FortaRock 2018, vrijdag

FortaRock is weer terug van weggeweest! Toen in 2017 geen bands van gepaste statuur gestrikt konden worden, werd er een pauze ingelast. Dat gewetensonderzoek heeft geleid tot de tweedaagse editie die nu voor ons ligt. Er wordt niet meer ingezet op megabands als Rammstein, Iron Maiden of Slipknot, maar in een categorie daaronder gevist. Dat levert vandaag als headliner Parkway Drive op, een gedurfde zet tussen de andere, meer ‘standaard’-metalen bands die vandaag op de line-up staan. Desondanks weet de Australische band vandaag aan te tonen dat het klaar is voor de hoofdrollen. Het was echter aan Watain en Kreator om te tekenen voor de absolute hoogtepunten. Het waarom lees je in het verslag hieronder!

Lees hier ons zaterdagverslag!

Het decor van FortaRock 2018 is wederom het Goffertpark, maar met een hoofd- en tentpodium die tezamen dichter in de buurt komen van de gezellige sfeer die er heerste in Park Brakkenstein. In vele opzichten is deze iteratie van het festival kleiner, maar dat is eerder een pluspunt. Toch had de organisatie waarschijnlijk gehoopt op een beter bezochte vrijdag, maar het onstuimige en broeierige weer dat het festivalterrein voor aanvang met een natte laag bedekt, gooit roet in het eten. Voor Zware Metalen zat er nog meer tegen: helaas missen we Betraying The Martyrs en een aanzienlijk deel van Death Angel vanwege enkele treinvertragingen. Nadat we even snel een selfie maken bij de bouwhekbanner van Zware Metalen in de buurt van de entree hollen we snel door naar het hoofdpodium om de staart van Death Angel mee te krijgen. De Californische oerthrashers staan aldaar de jetlag van zich af te spelen met zowel oudere, furieuzere nummers als The Ultra-Violence en Thrown To The Wolves en recentere, geliktere nummers als Lost en The Moth. Zanger Mark Osegueda probeert met een hoop ge’fuck’ in zijn lingo het publiek aan te zwieren, maar babbelt te lang op Amerikaanse wijze door terwijl hij leunt op een soort vangrail die in de breedte van het podium staat. Desondanks zaait hij waardering door met een aantal heerlijke uithalen op de proppen te komen die Tom Araya al jaren niet meer durft te proberen.

Suffocation zagen we laatst nog op het hoofdpodium van 013 tijdens Netherlands Deathfest. Het moet gezegd worden dat deze New Yorkers beter uit de verf komen in een moderne concertzaal dan een festivaltent die aan de buitenkant roze gekleurd is, maar op de muziek is niks af te dingen. Binnenin wordt de boel voldoende verduisterd door het donkergekleurde tentdoek. Inmiddels zijn we wel gewend aan het feit dat Frank Mullen niet meer meedraait, maar vervanger Ricky Myers, met zijn zweterige basketbalshirts en kabouterbaard, is steeds slechter weg te denken van het Suffocation-plaatje. Beukend en stompend zorgt het vijftal voor het grotendeels op FortaRock ontbrekende hardcoregeluid en baant het zich een weg door een gebalanceerde setlist met de klassiekers van Pierced From Within en Effigy Of The Forgotten en het nieuwere werk van …Of The Dark Light. Dat betekent echter niet dat Suffocation voorspelbaar uit de hoek komt. Zelfs na tientallen luisterbeurten blijven de malende riffs vol dynamiek zitten en de lomp aangekondigde breaks blijven stroomstoten uitdelen.

Het massief ogende, knekelige bandlogo achter de band breekt voorzichtig door de alarmrode podiumverlichting en in die mistige hoedanigheid is Suffocation ronduit angstaanjagend. Nog enger zijn de verontrustend lompe vertragingen waarbij de gitaristen langzaam headbangen en hun haar heel lieflijk en haast zonder invloed van de zwaartekracht door de lucht vliegt. Suffocation bewijst vandaag met een nummer als Pierced From Within tot in de puntjes verzorgt te zijn door disciplinerende snare-afvuringen te combineren met de finesse van het gitaarduo. Dat de zanger op basis van zijn zwakke, krakende stem tijdens nummeraankondigingen niet zo lekker in zijn vel lijkt te zitten of dat de versterker van gitarist Charlie Errigo tijdens Liege Of Inveracity uitvalt, heeft geen effect op het totaalgeluid. De lage grommen blijven probleemloos komen en de versterkerwissel is net op tijd voltrokken om de snoeiharde break te brengen die het publiek nog een tandje harder doet moshen.

Body Count in da houuuuuuuuuuuse! Serieus, hoeveel concertverslagen, albumrecensies, interviews en nieuwsitems zullen zo begonnen zijn? Deze begint in ieder geval zo, want anders is ondenkbaar. Ice-T en consorten boezemen zulk blind enthousiasme in en de opzienbarende crossover lijkt volledig opgenomen te zijn in de harten van iedere metaalfanaat. De menigte huppelt snel naar het hoofdpodium wanneer Raining Blood ingezet wordt, iets wat Limp Bizkit in 2012 als headliner op Graspop ook flikte. De zevenkoppige posse, grotendeels bestaande uit Afro-Amerikaanse muzikanten (hoe kon het ook anders, gezien de sociopolitieke bijdrage van Ice-T aan de muziekwereld), wordt uitgebreid aan het publiek voorgesteld. Twee leden daarvan (waaronder zoon Little Ice) zijn niets meer dan hypemans en een artefact uit de hiphopscene. Het geluid is een beetje ielig door de regenachtige weersomstandigheden, maar de bandleden kunnen hier dankzij de aanstekelijke thrashcore doorheen spelen.

Het vorig jaar uitgebrachte Bloodlust is zonder twijfel de beste plaat van Body Count die uitgekomen is in de afgelopen twintig jaar, maar dat verandert niets aan het feit dat een optreden van deze band volledig draait om Ice-T. Het permanente, cirkelvormige snorbaardje en de opgetrokken, witte sokken van een Engelse toerist zijn een reflectie van de gemoedstoestand van de rapmeester. In extremis is Body Count het best tussen de nummers door, want dan deelt het kernfiguur resoluut en op stoïcijnse wijze allerhande beledigingen uit aan alles en iedereen. Ice-T heeft altijd iets om chagrijnig over te zijn en uit die misantropie met een laat jaren ’90 gevoel van de opgestoken middelvinger. Zo is het voor de zwakke mannen onder ons ‘Ice motherfucking T, bitch’ en wordt er geageerd tegen genrebenamingen. De niet dupliceerbare persoonlijkheid, de anekdotes, de absurde uitspraken; die dragen het optreden en niet nummers als Cop Killer, There Goes The Neighborhood en KKK Bitch. Daarbij komt dat Ice-T wel erg hoog en in de verte op het gigantische podium staat. Dat zal drie dagen later in de Melkweg te Amsterdam ongetwijfeld anders zijn.

Wie dacht dat er niets zwarters op FortaRock zou zijn dan Body Count heeft het mis, want Watain staat in de tent. Het scheelde niet veel of bepaalde groeperingen hadden deze band van het festival proberen te weren. Een bandlid stond op de foto terwijl een onpasselijk gebaar gemaakt werd en werd resoluut en voor onbepaalde tijd uit de band gezet. Dat brandje is op tijd geblust voor het verder kon spreiden en daarom kunnen deze Zweden vandaag hun inwijdingsprocessie tot de duisternis voltooien. Dat doen ze niet alleen: banieren, omgekeerde kruisen, brandende kaarsen en Poseidondrietanden vullen het podium. Van het licht verstorven zijn de rode lampen een voorbode van het door Watain gereserveerde stukje van de hel. Het voelt alsof we in de Baroeg staan! Natuurlijk zijn de laatste twee studioplaten wat minder, maar de theatraliteit komt hier perfect samen met de razende black metal. Omcirkeld door de dampende podiumwalmen is Watain vandaag een imposante verschijning.

Dit optreden had echter nooit zo waanzinnig kunnen zijn indien het geluid niet zo uitstekend afgesteld was. Ieder instrument is perfect onderscheidbaar en zo komen de ijzige melodielijnen en galmende snaredrums tot leven. Zelfs recente nummers van Trident Wolf Eclipse zoals Nuclear Alchemy, Furor Diabolicus en Sacred Damnation overtuigen dankzij de angstaanjagende intensiteit waarmee gespeeld wordt. De besmeurde, shirtloze lichamen, de lederen kledij met spikes en de met varkensbloed vermengde gezichtsverf houden de bandleden ten alle tijden in hun rol, al mag er gerust met het hoofd geschud worden wanneer een roadie uitgerekend met een witte handdoek een plasje water op komt drogen. Het occultisme wordt hier op ambitieuze wijze naar een groots festival gehaald en slaagt volledig in haar missie. Watain schaart zich hiermee zonder moeite in het rijtje van Marduk, Taake en Mayhem en zet samen met Kreator het meest overtuigende optreden van de vrijdag neer. Honderd procent poppenkast, maar honderd procent trve en honderd procent weergaloos!

Dan is het tijd voor het avondeten, genuttigd terwijl Arch Enemy op het hoofdpodium tracht te beginnen. De band mocht in 2011 het festival afsluiten, maar deed dat met de vorige zangeres Angela Gossow. Inmiddels is er een breed draagvlak voor haar vervanger Alissa White-Gluz en zodoende blijft de Zweedse machine alsmaar verder groeien. Terwijl ik een melige portie patat wegspoel met halfzoete mayonaise en een speciaal voor FortaRock gebrouwen speciaalbiertje, regent het pijpenstelen en valt bij Arch Enemy twee keer het geluid weg. Dat geeft de band de makkelijke aanleiding om de overwinning op te eisen; er wordt immers zo hard gerockt dat de geluidsinstallatie het niet aankan. Bij mij komt de groep er echter niet zo makkelijk van af. Daar is deze pseudomelodische, pseudodeath metal te gelikt en gezichtsloos voor. Getuige het aantal bandshirts in het publiek is Arch Enemy nog steeds mateloos populair, maar hier wordt een optreden op zo’n automatische piloot gebracht dat het bijna te gênant voor woorden is. Met geen greintje natuurlijkheid wordt hier ieder cliché van het lijstje afgestreept. Ook betrap ik de bandleden op een aantal misstappen op de gitaarhals en tijdens overgangen. Dan heb ik het liever over de Hopshredder: een fijne American pale ale die neigt naar een saison en met friszoete smaak en een geringe hoeveelheid hop (die toch wat veel versnipperd blijkt) een plezierig brouwsel is, zelfs wanneer het regent. Ondertussen laat iedereen zich aansturen door met zangeres Alissa mee te springen op No Gods, No Masters.

Vooraf had waarschijnlijk niemand verwacht dat Kreator nog eens op extreem positieve wijze uit de hoek kon komen. De meest oerdegelijke thrash metal ter wereld zorgt na ruim dertig jaar, zeker in een livesetting, niet meer voor verrassingen. De nagenoeg smetteloze discografie, met uitzondering van een dipje in de jaren ’90, is van ongekend hoog niveau. De Duitsers hebben vanavond goed opgelet bij Watain en komen met een beeldenstormruïne op het podium op de proppen. Een ingestorte kerk, waarvan alleen de raamkozijnen overgebleven zijn (stiekeme beeldschermen), is de enscenering en Kreator danst ruim een uur lang op het kerkelijke graf. Een gemaskeerde tweeling met voetbalfakkels flankeert de bandleden die euforisch onthaald worden wanneer ze in de tent arriveren. Met de opjuttende thrashriffs van Phantom Antichrist is het meteen raak. De ruimte voor het podium verandert direct in een kolkende pit en elke toeschouwer lijkt het venijn te omarmen na de futloze show van Arch Enemy.

De hoorns gaan massaal omhoog en het is duidelijk dat dit voor velen de hoofdact van de avond is, die aanvankelijk op de zaterdag van het festival zou spelen. Doorgaans hebben deze Germanen het niet zo op showtrucjes, maar de band laat vanavond de teugels vieren. Zo wordt na een forse wall of death tijdens Enemy Of God een hoop confetti de tent in geschoten en ontwaart zich een gigantisch monstergezicht met lichtgevende ogen achter drummer Ventor tijdens Satan Is Real. Daarnaast zorgen de geprojecteerde albumcovers en fel wapperende verlichting voor een visueel spektakel. Belangrijker is dat Kreator na al die jaren nog steeds moeiteloos een festivaltent aan gort speelt wanneer het in bloedvorm is, en dat is het vanavond. Zanger en gitarist Mille Petrozza is uitstekend bij stem, en de pretentieloze bak thrash klinkt perfect en is waanzinnig aanstekelijk. De aansporende praatjes en publieksinteractie vormen niks nieuws onder de horizon, maar zijn bijzonder effectief. En terwijl de circle pit steeds meer toeschouwers verschalkt, vallen de puzzelstukjes voor Kreator tot aan afsluiter Pleasure To Kill langzaam bijeen.

Parkway Drive kondigt zichzelf met zwaar vuurwerk aan. De gedurfde headliner van vandaag trekt aanvankelijk minder bekijks dan Arch Enemy, maar dat komt vooral doordat mensen zichzelf na het slopende optreden van Kreator weer moeten herpakken. Ooit moet toch een keer de jongere garde naar de top van de affiches rijzen. Laat het dan Parkway Drive zijn, dat jarenlang met een wijde glimlach de wereld heeft plat gespeeld. Om die transformatie kracht bij te zetten, zijn de laatste twee albums van deze Australiërs meer stadionrock met meezingbare refreinen dan de melodische metalcore waar het zorgeloze vijftal bekend mee is geworden. Ook al ben ik in muzikaal opzicht daarom redelijk afgehaakt, toch wens ik het beste voor de band. Het metalcoregenre krimpt immers steeds meer.

Parkway Drive is geen onbekende op FortaRock. In 2011 postuleerde ik dat de band in geen jaren voor zo’n laag bezoekersaantal gespeeld had, maar dat trok het zich niet aan, want in 2015 revancheerde het zichzelf. Toen overheersten de wispelturige priegelriffs en oneliners die lompe breakdowns inleidden; nu wordt een versimpeld geluid voorgeschoteld dat draait om relatief nu-metalige riffs, langzamer gespeelde gitaarlijnen en ‘whoahoohoa’-refreintjes. Het voordeel hiervan is dat de traditionele metalhead wat minder hard afknapt. Toch vraag ik me af of dit nu een vooruitgang is: op Graspop heb ik de heren namelijk een gigantische tent zien afbreken met moshpits die tot achter de geluidstafel reikten. Dat de muziek tegenwoordig anders is, wordt ook weerspiegeld in de sobere, industriële podiumbekleding. Parkway Drive begon zich met het album Atlas zorgen te maken over de vervuiling die de mens de wereld aandoet en is vanavond gehuld in gereserveerd zwarte kledij.

Het optreden wordt gekenmerkt door een ietwat moeizame aftrap. De nieuwe nummers Wishing Wells en Prey vallen plat, terwijl de hoofdpijn opwekkende basdrums juist een illusie van hardheid aan de nieuwe nummers geven. Meezingklassieker Carrion geldt vervolgens als te vroeg verschoten kruit omdat het te snel in de setlist voorkomt om het kenmerkende verbroederende effect op het publiek over te brengen. Vice Grip dient als het meest geslaagde stadionrock-experiment en mag rekenen op de meeste weerklank. Met een djenterige Emmure-groove is Parkway Drive massief, grotesk en Leviathanistisch op haar best. Kolkende pits, stagedivers als paraplu en aanstekelijke friemelriffs die door de luidsprekers schallen. Voorheen voelden de bandleden bereikbaar, hoe groot het podium ook mocht zijn, maar dat is nu anders. Er is geen speld tussen de show te krijgen, maar dat betekent ook dat alles volledig is ingecalculeerd en een zekere oprechtheid ontbreekt.

Toch moet toegegeven worden dat Parkway Drive bij momenten als nooit tevoren imponeert. Zo staat het podium letterlijk in vuur en vlam terwijl drummer Ben Gordon als een Joey Jordison in een ondersteboven draaiend drumstel hangt. Wanneer zanger Winston McCall tijdens Dedicated in zijn eentje op de vangrail staat terwijl draconische vlammenwerpers in de rondte blazen, is het totaalplaatje overtuigend. Sowieso is de aanvoerder goed bij stem, hetgeen in het verleden door overmatig toeren wel eens anders is geweest. Dat FortaRock de eerste stop tijdens de Europese festivalronde is, verklaart. Jammer genoeg wordt van het oudere materiaal alleen nog Idols And Anchors en Karma gespeeld. Wat overblijft zijn de aan We Will Rock You-gelijkende drumbeats en de melodramatische viooltjes van Writings On The Wall, de zelfplagiaatriffs van Destroyer en de aan de meeslependheid afbreuk doende oneliner ‘in the eye of the storm, the truth drops like a bomb’ van Absolute Power. Met de encore van Crushed en Bottom Feeder is de jammerlijke gedaantewisseling van Parkway Drive volledig voltrokken.

Lees hier ons zaterdagverslag!

Foto’s:

Sanne Zeen (Creative-Ocean)

Datum en locatie:

1 juni 2018, Goffertpark, Nijmegen

Links: