Baroness – Gold & Grey

Baroness heeft nooit de waardering gekregen die het verdient. Al jaren maakt de band consistente kwaliteitsplaten, maar de echte erkenning blijft nog uit. Terwijl soortgenoot Mastodon de Main Stage van de 013 al meerdere malen uitverkocht, moet dit kwartet het doen met de kleine zaal van de Effenaar. Commercieel gezien zou de band op dit punt in zijn carrière een slimme zet maken als het zou kiezen voor een wat minder complexe aanpak. Baroness zou echter Baroness niet zijn, als het dát juist niet doet. Dit wordt dan ook onderstreept met de nieuwste en tevens laatste telg uit de familie van chromatisch gethematiseerde albums: Gold & Grey. Het is een verzameling nummers die heel veel grond beslaat, maar absoluut niet makkelijk verteerbaar is. Sterker nog, dit is het meest ingewikkelde en intrigerende album dat de band ooit pende.

Die complexiteit gaat gepaard met een nieuwe sound. Dit is namelijk de eerste keer dat de band zijn metalen wortels volledig durft los te laten, waardoor de creatieve sappen de vrije loop krijgen om te gaan waar zij willen. Het resultaat is een minder gecalculeerd en vloeiender album dat moeilijk te categoriseren valt. De sleutelwoorden hierbij zijn ‘expansief’ en ‘breed’. Zo is er de furie-opwekkende blastbeat in Seasons, voert Emmett – Radiating Light je mee langs kerkelijk hemelse walmen, plaatst het akoestische getokkel van I’d Do Anything je pal voor het nachtelijke kampvuur en laat Sevens je door het heelal drijven met zijn sci-fi klanken die niet misplaatst zouden zijn op de soundtrack van een Mass Effect game. Werkelijk elk gaatje en kiertje krijgt kleur door het gebruik van strijkers, piano, synthesizers, glockenspiel, buisklokken, en zelfs veldopnames van gebeurtenissen en evenementen die rondom de opnamestudio plaatsvonden.

Medio deze esoterische massa spatten er wat meer traditioneel georiënteerde momenten op. Opener Front Towards Enemy sluit bijvoorbeeld rechtstreeks aan op voorgaande plaat Purple, terwijl de ‘mathy vingertwister riff’ van Throw Me An Anchor zo uit het And So I Watch You From Afar-boek lijkt te komen, al wordt het nummer wel gespeeld door een onmiskenbare Baroness-filter. Het fantastische Borderlines benadert dan weer de epische schaal van oudere nummers als Eula of Chlorine & Wine, al is het net een tikkeltje minder grandioos. Ook het gejaagde Seasons verdient een tweede vermelding, gezien het één van de meest emotioneel meeslepende momenten van deze plaat is.

Die emotionele oprechtheid sijpelt overigens uit alle poriën, en dat is grotendeels te danken aan de stemmen van frontman John Dyer Baizley en nieuwe aanwinst Gina Gleason. Die laatste drukt een onmiskenbare stempel op deze band, in positieve zin. Met haar vrouwelijke register weet ze noten te halen die voorganger Peter Adams nooit had kunnen raken, en dit combineert perfect met de semi-hoog uitgeperste lyriek van Baizley. Ook dient het ontzettend dynamische en spannende duw-trek spel van bassist/toetsenist Nick Jost en drummer Sebastian Thomson te worden aangestipt. Slechts zelden weten ritmesecties zich te onderscheiden, laat staan dat ze de ster van de show zijn. Hier is dat wel het geval, en daarvoor verdienen ze een dik pak veren in de reet.

Terug naar de complexiteit van de muziek dan. Dit album is een klein enigma. Pas als je écht de diepte in duikt en aandachtig gaat luisteren, vind je een caleidoscoop aan geluiden. Melodieën en harmonieën worden hergebruikt, dan wel niet in een verkapte vorm, volledige nummers lijken te ontstaan uit kolkende audiolandschappen en het denken in genrelimitaties lijkt volledig van het menu te zijn. De ongebondenheid staat dus voorop.

Met die vers verworven vrijheid gaat een risico gepaard dat de vraag doet opwerpen: hoe veel is te veel? De band smijt hier zo’n beetje elke soort zweverige, uitheemse en ronduit rare pasta tegen de muur, in de hoop dat er iets blijft plakken. Hoewel sommige van deze creatieve brouwsels goed functioneren als brug tussen de ‘volledige’ nummers, voelen anderen aan als halfbakken jams die voornamelijk gebouwd zijn op effectpedaal frikandellerij. Veel van dit spul had wat langer in de oefenruimte mogen marineren. Met name de tweede helft van het album kent lange, uitgesponnen passages die wat monotoon zijn of nergens heen gaan, waardoor de spanningsboog enigszins afzwakt na een minuut of veertig. Persoonlijk had ik graag wat meer nummers gezien met een muzikaal skelet, in plaats van deze ‘uit de losse pols’ composities.

Over de waardering of afkeur van die geïmproviseerde aanpak zou je nog kunnen zeggen dat het smaakgebonden is. De productie van dit album is echter wel een universeel pijnpunt. Want tering Jantje mensen, wat is dit album toch een partij kneiterhard afgemixt. Nu kan een ferme geluidsmuur bijzonder fijn zijn, zo lang er maar iets van definitie overblijft. De gelaagdheid van dit werk verdient namelijk een productie die ruimte creëert voor al die gekke kronkelingen en intrigerende details. In plaats daarvan wordt er een ronduit abominabele mix voorgeschoteld, waarin de instrumenten geen kant uit kunnen omdat er constant tegen het compressieplafond wordt geduwd. Het gevolg is een geluid dat hersenen doet smelten en zo claustrofobisch is dat het ronduit vermoeiend is om naar te luisteren. Tel daarbij de extreme schelheid van de gitaren op, en je hebt een album dat enkel omschreven kan worden als een fonisch wrak. Ik vermoed dat dit in ieder geval deels te danken is aan producent Dave Fridmann, gezien hij voorloper Purple ook produceerde en dat tevens geplaagd werd door deze problemen. De keuze voor zo’n onorthodoxe aanpak is me een compleet raadsel, gezien een a-muzikale, dove baviaan nog wel kan horen dat dit niet is hoe je een album wil laten klinken.

Gold & Grey is het meest gewaagde album dat Baroness ooit maakte. Het is een puzzel wiens stukjes op plekken perfect in elkaar vallen en elders met een moker in elkaar zijn geramd. Daarnaast is de diepgang die het kent soms moeilijk te bevatten. Zelfs na tien luisterbeurten is het nog niet volledig binnengesijpeld in de hersenpan, en daarom dient het onderworpen te worden aan de test des tijd. Enerzijds zegt dat iets over de complexiteit, maar anderzijds misschien wel over de voortkabbelende aard van dit werk. Op enkele sporadische momenten na, is niets écht strotgrijpend te noemen. Pas als men graaft, worden de geheimen en de schoonheid van dit album prijsgegeven. Dit vereist echter wel de volledige aandacht, en het geven hiervan is lastig door de ondermaatse mix die roet in het eten gooit. Maar zelfs als men daar doorheen luistert, blijft het gevoel hangen dat Baroness beter kan. Nu kan er absoluut met enthousiasme naar Gold & Grey worden geluisterd, maar persoonlijk zie ik het meer als een artistiek statement dat immens respect verdient, dan dat ik er echt van geniet. Althans, voor nu. Met tijd zou dat nog wat kunnen veranderen.

Baroness - Gold & Grey coverScore:

80/100

Label:

Abraxan Hymns, 2019

Tracklisting:

  1. Front Toward Enemy
  2. I’m Already Gone
  3. Seasons
  4. Sevens
  5. Tourniquet
  6. Anchor’s Lament
  7. Throw Me An Anchor
  8. I’d Do Anything
  9. Blankets Of Ash
  10. Emmet – Radiating Light
  11. Cold-Blooded Angels
  12. Crooked Mile
  13. Broken Halo
  14. Can Oscura
  15. Borderlines
  16. Assault On East Falls
  17. Pale Sun

Line-up:

  • John Dyer Baizley – Zang, gitaar
  • Gina Gleason – Zang, gitaar
  • Nick Jost – Zang, basgitaar, keyboard
  • Sebastian Thomson – Drums

Links: