Heerlijke avond met drie tyfusharde bands in dB’s

De primitieve necrorockers van Grafjammer uit Utrecht en het orkest der haat Abrahamic Liars uit Antwerpen hebben een splitje uitgebracht. Saptem en Gadoot heet het plaatje, met op kant A Saptem en Sterf van de Sinjoren en op kant B Gadoot van de Baliekluivers. Een mooie gelegenheid om in de thuissteden beider bands een releaseparty te organiseren. Radeloos///Ziedend sloot aan in Utrecht, Remco Faasen namens Zware Metalen ook.

Soms is het leven heerlijk eenvoudig. Zoals bovenstaand programma voor donderdag zeven december. De eerste tyfusharde band die zich op het podium van dB’s meldt, is het uit Nijmegen afkomstige Radeloos///Ziedend. We zagen de band bij hun tweede optreden ooit en dat was veelbelovend, maar twee jaar en een debuutalbum verder slaat de vonk minder fel over. Radeloos///Ziedend houdt het blackmetal/crust-tempo lekker hoog, maar het is vooral alsof de aankondiging wel erg letterlijk wordt genomen: we gaan van hard, via harder naar hardst.

Zanger Giel heeft logischerwijs de meest prominente plek binnen het geheel en gromgrunt zich weliswaar deels door de nummers heen maar hij schreeuwt vooral en die stem valt in de categorie ‘Je moet ervan houden’. Dat is bij mij vanavond niet het geval. Muzikaal is het prima te verhapstukken wat de band doet, de vocalen zijn toch een beetje een afhaker. Voor het schreeuwgedeelte althans, met Giels grunt is weinig mis. Met zijn inzet nog minder: de gedreadlockte voorman van Radeloos///Ziedend keert zichzelf haast binnenstebuiten op zijn vierkante meter op het podium, als hij niet bezig is zichzelf licht te geselen. Vanavond viel het kwartje dus niet (in tegenstelling tot collega MrJingles, die debuutalbum Doodsverachting van een review voorzag), maar er gaat ongetwijfeld een herkansing komen.

Abrahamic Liars klapt er ook gelijk op met diens furieuze mix van black en death, aangevoerd door het duo Tim en Cin. De lange heer Tim en de klein van stuk maar fel als een hellehond zijnde dame Cin vullen elkaar vocaal goed aan, waarbij de bravoure van Cin direct verdwijnt als er even geen muziek klinkt en zij plots verlegen het publiek dankt. Zodra de noten weer klinken verandert ze op slag weer in een schildmaagd die klaar is om haar zwaard in de nek van elk Abrahamitisch gespuis te steken dat het waagt haar pad te kruisen.

Intussen gaan haar musicerende bandmaten als een stel losgelagen Vikingen tekeer. De subtiliteit is in ’t Stad achtergebleven, in de Domstad is het gezelschap in for the kill. De plaatselijke beroemde kerk en bijbehorende toren lijken gezien de vurigheid waarmee de band speelt even te moeten vrezen eenzelfde lot te ondergaan als de collega in Parijs in 2019, maar ze komen met de schrik vrij als de furie zich blijkt te beperken tot de wijk buiten het centrum waarin dB’s is gelegen. Fijn trouwens dat Abrahamic Liars met Saptem en Sterf weer eens nieuw werk laat horen, want debuutplaat Genesis is ook alweer twee jaar oud. Het is misschien nog wel het felste nummer van de avond ook. Heerlijke waanzin die natuurlijk veel te kort duurt.

Grafjammer heeft ook weinig op met kalmpjes beginnen en dus krijgen we opener Rottende schompes over ons uitgestort, gevolgd door het geweldige Jajempriester. Geen nummer rolt bij zanger Jorre zo lekker door de strot als het eerste werkje van zijn band ooit: Grafjammer. Met Gadoot laten de Utrechters hun kant van het singletje horen. Het kwam al in maart digitaal uit, maar een fysiek exemplaar is altijd beter.

Het is dat Grafjammer in de oren van de culturele elite ongetwijfeld ‘herrie’ maakt, anders was het zonder twijfel uitgeroepen tot muzikale ambassadeur van Utrecht. Veel nummers van de band hebben namelijk een duidelijke link met de stokoude thuisstad en geven daardoor een extra dimensie aan hen die daarvoor openstaan. Twee voorbeelden daarvan die vanavond langskomen zijn De dode molen van buiten Catharijne en het nieuwe Bertken. Voor wie meer over de achtergrond van die nummers wil weten opent nu de geschiedenisles van meester Faasen, verdeeld over twee duidelijk herkenbare alinea’s. Wie er minder interesse in heeft slaat ze gewoon over en gaat verder met de derde alinea (en accepteert het fictieve slechte rapportcijfer).

De dode molen van buiten Catharijne
Met de dode molen wordt molen De Kat bedoelt, die in 1746 buiten de Utrechtse stadsmuren werd gebouwd. Het ruim 25 meter hoge bouwwerk werd voorzien van een reliëf van een kat met de tekst: “De snelle kat / Ziet naar de stad / Als nieuw geboren / Om ‘t schoonste graan / Te malen gaan / Naar elks behoren.” De gevelsteen ligt momenteel in het depot van het Centraal Museum in Utrecht. Enigszins geblakerd, want nadat de molen ruim een eeuw lang zijn werk deed, sloeg in 1877 het noodlot toe. Molenaar Jacobs werd verpletterd toen de rem op de wieken losschoot terwijl hij de assen aan het smeren was. Een dag na zijn begrafenis brandde de molen af. Het duurde dertig jaar voordat de gemeente en de eigenaar van de molen een oplossing vonden voor sloop van de zwarte, met onkruid en distels overwoekerde molenstomp die al die tijd boven de woonhuizen uittorende. In 1910 werden er huizen gebouwd. Op wat nu de Lange Hagelstraat 42 is, is een gevelsteen van een zwarte kat te vinden. Zonder verdere uitleg zullen niet veel voorbijgangers weten dat de steen moet herinneren aan de ongelukkige molen.

De sloop van molen De Kat in 1909 (foto: Het Utrechts Archief)

Bertken
De in 1426 of 1427 geboren Berta Jacobsdochter heeft 57 jaar vrijwillig als een ‘ingekluisde’ in een muurnis van de Utrechtse Buurkerk (tegenwoordig een museum) geleefd. Het was honderden jaren lang niet ongebruikelijk dat rijke gelovigen in Europa op eigen kosten een kluis in een kerk lieten bouwen om daar alleen in het geval van ziekte tijdelijk uit te komen. Sterker nog: de straf voor het opgeven van het kluizenaarschap was excommunicatie. Het werd dan ook gezien als de hoogste vorm van het religieuze leven: een levenslange afzondering om God lief te hebben. En een plaatsje in de hemel te verdienen natuurlijk. Berta Jacobsdochter, inmiddels Suster Bertken, woonde vanuit haar kluis (die zo’n 4 tot 16 m² groot was) de dagelijkse misviering bij en bad zeven keer per dag de kerkelijke getijden. Enkele uren per dag luisterde ze door een venster aan de buitenzijde van haar kluis naar voorbijgangers en gaf hen raad. Ze onderhield zich met handwerk, waarvan ze haar eten kon kopen. Wat ze overhield aan verdiensten schonk ze aan de armen. De 57 jaar in de kluis bracht Suster Bertken in zware boetedoening door. Ze at geen vlees en gebruikte geen zuivelproducten. Elke dag was ze gekleed in een grof haren kleed met een eenvoudige rok. Ze leefde blootsvoets en zonder vuur. Dag in, dag uit. Suster Bertken liet na haar overlijden in 1514 een bescheiden religieus-literaire erfenis van twee boekjes na: een overweging bij het lijden van Christus en één met verschillende werken waaronder enkele gebeden, een aantal liedjes en een dialoog tussen de minnende ziel en haar bruidegom Jezus. In de Utrechtse Choorstraat ligt een gedenksteen aan Suster Bertken.

Cornelis Groeneveld, De inkluizing van Suster Bertken (lantaarnconsole aan de werf bij Zoutmarkt/Maartensbrug in Utrecht), 1954/63. Foto E. de Groot en S. Pieters, Universiteit Utrecht

Vandaag markeert het debuut van nieuwe drummer Jicht en die trommelt het nieuwe Hachel mijn bout netjes bijeen, zoals het dat ook al doet met het waanzinnige De bakboordshand. Zanger Jelle heeft er ongetwijfeld een handje punaises voor ingeslikt om de titel zo venijnig mogelijk te kunnen schreeuwen. Op de botten van Balthasar Gerards is ook al zo’n fijn nummer, zeker met het smakelijke gitaarspel op het einde en met Schoftensermoen krijgen we wederom een nieuw werkje: helaas wel als afsluiter. Een beest van een afsluiter weliswaar, dus ook met de toekomst van het fijne orkestje uit Utca zit het wel goed.

Datum en locatie

7 december 2023, dB's, Utrecht

Link: