Déhà – The Illusion Of Reach

Als er in het Belgische blackmetalwereldje iets interessants en noemenswaardig gebeurt, dan is de kans behoorlijk groot dat de duivelse duizendpoot Déhà er ergens de hand in heeft gehad. Is het niet bij één van zijn talloze eigen projecten, dan bespeelt hij wel met verve de gitaar, bas, drums of keyboards (of neemt hij de microfoon ter hand) in een bevriende band, op plaat of gewoon als live muzikant. Of staat hij achter de knoppen bij het opnemen en mixen van een nieuw album. Of treedt hij op als producer. Of verzorgt hij het artwork voor de cover van nieuw werk. Zijn invloed op het Belgische blackmetallandschap is gigantisch en absoluut niet te onderschatten. De lijst van bands waar hij zijn stempel op heeft weten te drukken lijkt dan ook eindeloos. Ik denk aan het heerlijke Cult of Erinyes, het postblackfenomeen Silver Knife, de betoverende atmosferische folklore van Oerheks, maar ook aan een “grote naam” als Wolvennest, een band die niet meer weg te denken is van de podia in binnen- en buitenland. Trouwens: Déhà zelf is ook gewoon een podiumbeest pur sang. Ik ben sinds 2021 vaste klant bij Unholy Congregation, een puur en kleinschalig blackmetal-geöriënteerd festival in Oudenaarde dat elk jaar weer met een gedurfde line-up op de proppen komt, en Déhà stond sinds dat jaar al elke keer op het podium in De Qubus. De man lijkt gewoon alomtegenwoordig.

Maar Déhà heeft dus ook een band die zijn eigen naam draagt. Ik ga er bij dezen van uit dat dit de band is waar de Henegouwer voor de volle honderd procent zijn eigen ding mee doet. Déhà weerspiegelt wie Déhà écht is, welke muziek hem werkelijk definieert. En ook hier is hij weer opmerkelijk productief, want op zes jaar tijd heeft de brave man maar liefst 35 (met deze nieuwe én het ondertussen ook al verschenen Mortem Animæ erbij) studio-albums uitgebracht. Vijfendertig!! Op basis van een grondige bloemlezing uit zijn oeuvre (maar nee, ik heb ze niet allemaal beluisterd, waarvoor mijn excuses) kon ik tevens concluderen dat deze 34 albums stuk voor stuk prachtig uitgewerkte meesterwerkjes zijn. Geen verplichte nummertjes, maar elk op zijn eigen manier een uiting van de nooit opdrogende bron van inspiratie die het brein van Déhà vormt.

Elk op zijn eigen manier dus, want de muziek van de éénmansband Déhà is niet onder één noemer te catalogeren. Er zit enorm veel variatie in het werk van Déhà. Op debuutalbum Halo werd bijvoorbeeld enkel gebruik gemaakt van piano. Cruel Words, dat op uw favoriete webzine van een recensie werd voorzien door collega Bart Alfvoet, vermengde geëmotioneerde post-rock met al even getormenteerde doom en post-black, How to Despise Humanity in 7 Lessons and a Half (ik pik er hier en daar willekeurig een paar uit) was dan weer een extreme blackheavydeathgroovecocktail en Of Fire and Infinity combineerde dansbare beats met tribaal-rituele invloeden, felle black en loden doom (deed me bij momenten denken aan het onvolprezen Oceans of Sadness). Het perfect in het gehoor en gevoel liggende en af en toe Borgne-achtige, doomende elektroblackmeesterwerk Decadanse was in 2022 zelfs goed voor een vierde plek in mijn persoonlijke jaarlijst.

Het is slechts een bloemlezing, maar het toont wel aan dat Déhà vooral werkt vanuit het gevoel van het moment en in feite elke keer weer met iets relevants en kwalitatiefs voor de dag komt. Een echte rode draad is moeilijk te vinden, maar in veel gevallen worden black en doom met elkaar vermengd en over het algemeen is het gevoel achter de nummers aan de negatieve kant. Depressieve black metal is ook de noemer waar The Illusion Of Reach onder valt, het album dat eind 2023 uitkwam (en dus ondertussen al niet meer zijn nieuwste album is). En ook nu weer (zoals heel vaak het geval is bij deze band/man) kiest Déhà voor lang uitgesponnen nummers, die zo ongeveer tussen de zeven en zestien minuten afklokken.

De drie eerste tracks (Anymore, Post-Traumatic Sun en The Hands of Time) lopen vloeiend in elkaar over en kan je gerust beschouwen als één en hetzelfde nummer, samen goed voor meer dan een halfuur tastbare ellende. Na een trage, rustige en ogenschijnlijk vredige start (maar je voelt de treurnis in elke vezel van je lijf) begint een martelgang van meer dan dertig minuten. Een martelgang voor Déhà, maar niet voor de liefhebber van trage, depressieve black metal met een heldere gelaagdheid in de gitaren. Hoewel je bedolven wordt onder kilometers aan droefgeestigheid, is met name het gitaarcompartiment bijzonder transparant in opbouw. Vooral het tremolo is bijzonder atmosferisch, maar tegelijk ook ijzingwekkend koud. Door alle lagen mooi uit de verf te laten komen, krijgt het geheel veel diepgang. En dat is ook essentieel voor dergelijke diep-emotionele muziek.

Collega Bart Alfvoet liet in zijn recensie van A Fleur De Peau – III – A Fire That Does Not Burn verstaan dat hij Déhà “nog steeds één van de meest pakkende huilers in het (DSBM) genre” vindt, en daar kan ik hem helemaal in bijtreden. Schrille weeklacht, ijl geschreeuw, gehuil; de pijn die zich diep in de ziel van Déhà heeft genesteld komt onder allerlei vocale uitingsvormen aan de oppervlakte. Kan er iemand Déhà een dikke knuffel gaan geven alstublieft? Die man klinkt zo diep ongelukkig…

Deze muziek moet je niet beluisteren, je moet ze beleven, ondergaan, absorberen. Laat je de muziek toe, dan zal je je na enkele minuten al volledig verliezen in de slepende melancholie ervan, als een gigantische, pikzwarte golf die over je heen komt: uitzichtloos, triest en ijskoud. Het initiële drieluik is dus een immersief gebeuren, waarin alles gradueel transformeert. Geen bruuske overgangen, maar een breedvoerig gedetailleerd verhaal dat onopvallend het tempo en de intensiteit opvoert of tempert. Echt snel wordt het nooit, maar Déhà slaagt er wel in om bij momenten heel indringend uit de hoek te komen, zonder weliswaar de melodische basis van zijn muziek te verloochenen. Op dergelijke momenten is de overgave compleet en wordt er danig op het gemoed van de luisteraar gewerkt. Zelfs wanneer het tempo relatief hoog en het ritme plots bijna dansbaar lijkt (zoals op Anymore), voel je geen enkele warmte, vreugde of verrukking. Toch blinkt bijvoorbeeld Post-Traumatic Sun (ondanks de nogal weinig aantrekkelijke titel) ook gewoon uit in prachtige esthetiek, aangrijpende melodische soundscapes en authentieke pathos. Dit raakt hart en ziel.

The Hands of Time neemt in eerste instantie wat gas terug en herhaalt zo in zekere zin de aanpak van Nothing Else, waardoor het lijkt of er na een halfuur dan toch een nieuw hoofdstuk aangesneden wordt. De terugkeer naar het hardere werk is relatief bruusk, maar wat volgt, overtuigt toch weer door zijn pakkende, dromerige esthetiek, verwekt door de gemeenschap tussen verschillende gitaarlagen in een gezapig drumritme, met een beklemtoning van de abyssaal klinkende basdrums. Het nummer lijkt zich lijdzaam naar zijn einde te slepen, tot het rond 6:50 een nieuwe adem vindt met een korte versnelling van het drumtempo en een meer dwingend, prominenter karakter van de gitaren. Die nieuwe adem beperkt zich tot een aantal korte, apathische doodsreutels die afgewisseld worden met tragere segmenten. Als ik even met acroniemen mag spelen, dan zou ik dit DSABM (Depressive Suicidal Atmospheric Black Metal) noemen.

Meer DSABM vinden we terug op Mind Over Matter, het langste nummer van dit album en een staalkaart voor wat The Illusion Of Reach precies te bieden heeft. Je kan het zien als de overtreffende trap van wat The Hands of Time al aanbracht(en): atmosferische black metal met prachtig uitgewerkte tremoloriffs vol emotie. De nadruk ligt hier nog net iets meer op melodie en emotie dan op Mind Over Matter, maar eigenlijk verlopen beide nummers grotendeels parallel, ondanks het grote verschil in speelduur. The Hands of Time blijft aanzwellen, intomen en weer opbouwen, maar een climax/catharsis komt er (uiteraard) nooit. Toch heeft het een meer gevarieerde klankkleur dan alle voorgaande nummers op The Illusion Of Reach en toont het een epischer karakter met veel meer diepgang. Dit is zonder twijfel het hoogtepunt van dit album. Maar dan één zonder glans. Simpelweg omdat dat niet past op zo’n album…

De afsluiter heet Epi. Epinefrine? Nee, dit is geen energie-injectie, wel integendeel. Episch? Nee, daarvoor klinkt het veel te somber. Epicurisme? Al helemaal niet, aangezien deze muziek niet op genot en innerlijke vrede is gericht, maar net op het tegenovergestelde. Laten we het er dus maar op houden dat dit gewoon de epiloog is. Het brengt me terug naar My Dying Brides The Whore, The Cook and the Mother (34.788%… Complete), maar dan met minder frustratie en meer wanhopige berusting.

Déhà maakt geen 13-in-een-dozijn albums en ook nu weer levert hij een boeiende, diepzinnige plaat af. Vernieuwend is het zeker niet, maar binnen het genre doet in feite niemand beter. Wie fan is van de band mag stilaan op zoek gaan naar een grotere CD-kast, maar ook liefhebbers van doom, DSBM en atmosferische black zullen hier weer heerlijk ongelukkig van worden. Hulde aan deze grootmeester van de Belgische black metal, deze werkmier pur sang: hij staat elke keer weer garant voor kwaliteit. Met dank aan Naturmacht Productions.

Score:

86/100

Label:

Naturmacht Productions, 2023

Tracklisting:

  1. Nothing Else
  2. Anymore
  3. Post-Traumatic Sun
  4. The Hands of Time
  5. Mind Over Matter
  6. Epi

Line-up:

  • Déhà – Alles

Links: