Secrets Of The Moon – Black House

In 2015 was Sun van Secrets Of The Moon mijn album van het jaar. Rond de release van de plaat trok ik dan ook naar P60 te Amstelveen om de band eens live te zien om er overigens achter te komen dat P60 wel een heel prima concertzaal is. In 2016 was ik nog steeds genoeg onder de indruk van Sun om op het laatste moment een kaartje voor Graspop Metal Meeting te kopen, alwaar de soundcheck van Secrets Of The Moon (waarin de band gelukkig een volledig nummer speelde) vele malen beter klonk dan het door een matig geluid geteisterde optreden. En hoewel geen enkel album van Secrets Of The Moon als de voorganger klinkt, was toen al duidelijk dat Sun wel eens een overgangsalbum zou kunnen zijn. Want naast uithalen van razernij in No More Colours en Mark Of Cain, was in tracks als Man Behind The Sun en Hole een gevoelige hoeveelheid gotiek en droefenis geslopen.

Op Black House kiest Secrets Of The Moon vol overtuiging voor dat warme, donkere geluid dat beelden oproept van gotische duisternis (de band spreekt zelf over een alternatieve realiteit) als vele malen geschetst door H.P. Lovecraft. Ben je op zoek naar een meer muzikale referentie dan houd ik het erop dat de sfeer me aan Obscured van Celtic Frost en het geweldige Aurorae van Triptykon doet denken. Daarmee insinueer ik op geen enkele wijze dat heel Black House met een dergelijke simpele verwijzing te beschrijven zou zijn, maar het geeft wel alvast een idee van het gespeelde genre: statige, sombere maar pakkende zware rock met een gotisch randje.

Sanctum vormt de voordeur van het zwarte huis en begint met individueel aangeslagen gitaarsnaren vol reverb, waarna over zware drums een vrij eenvoudig thema vol treurnis wordt neergelegd. Duistere spraakzang heet ons welkom: ‘The stars must die tonight’. Een los uitwaaierende post-lead leidt ons verder het onbekende in. De angstig beklijvende zang rechtvaardigt al direct de verwijzing naar Alice In Chains in het persbericht hoewel het echte grungemoment later op de plaat komt. Na een wel zeer pakkende riff volgt dan toch een grofkorrelig uitgeschreeuwd ‘Don’t burn the witch’. Hoewel een echte versnelling naar blackmetalregionen achterwege blijft, is het de enige plek op het album waar ruimte is voor eendimensionale woede. Elders zijn de emoties complexer.

Don’t Look Now vangt aan met hypnotiserend orakelende zang waarna we door de vrouwelijke achtergrondzang van (DOLCH) onmiskenbaar aan Sisters Of Mercy moeten denken. De lang aangehouden post-gitaarpartijen klinken enigszins licht, maar dat geeft een mooi contrast met de onbestemd donkere zang. Vooral de zanglijn ‘And I don’t wanna miss the final act’ plakt als donkere honing. Wat een hook zeg! Er zullen er nog veel volgen. Derde track Veronica’s Room doet in het gitaarwerk wat aan ons eigen GOLD denken, ook zo’n band die vanuit de black metal is uitgewaaierd naar meer post- en gothic-rockgebieden. Hier zijn het de gedubbeld gezongen aanzet en de soepele gitaarpartij die een anders vrij normaal nummer ver boven de middelmaat doen uitsteken. Het is jammer en knap tegelijk hoe men die toch vrij virtuoze hardrocksolo na korte tijd al de nek omdraait. Dat de band ervoor gekozen heeft niets en niemand te dienen, behalve zijn songs is (als te lezen in het perbericht) doet zich hier duidelijk voelen.

He Is Here is met zijn zware basis van kletterende bas een van de songs die me aan eerder genoemde nummers van Triptykon en Celtic Frost deed refereren. Ik ben er nog niet helemaal achter waarom, maar de kosmisch echoënde gitaarpartij welke zich na een minuut aandient, zet het kippenvel hoog op mijn armen. Het blijkt slechts de opmaat voor de gevoelens die  me overvallen bij de grungy (jazeker!) gastzang in dit nummer. Jules Näveri van Enemy Of The Sun blijkt de zeldzame kunst te verstaan direct tot de ziel te zingen. Het is een van de absolute hoogtepunten van het album.

Het opvolgende Cotard kan er slechts berustend naar kijken en dat is precies wat het doet. Na een tokkelend intro dat in de hoogste regionen van de Top 2000 niet zou misstaan, volgt een in aanzet een gelaten, kalm gezongen track vol droefenis die menig stemmer van die lijst te ver zal gaan. Op dit nummer vervult Jarboe (ex-Swans, een andere inspiratiebron voor het album naar wij aannemen) een kleine gastrol. Waar het lang de meest rustige track van het album lijkt worden naar het einde toe de repeterende gitaarpartijen steeds iets heftiger, daartoe opgejaagd door de drummer.

Black House is wat losser en meer schurend in het gitaarwerk dat opnieuw rust op een zware baspartij. Het theatraal gezongen ‘I am going nowhere’ zou je – als de richting die Secrets Of The Moon is ingeslagen je te ver gaat – met enig sardonisch genoegen kunnen aanpakken om de band te straffen. Op het eerste gehoor is de titeltrack ook niet de sterkste song van de plaat. Dat komt vooral omdat de hook hier niet in de zang ligt maar van de gitaren komt. Over een Alice In Chains-achtige gehoekte riff zijn het de magistrale solo en het pakkend herhaalde gitaarthema die hier het werk doen. Dat het thema de kwaliteit van een zanglijn heeft, heeft de band zelf ook door, want men grijpt de kans om er een “lalala”-koor overheen te leggen.

In Heart is het dan juist weer de met (DOLCH) gedubbelde zang die het overigens wat karige nummer draagt. ‘We’re not gonna win it’ en dus kruipt de verslagenheid door de muziek je gemoed binnen. Licht ijselijke vrouwenzang doorbreekt de monotonie en blijkt de aanzet tot weer zo’n weids uitwaaierende in de black gewortelde gitaarpartij. Hortend en stotend als de laatste slagen van het ‘worn out heart’ waar het nummer over gaat, komt het nummer tot stilstand.

Mute God heeft in ‘Bring the children home’ weer een van die eerder aangehaalde uiterst knappe hooks in een verder dor en sober nummer. Het doet het nummer (net als het album) elke luisterbeurt weer een beetje groeien. Het is hier Thomas Helm (Empyrium, Noekk) die een zalvende gastrol vervult. Hij laat zich eveneens horen in de slottrack, het meer uptempo Earth Hour. Over licht industriële drums lijkt zich een vrij poppy nummer te ontwikkelen maar middels een ruimtelijke solo schiet de band ons toch weer die alternatieve realiteit in. Het tempo bouwt vervolgens op en op totdat na de laatste zin ‘All that was is gone’ het album zijn einde vindt in traag berustende tonen.

Hoewel alle voornoemde nummers hun kwaliteiten hebben en het album zich het best in zijn geheel laat beluisteren, zijn het voor mij Don’t Look Now en vooral He Is Here die er door hun sterke melodieën licht bovenuit steken. Juist die melodieën zullen voor sommigen echter een breekpunt kunnen zijn. Want laat er geen misverstand over bestaan: het album zal ook een aantal fans van de band teleurstellen eenvoudigweg omdat zij hun muziek niet in dit meer romantische genre zoeken. Toch kan het ook voor hen lonen de plaat de aandacht te geven die hij verdient. De band zelf gelooft er in ieder geval heilig (?) in. Niet alleen is er veel moeite  gestoken in een uitgebreid bijbehorend visueel concept, ook is er voor elk nummer van het album een clip opgenomen. Ik ben in ieder geval benieuwd hoe dit live gebracht gaat worden want met Black House lijkt Secrets Of The Moon toch ‘een heel ander beestje’ te zijn geworden dat ijzigheid heeft ingeruild voor een veel warmer geluid.

Score:

87/100

Label:

Lupus Lounge, 2020

Tracklisting:

  1. Sanctum
  2. Don’t Look Now
  3. Veronica’s Room
  4. He Is Here
  5. Cotard
  6. Black House
  7. Heart
  8. Mute God
  9. Earth Hour

Line-up:

  • Phil Jonas – Gitaar, vocalen
  • Michael Zech – Gitaar
  • Lars Plegge – Basgitaar
  • Alessandro Delastik – Drums

Links: