dat komt echt niet omdat ik veel platen heb geluisterd, op zoek naar een geschikte Pentacle-cover.

Als ik kijk naar Pentagram’s Spell of the Pentagram of Necrovore’s Divus de Mortuus, dan hebben we daar ook wat aanpassingen gedaan, maar dat was vooral qua sound. Het origineel kreeg ik via tape trading en natuurlijk is dat heel gaaf, maar productioneel gezien was dat niet echt top. Heel logisch natuurlijk, als je kijkt waar het vandaan komt. Het eerste waar ik aan denk qua verbetering is een betere, meer moderne sound. Dan kun je je altijd nog afvragen of moderner beter is, maar goed. Het is natuurlijk ook een eerbetoon aan een bepaalde band en muzikale ontwikkeling uit die periode, misschien zelfs wel een bepaalde scene. Onze cover van Spell of the Pentagram heeft bijvoorbeeld achteraf gezien heel veel betekend voor de Chileense scene. Daar waren we ons toen niet van bewust, maar dat een Europese band een cover van hun nationale helden uitbracht, dat deed wel wat. Zeker omdat het toen helemaal niet populair was om dit soort nummers te coveren. Dat heeft ons echt veel respons opgeleverd. Het betekende heel veel voor die mensen: een stukje erkenning dat een band uit een ander werelddeel dat doet. Dat hebben we pas jaren later meegekregen. Wij deden het gewoon omdat we het een gaaf nummer vonden, maar het deed echt wat met die mensen en wij waren ons daar helemaal niet van bewust. Geweldig toch, dat je zoiets teweeg kunt brengen?

Het komt er uiteindelijk allemaal op neer dat een band aansluit bij ons concept. Het idee, de muziek, de energie, een mooie aanvulling of een eerbetoon. Daar wordt mijn keuze voor een cover door bepaald. Dat klinkt zwaarder dan het is, want het begint met een gevoel. Eigenlijk zoals zoveel dingen bij Pentacle op gevoel gaan. Kijk naar onze covers van Death en Mantas. Bijna niemand deed dat toen. Ik weet dat Atrocity toen Archangel heeft gecoverd op hun album Todessehnsucht en Rigor Mortis heeft Slaughterhouse gedaan. Het is dan gewoon een voorkeur voor een bepaalde band. Als je dan ook een bepaalde gelegenheid hebt, zoals Ancient Death onze ‘anniversary release’ was, en je het dan toch over ‘ancient death’ hebt, dan kom je al snel bij Chuck Schuldiner, Rick Rozz en Kam Lee uit. Het is ook gewoon gaaf en leuk om covers te doen. Ik heb leren musiceren door het spelen van covers en ik kan er nog steeds een kick van krijgen als ik zoiets speel.

Links