Ir, het tweede album van het Deense Orm, was in 2019 mijn onbetwiste album van het jaar. Mijn persoonlijke favoriet om precies te zijn. Al kwam dat niet helemaal tot uiting in mijn jaarlijstje, waar Ir pas op de derde plaats terug te vinden was. Na het geniale Hallucinogen van Blut aus Nord en het prachtige derde album van het ondertussen ter ziele gegane Oldd Wvrms. Afgestopt dus door twee zeer sterke releases, al bleek die derde positie achteraf een dwaling. Ondertussen beschouw ik Ir zelfs als één van de allerbeste blackmetalalbums aller tijden. Grote woorden, maar niet gratuit. Ir is perfect op alle niveaus. Dit album slaagt erin een gevoel van eindeloosheid te creëren binnen een voortdurend veranderend muzikaal landschap, waarin je het risico loopt te verdwalen tussen contrasten van groots opgezet bombast, rustgevend raffinement en aangrijpende intimiteit. Werkelijk, verdwalen is nog nooit zo verrijkend geweest.
Ir is een allesomvattende synthese van wat black metal zo sensationeel maakt: technische perfectie, uitmuntende sfeerschepping, enorm pakkende riffs, een harmonisch evenwicht inzake sfeer en intensiteit en een demonstratie van een uitzonderlijke creatieve weelde die op geen enkel moment verzaakt. Maar vooral: Orm weet hoe het de luisteraar in zijn hart moet raken. Ir is een rollercoaster van sentimenten: soms is het heel diepzinnig en springen de tranen je in de ogen, vaak wordt je ook gewoon oprecht gelukkig van de muzikale finesses die je hoort en op andere momenten klinkt Ir krachtig en extreem en geeft het je een gevoel van onoverwinnelijkheid. Toch slaagde Orm erin om al die tegenstellingen harmonieus aan elkaar te componeren. Wereldklasse!
Het jaar 2022 brengt ons een nieuw album. Intet • Altet. Niets • Alles. Een groots opgezet, existentieel meesterwerk. Vier nummers, goed voor anderhalf uur epische black metal met het leven zelf als centraal thema. Net als op Ir klokken de meeste nummers af rond de 24 minuten. Dit geeft de band de tijd en de ruimte om zijn verhaal te vertellen aan de hand van zijn eigen omvangrijke stijl. Orm laat zich niet opjutten maar neemt de tijd om elk moment van zijn muziek tot in de kleinste details perfect uit te werken. Dat was zo op Ir. En dat is ook zo op Intet • Altet. Al is de aanpak enigszins anders, zo blijkt. Intet • Altet is namelijk minder exhaustief dan Ir. Het album overspoelt je niet met ideeën, spitsvondigheden en indrukken, maar verdeelt die netjes over de gegeven tijd, waardoor de verschillende passages langer uitgesponnen, weidser en organischer overkomen. Ook zijn de contrasten hier groter: de intieme momenten zijn intiemer en de agressievere stukken harder en ruwer.
Wie de betekenis achter dit monumentale album goed wil begrijpen, moet vooral naar de cover kijken. De essentie van het album is omgeven door de cyclus van leven en dood, voorgesteld door een ouroboros (een draakachtig wezen dat zijn eigen staart opeet). Centraal staat de dood, voorgesteld door twee gekruiste beenderen. In de vier kwadranten die zo ontstaan vinden we de vier nummers terug: vier levensfasen, elk voorgesteld door een sigil, een magisch symbool.
Het album start met Fra dyden (letterlijk: “Van de deugd”), een beschrijving van de geboorte en het leven als kind: de tijd waarin je gretig leeft en leert, op de cover voorgesteld door de opgaande zon. Je hoort de zon ook effectief opkomen in de eerste momenten van het nummer. Hoewel Fra dyden één van de agressievere nummers is op Intet • Altet, start het relatief vredig met een prachtige akoestische aanloop. Dit is al onmiddellijk een blauwdruk van de klankkleur en gemoedsgesteldheid die we doorheen deze plaat mogen verwachten: warm, intens en vol gevoel. Het klinkt allemaal organischer en authentieker dan op Ir, dat vooral uitblonk door zijn technische excellentie en perfect uitgebalanceerde esthetiek. Niet dat beide albums helemaal verschillend klinken (de typische stijl van Orm is nog steeds heel herkenbaar), maar de band hoeft na Ir uiteraard niet meer te bewijzen dat ze prachtige melodieën kunnen toveren, over een geweldige technische beheersing beschikken en snel kunnen schakelen tussen contrasterende muziekfragmenten. Deze keer komt de muziek nog meer uit het hart: de emoties zijn oprecht en directer dan op Ir. Net als op zijn voorganger zijn de overgangen op Intet • Altet wel opnieuw quasi-abrupt: plotse, sterke contrasten, met een minimaal aanloopje ertussenin. De hardere stukken brengen ons enigszins terug naar het debuutalbum (Orm, uit 2017), al is er hier veel meer diepgang te horen inzake sfeerschepping, gelaagdheid in de instrumentatie en songopbouw.
Hoewel de woede in de stemmen van beide vocalisten niet veel aan de verbeelding overlaat, zorgt de overmaat aan melodie in de gitaren dan wel weer voor een soort ambiguïteit. Daarvoor verwijs ik bijvoorbeeld graag naar het einde van het nummer, dat tegelijkertijd diepzinnig en brutaal klinkt. De twee grauwende en gifspuwende stemmen overlappen elkaar, waardoor ze versterkt worden in hun grimmige furie. De complementariteit van de gitaren is subliem, zowel in de furieuze, ultrasnelle tremolo als in de daaropvolgende cool-downmomentjes. Hoewel de snellere stukken voor extra kracht en felheid zorgen, bezitten de tragere passages van Fra dyden, zowel in akoestische sereniteit als in elektrische doom-melancholie, wel de meeste diepgang en de grootste esthetiek. Niettegenstaande sommige atmosferische blackmetalstukken en een aantal rustiger fragmenten behoorlijk lang uitgesponnen zijn, blijft er toch continu vanalles gebeuren en veranderen. De veelheid aan pakkende leadgitaar- (en synth-)melodieën en fantasievolle ritmes is ook zeker niet minder dan op Ir, al valt dat hier temidden van al die monumentale epiek iets minder op. Het album heeft ook wel wat meer tijd nodig om zich aan de luisteraar te openbaren, dus kan je onmogelijk over Intet • Altet oordelen na één of een beperkt aantal luistersessies.
Fra dyden is wispelturig als het jonge kind. Floden, som kan skabe (letterlijk: “De rivier die kan creëren.”) toont ons de volgende fase: de beproevingen, verzuchtingen en frustraties van de volwassene. De sigil stelt hier de zon voor in al zijn brandende glorie: brenger van warmte, licht en leven, maar ook verblindend in zijn verschroeiende grandeur. De tremolo aan het begin klinkt zwaar, allesbehalve vrolijk en vloeit in al zijn melodische deceptie over in de boosheid en duidelijk hoorbare frustratie van de mens van middelbare leeftijd, zwoegend om werk en gezin te combineren. Herkenbaar. Vooral op vocaal vlak is de boosheid overduidelijk (de twee stemmen proberen elkaar brullend, grauwend, naar adem happend, piepend en krijsend te overstemmen in al hun woede). De drums putten zich af en toe uit in nihilistische topsnelheden, maar dalen ook regelmatig af richting doomtempo’s. Opnieuw is er echter die ambiguïteit omwille van de glasheldere melodielijnen van de gitaren, die warmte, schoonheid, vuur én melancholie in zich dragen. Aangezien de gitaren en de drums regelmatig op verschillende snelheden lopen, is die tweespalt op dat moment nog meer uitgesproken. Het gitaarspel is sowieso één van de paradepaardjes van Orm: soms gelaagd onder elkaar, soms een spel van vraag en antwoord, maar altijd blijven de riffs en leadmelodieën kleven.
Na een vijftal minuten krijgen we weer zo’n harde stijlwissel te verwerken: van razende drukte naar minimalistische sereniteit. Een aantal authentieke akoestische thema’s volgen elkaar op, enkel ondersteund door mistige synths, waarna de elektrische gitaren zichzelf weer aanzwengelen, om even later weer even plots te verdwijnen. Vintage Orm dus: abrupt, contrastvol, maar nooit komt dat storend over. Het middenstuk is opnieuw stevig en stuwend, met een opvallend moment van schuurpapieren distortie (weer zo’n bruuske overgang), maar vooral een hoofdrol voor verschillende melodielagen en een complexe dialoog tussen de gitaren.
Orm doet waar het goed in is. Gaandeweg wordt melodie steeds belangrijker en groeit het nummer uit tot een monumentale lofzang voor het leven. De opbouw was gestaag, maar wat hier ontstaat is verdorie overdonderend. Het is zo krachtig dat het je diep vanbinnen weet te raken. De drums symboliseren hier de nimmer aflatende drukte en aanhoudende beproevingen van het leven, waartegenin de mens met de moed der wanhoop (tremolo) en op een quasi heroïsche wijze (koperblazers, synths) het hoofd boven water tracht te houden. We zijn vijftien minuten ver wanneer één van de meest pakkende thema’s van dit album eerst akoestisch en intrinsiek wordt aangebracht, waarna het wordt opgeslokt door een wervelend tumult. Groots, moedig, wanhopig.
Plaat nummer één (Laten we dat dan Intet noemen, hoewel “Niets” natuurlijk afbreuk doet aan het geleverde werk), eindigt met een lang uitgesponnen, instrumentaal stuk atmosferische black. Het is geenszins een fade out, eerder een crescendo zelfs, een opbouw waarin de spanning onafgebroken aangehouden wordt. Floden, som kan skabe is dan ook geen eindpunt, maar een transitie. Een overgang naar de tweede helft van het leven (plaat nummer twee). Het leven, dat vurig start en nu stilaan tot rust komt, maar in geen geval ten einde is. Dit wordt door Orm meesterlijk geportretteerd door het muzikale thema van het instrumentale einddeel van Floden, som kan skabe in aangepaste vorm te laten terugkomen aan het begin van Trance/Floden, som kan lede (letterlijk: “Trance / De rivier die kan leiden.”). Met “aangepast” bedoel ik hier vooral een soort hypnotische kalmte, die je misschien verkeerdelijk zou kunnen opvatten als een soort ontspannende sereniteit, terwijl het eigenlijk eerder eenzaamheid en berusting moet uitbeelden: de mens op leeftijd onttrekt zich gaandeweg uit het leven en bereidt zich voor op het hiernamaals.
De sigil stelt hier de ondergaande zon voor. Deze hypnotische kalmte brengt je zeker aan het begin in een soort trance, maar ontwikkelt zich de volgende twintig minuten gestaag, op sublieme wijze. Trance/Floden, som kan lede is de enige volledig instrumentale track op dit dubbelalbum, maar op muzikaal vlak benadert dit de perfectie. De opbouw is zo soepel, de melodieën zijn zo hemels, het (grotendeels akoestische) gitaarwerk is zo geraffineerd en delicaat, de emoties zijn zo in your face… Simpelweg verbluffend. Vergis u echter niet: dit is veruit het zachtste nummer op Intet • Altet, maar net als de dood zelf haakt het zich in je vast en laat het je nooit meer los. Akoestische gitaar en (getemperde) drums worden in het eerste deel bijgestaan door weemoedige trompetten en in het tweede deel door zachte strijkers, die het vertelde verhaal nog wat extra detaillering meegeven.
In het midden van Trance/Floden, som kan lede horen we een rustig maar zeer expressief akoestisch thema. De herneming daarvan aan het einde van het nummer, nu gebracht door intense, hartstochtelijke elektrische gitaren, is wat mij betreft hét hoogtepunt van Intet • Altet. Het nummer heeft je zo opgezogen dat deze “openbaring” als een mentale mokerslag komt: enorm krachtig en bijzonder emotioneel. Ik geef het toe: ik heb hier enkele traantjes moeten wegpinken. Het zijn de laatste stralen van de ondergaande zon. Daarna wacht de dood.
En zo strooit Orm ook nu weer met creativiteit, maar dan binnen een zwaarder gesternte. Dit is een opgevoerde versie van atmosferische black metal, waarin logge brutaliteit (soms richting death metal, dan weer richting doom metal) niet geschuwd wordt en de razernij meestal nabijer lijkt dan de verfijning die we in het vorige nummer hebben gehoord. En toch is dit slechts een illusie, want onder al die agressie zit een enorme muzikale rijkdom verscholen. De gekozen riffs, de synergie tussen de instrumenten, de verfrissende melodische keuzes, de vele stijlwissels: het tilt dit nummer opnieuw naar ongekende hoogten.
Het genie van Orm ligt echter vooral in de mate van detaillering die inherent is aan hun stijl en in elk onderdeel van hun muziek vervat zit. Zo worden er continu creatieve keuzes gemaakt die ervoor zorgen dat elk moment net dat tikje meer karakter en gevoel meekrijgt dan wat we bij hun genregenoten te horen krijgen. De fijnbesnaarde, emotionele diepgang die je bij sommige doommetalbands terugvindt, is hier in een blackmetalmal gegoten. In het middenstuk (vanaf 11:15 in het nummer, of 1:19:32 in de video hierboven) is die connectie nog net iets inniger door het terugvallen van het tempo, maar enkele minuten later rommelt en dondert Mod døden opnieuw de dood tegemoet. Contrasten, contrasten…
Dit is zoveel harder dan en in die zin stilistisch ook zo verschillend van Trance/Floden, som kan lede, maar toch slagen deze Deense klankkunstenaars er opnieuw in om de luisteraar te overdonderen met pakkende melodieën, oprechte emoties en technisch meesterschap. Laat ik ophouden met al te veel in detail te treden: luistert u zelf maar naar het laatste deel, de afsluiter van het tweede album, vanaf 18:40 (in het nummer, of 1:27:00 in de video hierboven) en besef: deze band staat aan de top van het actuele blackmetallandschap. En omdat ik hier zo zeer van overtuigd ben, wil ik ook met de totaalscore een statement maken. Ik zie namelijk geen zwaktes in dit album. Anderhalf uur muziek, maar echt, wat een waar krijg je hier voor je geld! Orm is er in geslaagd om twee perfecte albums op rij af te leveren. Twee keer in hun eigen stijl, maar twee keer anders.
Als je het mij vraagt: beter wordt het niet meer. Aan Orm en de rest van het wereldwijde blackmetallandschap om mij van het tegendeel te overtuigen.
Score:
100/100
Label:
Indisciplinarian, 2022
Tracklisting:
- Fra dyden
- Floden, som kan skabe
- Trance/Floden, som kan lede
- Mod døden
Line-up:
- Simon Sonne Andersen – Gitaar, stem
- Theis Wilmer Poulsen – Gitaar, basgitaar, stem
- Adam Bjørn Schønemann-Warming – Drums
Links: