Thy Catafalque – Alföld

Zo, dat zag ik niet aankomen. Het nieuwe, elfde album van Thy Catafalque begint met een stevige deathmetaluitbarsting, genaamd A csend hegyei. De song staat vol lekker zware riffs en buldergrunts. Dat is toch wat andere Hongaarse koek dan op bijvoorbeeld Naiv uit 2020. Ook een lekkere plaat trouwens, maar in grote lijn eerder inzettend op sonische schilderingen dan op de harde klap. Misschien dat het livealbum Mezolit – Live at Fekete Zajuit 2022 daar voor iets tussen zit, want op die plaat staan met Szamojéd Fresko, Jura en Mezolit een paar bijtende blackmetaltracks en een verraderlijk lekker doomdeathmoeras.

Hoe dan ook, Alföld kon moeilijk overtuigender van start gaan. Een heerlijk zwalkende riff wordt overspoeld door een diepe putgrunt en ondersteund door zware mokerslagen in het tempo “log, maar we gaan nog vooruit”. Het geeft een haast Finse sfeer (jaren ’90 vorige eeuw). De toevoeging ‘haast’ volgt uit het gitaarwerk dat in zijn uitlopen naar het atonale neigt. In weerwil van deze zware, zinkende basis probeert een fraaie blackmetallead de boel boven water te houden. Vergeefs, het moederschip gaat statig voortvarend zijn ondergang tegemoet.

Het begin van Testen túl doet denken dat A csend hegyei die zwaluw is die nog geen harde zomer maakt. Midtempo komt het vrij eenvoudige bas en drumwerk (wat een knisperhelder geluid trouwens!) gemakkelijk de gehoorgangen binnen. Het is alleen nog de ruige blackmetalstem die schuurt. En juist die blijkt een voorbode van de wending die volgt. Na een stevige breakdown zetten de drums diverse tandjes bij naar pittige blacktempi waaroverheen een thrashy gitaar repetitief de boel doortrekt naar rappe, maar gecontroleerde blackmetalrazernij, die weer uitdooft in het melodieuze hoofdthema van de track. Daarmee kunnen we nu al zeggen dat Thy Catafalque-mastermind Tamás Kátai zeker niet minder eclectisch is gaan denken maar wel een stuk harder uit de hoek komt.

De termen eclectisch en hard gaan misschien nog wel het meest op voor favoriet A földdel egyenlő. Die Cynic-baslijnen op 1:30 mensen, die zijn genoeg om een hele zomer goed te maken! Daaraan vooraf is een spervuur van drums gegaan én – naast het gekende blackmetalgitaarwerk – zelfs wat riffs die uit de Bay Area zijn gesmokkeld. Ze doen denken aan Exodus en de vroege Metallica. Het zou niet moeten werken, zeker niet met die polka-achtige geluiden die het toetsenbord en de hoorn produceren, maar dat doet het wel. Op verslavende wijze zelfs! Als je een song van de nieuwe plaat beluistert, laat het dan deze zijn, hoewel je misschien wel even zult moeten wennen aan de zuivere(?) zang die rond 4:30 de kop opsteekt, voordat weer zo’n meeslepende lead je naar het einde van de song sleurt.

Ook de meer dan negen minuten durende titeltrack is sterk. Deze lijkt in aanvang eerder uit de losse pols gespeeld. De Franse hoorn die wordt ingezet geeft vervolgens gek genoeg die Oosterse sfeer die je ook wel hoort in de intermezzo’s van Nile en duwt het geheel ook wat in de richting van het magistrale Hollenthon. Alsof dat niet genoeg is, worden de zes snaren kortstondig ook wat post-metalig aangeslagen, voordat Martina Veronika Horváth (The Answer Lies In The Black Void, Mansur) Myrkur-gewijs verhaalt over – naar het lijkt voor iemand die de taal niet machtig is – lang vervlogen tijden en liefdes die gemist worden. Had ik het woord eclectisch al gebruikt? Mooi zo! Knap daarbij is dat Tamás er bij al die wendingen steeds in slaagt de luisteraar vast te houden. Sterker nog, als je niet aandachtig luistert, zullen ze je misschien niet eens opvallen omdat hij de leidende thema’s steeds weer terug laat komen.

Vanaf Folyondar krijgen de instrumenten en sferen uit de regio een grotere plek. In het instrumentale nummer zelf heeft een fluit een van de hoofdrollen, terwijl er ook wat strijkinstrumenten voorbijkomen over zware bassen en drums. Csillagot görgetö begint dan weer met weemoedig volksgezang, zoals die ook wel gebruikt wordt door Jonathan Hultén. Overtuigend warme blackleads schieten af en toe de oneindige ruimte in om door de bariton van dienst steeds weer naar de aardse oerbossen getrokken te worden. Terwijl de drums en gitaren het tempo steeds verder opduwen valt nog maar eens de plek van de bas in het geluid op. Niet verstopt achter de slaggitaar, maar stevig voorop zodat de lijnen een eigen en extra laag muziek geven. Na deze twee “vriendelijker” tracks worden met A felkelő hold országa weer de wat ruigere regionen bezocht. Ruiger in de schurende zang en in de stevig door malende riff. Wel steeds met een mooie melodie erover natuurlijk. Na het intermezzo Szíriusz sluit het Bathory-aanse (ergens tussen Blood Fire Death en Hammerheart, maar dan met een dikke laag toetsen) Néma vermek sterk af.

Dat Alföld een avontuurlijke plaat is geworden, mag niet verbazen. Tamás Kátai laat immers al jaren horen geen interesse te hebben in de kleuren die anderen gebruiken. Het venijn in met name het eerste deel van de plaat is wel een lichte verrassing. Vanwege dat hervonden vuur doe ik er een paar puntjes bij ten opzichte van Naiv, maar eigenlijk gaat het niet aan om een diepgaand kunstwerkje als dit te belasten met zoiets ordinairs als een cijfer.

Score:

85/100

Label:

Season Of Mist, 2023

Tracklisting:

  1. A csend hegyei
  2. Testen túl
  3. A földdel egyenlő
  4. Alföld
  5. Folyondár
  6. Csillagot görgető
  7. A felkelő hold országa
  8. Szíriusz
  9. Néma vermek

Line-up:

  • Tamás Kátai – Gitaar, basgitaar, keyboards, programmering, vocalen
  • Martina Veronika Horváth – Vocalen
  • Lambert Lédeczy – Vocalen
  • Bálint Bokodi – Vocalen
  • Gábor Veres – Vocalen
  • Gábor Dudás – Vocalen
  • Breno Machado – Gitaar
  • Daniele Belli – Guitar, bas
  • Dario Cei – Fluit
  • Chris Lyons – Viool, viola
  • Ido Romano – Ney
  • Samuel Chacon – Basgitaar
  • Austris Apenis – Franse hoorn

Links: