Even tellen: na precies twee demo’s, zeventien splits, vijf live-albums, twee EP’s, vijf compilaties en zeven studioalbums is hier dan langspeler nummer acht van het Tsjechische Inferno: Paradeigma (Phosphenes of Aphotic Eternity). Deze productieve band bestaat al sinds 1996, maar eigenlijk heb ik ze pas echt leren kennen toen ze in 2018 samen met The Stone en IXXI op de planken stonden in zaal Kavka in Antwerpen. Toen brachten ze vooral werk van hun voorgaande album, het machtige Gnosis Kardias (Of Transcension and Involution). Het optreden was magisch, transcendent en occult, en dat is precies hoe Gnosis Kardias én ook het nieuwe album klinken. Maar dat was niet altijd zo. De vroegste albums van Inferno kan je samenvatten onder de noemer “anoniem”, en dan vooral omwille van de luizige productie, de saaie, voorgekauwde riffs en een schrijnend gebrek aan identiteit.
Vanaf Uctívání temné zuřivosti (2008) merk je echter progressie en een gestage evolutie in de band, met een veel betere productie, een voller geluid en meer creativiteit, maar het blijft op dat moment nog steeds allemaal vrij ruw en traditioneel. Dat verandert pas in 2013, wanneer het baanbrekende Omniabsence Filled by His Greatness een nieuw tijdperk inluidt voor Inferno. Hier hoor je voor het eerst de nieuwe stijl van Inferno, die zich tot op heden verderzet: duistere mystiek, met dreigende ondertonen en subtiele, esoterische boventonen. En het gaat crescendo met deze band, want Gnosis Kardias (Of Transcension and Involution) was zonder enige twijfel hun sterkste album tot dan toe. Het klinkt als een Schammasch-achtige, progressief-experimentele ceremonie, opgebouwd rond metafysische, kosmische, gitaar-gegenereerde melodische landschappen en aangevuld met heel wat mystieke elementen. We horen hier zelfs experimenten met meer rockgerichte ritmes, in combinatie met geluidsmuren vol occultisme. De drums zorgen voor een continue onrust en de bassen creëren een donkere, massieve onderlaag, maar het zijn de riffs en solostukken die het verhaal vertellen. Gnosis Kardias werd uiteindelijk een indrukwekkend bravourestukje dat moeilijk te evenaren leek, en dus was de komst van diens opvolger absoluut een spannende gebeurtenis.
Even tellen: sinds zijn ontstaan in 1996 heeft Inferno maar liefst vijf drummers, vier gitaristen en acht bassisten versleten vooraleer te komen tot de huidige line-up. Adramelech, de charismatische vocalist, is het enige originele lid van de band. Dit kan zeker de grote stijlverschillen, die doorheen de geschiedenis van de band terug te vinden zijn, verklaren. Sinds Omniabsence Filled by His Greatness is de line-up wel behoorlijk stabiel gebleven. Enkel drummer Sheafraidh (ook bekend van de bosblackmetalcombo Trollech) is er sindsdien bijgekomen. Dat Paradeigma (Phosphenes of Aphotic Eternity) een verlengstuk is van wat beide vorige albums hebben neergezet, is dan ook geen verrassing. Maar er zijn (opnieuw) enkele subtiele verschillen.
Wat hier het meest opvalt is de afwezigheid van betekenishebbende vocalen. De stem van Adramelech is wel te horen in bezweringen, lamentaties, galmende schreeuwen, hese brullen en spookachtig gefluister, maar het lijkt hier uitsluitend om het stemgeluid zelf te gaan, zonder teksten of betekenis. Enkel op Stars Within and Stars Without Projected into the Matrix of Time hoor je een kort stukje tekst, maar in dat geval gaat het om de stem van de Poolse zangeres Hekte Zaren.
Paradeigma (Phosphenes of Aphotic Eternity) is duidelijk een volgende stap in de evolutie van deze band. Daar waar de heren gestart waren als een traditionele blackmetalband, blijft er hier van die traditie niks meer over. Meer nog, Inferno heeft alle regels, beperkingen en conventies losgelaten en vaart nu zijn eigen koers, ergens ver weg in de leegte van het multiversum. Weg zijn de songstructuren, weg is de individualiteit van de nummers (eigenlijk had het hier zelfs weinig zin om de muziek in aparte tracks op te delen, want de nummers lopen meestal soepel in elkaar over), weg is de individualiteit van de instrumenten, weg is inhoudelijke bijdrage van de vocalen. Wat overblijft is kosmische chaos, waarbinnen alle onderdelen het hogere doel dienen. Instrumenten en stemmen worden op dit album vermengd tot complexe, overweldigende, multi-gelaagde soundscapes die experimenteel, progressief, modern, bij momenten psychedelisch en een beetje post-black overkomen. Inferno schept hier een surrealistische, hypnotische droomwereld met een opvallende dualiteit: er is enerzijds veel coherentie, een symbiose tussen de instrumenten en de vocalen, maar anderzijds is er die chaos. Totale onvoorspelbaarheid. Het is als luisteraar dan ook moeilijk om een houvast te vinden. Deze muziek heeft niet echt een richting, maar de weg op zich is wel uitermate boeiend. Het album komt soms onverwacht stevig uit de hoek, want de drums spelen hoe dan ook een hoofdrol. Ze vormen de drijvende kracht achter de nummers, piloteren de songfragmenten doorheen organische geleiders van kosmisch vuur, zorgen voor een houvast inzake structuur en voegen dynamiek en vooral veel impact toe. Daar bovenop komt dan laag over laag van etherische synths en zware, op doom geïnspireerde gitaren, met daaroverheen een spokende vocale nevel. Het totaalplaatje oogt en klinkt dan ook gelaagd, episch-bombastisch en bijzonder complex. “Abysmal Cacophony” noemen ze het zelf, en dat lijkt de lading wel te dekken.
Ik noemde het hierboven een droomwereld, maar het is eerder een nachtmerrie. Je wordt als het ware overspoeld door de waanzin van de muziek en ondergedompeld in wat je nog het best kan omschrijven als een muzikale interpretatie van de hel zelf. Niet als een allesverterend vuur, maar eerder als een kille leegte in de oneindigende uitgestrektheid van de kosmos. Een gapende afgrond tussen de sterren. Liberate tuteme ex inferis. Beangstigend, echt. Ook de tracktitels liegen er niet om en volgen diezelfde sfeer wel een beetje: Descent into Hell of the Future, Ekstasis of the Continuum. Ik denk dat de combinatie van die twee titels dit album het best samenvatten.
De naam van het album mag dan wel lang zijn, het album zelf is dat allerminst. Slechts 35 minuten in totaliteit, mooi verdeeld over drie korte en drie lange nummers. Zoals hierboven al aangehaald, is die indeling grotendeels overbodig, al valt het nummer Phosphenes bijvoorbeeld wel op door zijn dromerige, spookachtige stijl. Het heeft verder echter geen zin om de nummers individueel te gaan bespreken. Dit is een totaalpakket: muziek, sfeer, albumhoes. Collega Bart uitte in zijn recensie van Gnosis Kardias (Of Transcension and Involution) nog de vrees dat de nadruk te veel op het artwork, de rituelen en de spiritualiteit zou komen te liggen en minder op de muzikaliteit. Ik denk dat we hier met enige zekerheid kunnen zeggen dat de band erin is geslaagd om de muziek voorop te stellen, zonder echter de aandacht voor esthetiek en mystiek te verliezen.
Inferno heeft zijn voorgaande album minstens geëvenaard, en dat is op zich al een krachttoer. Na de eerste paar luisterbeurten had ik het wat moeilijk om doorheen het gebrek aan structuur te kijken, maar ondertussen is het me duidelijk dat net de waanzin, de chaos en het hellevuur de sterktes zijn van dit album. Een waar Inferno. In december zie je het wel ergens in mijn top-tien opduiken. Bij u ook?
Score:
93/100
Label:
Debemur Morti Productions, 2021
Tracklisting:
- Decaying Virtualities Yearn for Asymptopia
- The Wailing Horizon
- Descent into Hell of the Future
- Phosphenes
- Ekstasis of the Continuum
- Stars Within and Stars Without Projected into the Matrix of Time
Line-up:
- Adramelech – Stem
- Ska-Gul – Gitaar, basgitaar
- Morion – Gitaar
- Sheafraidh – Drums
Links: