IJsland: het land van ijs en vuur. Thuis van vulkanen, gletsjers, geisers en adembenemende landschappen. Maar ook een plek waar eenzaamheid, kou en donkere dagen het gemoed bezwaren. De perfecte voedingsbodem dus voor allerlei vormen van black metal, en dat zullen we geweten hebben. Als pruttelende lava of kokend geiserwater (kiest u zelf maar) komen talrijke uitstekende blackmetalbands uit dit merkwaardige eiland onze richting uitgestroomd. Auðn bijvoorbeeld, dat werd opgericht in 2010 en tien jaar later album nummer drie uitbrengt via Season of Mist. Traag maar gestaag dus, wat dan weer past bij de stijl die ze spelen: atmosferische black metal. Deze band moet opboksen tegen andere IJslandse blackmetaltalenten als Almyrkvi, Sinmara en Misþyrming, en dat is een hele opgave. Zeker als je je luisteraars vergast op moeilijk verteerbare zwartgalligheid. Auðn brengt ons verhalen over ellende, haat en het uitzichtloze bestaan van de stervende mensheid, en dat tegen een achtergrond van de meedogenloze IJslandse natuurpracht. Of zo interpreteer ik het dan toch. De bandnaam betekent letterlijk “desolaat”, en dat is ook precies het gevoel dat hier wordt overgebracht. Auðn is deprimerend, Auðn is ijskoud, Auðn is pikzwart. En ik kan nu al verklappen dat dat op het nieuwe album, Vökudraumsins Fangi (“De droom van de gevangene”), nog veel meer het geval is dan op de vorige twee releases.
De muziek van Auðn berust op een combinatie van lang uitgesponnen melodieën, eindeloos herhaalde riffs, rustige, akoestische gitaarsolo’s en een ijselijke schreeuw die het bloed in je aderen doet stollen. Er zit heel wat gevoel in de composities, variërend van troosteloosheid tot onblusbare boosheid. De nummers zitten ook vaak sterk in elkaar, zowel technisch als gevoelsmatig. Tot zover het goede nieuws, want Auðn komt wel met een aantal bedenkingen. Zo merkte collega Willem Migom in zijn recensie van hun vorige album, Farvegir fyrndar, terecht op dat het de vocalen van Hjalti Sveinsson ontbrak aan variatie, waardoor het na enige tijd allemaal wat eentonig werd. Daarnaast is het ook zo dat de nummers op dat album gaandeweg op elkaar begonnen te lijken en dat door het repetitieve karakter een groot deel van het album aan de aandacht van de luisteraar ontsnapte.
Gelukkig is daar aan gewerkt! Vökudraumsins Fangi is een behoorlijke stap vooruit voor Auðn, dat zijn stijl op subtiele maar toch doeltreffende wijze heeft aangepast, waardoor de nummers stuk voor stuk meer diepgang en herkenbaarheid hebben meegekregen. Waar ik sommige van de composities op Auðn (2014) en Farvegir Fyrndar (2017) nét iets te langdradig vond, heb ik dat gevoel op het nieuwe album echt veel minder. Desondanks vormen de hierboven opgesomde elementen gewoon nog steeds de essentie van Auðns black metal.
Laten we starten met het openingsnummer, Einn um alla tíð (“Eén voor altijd”). Ik bespaar u graag de vertaling van de teksten, want die zijn ronduit mistroostig. De laatste twee woorden zijn “tragedie en verdriet”, en dat vat het wel mooi samen. We openen traditioneel met akoestische gitaar, die ons in een vredige slaap lijkt te dompelen. Plotsklaps wordt de nevel van contemplatieve rust echter verscheurd door het tremolo picking van de gitaren en een ijzingwekkende uithaal van Hjalti Sveinsson. De heer Sveinsson klopt op Vökudraumsins Fangi overigens vocale overuren en maakt echt wel indruk met zijn extreme krijssalvo’s, die onder andere te vergelijken zijn met Gaahl in zijn gloriedagen en RMS Hreidmarr van Anorexia Nervosa. Ik heb het hier niet enkel om de extremen in de hoogte en de fysiologische grenzen van het strottenhoofd, het gaat ook over variatie, want Sveinsson wisselt vlotjes af met vocale prestaties die een stuk lager gestemd zijn. Ook met betrekking tot het overbrengen van emoties enkel maar lof, want zijn stem klinkt soms klaaglijk, soms weemoedig, soms verdrietig en soms simpelweg haatdragend. Verder valt al in het openingsnummer op dat het geheel veel helderder en snediger klinkt dan de vorige twee albums. Er zit heel wat meer drive, tempo en dynamiek in.
Als je al verrast was door deze transformatie op Einn um alla tíð, dan slaat Eldborg zonder meer in als een bom. Zo hard, zo compact, zo death metal klonk Auðn nog nooit! De sonische drukgolven waarmee het nummer opent zijn voorzien van abrupte stops die je niet onmiddellijk verwacht op een atmosferisch blackmetalalbum. De gitaren klinken mechanisch, bijna industrieel, wat opnieuw bevreemdend is. Maar het nummer valt op, het intrigeert. Bij momenten lijkt het écht alsof je naar werk van Anorexia Nervosa aan het luisteren bent, wat ik persoonlijk zeker niet erg vind. Voor wie het allemaal wat te hectisch en te druk vindt heeft Auðn ook nog eens een stukje loodzware doom metal ingebouwd, inclusief bijhorende diepe grunt. Wat een contrast zeg! Eldborg vertelt over haat en “…oorlog komt eraan, de mensheid brandt.” Dat wordt muzikaal dan toch weer mooi verwoord.
Het gevaar dat inherent verweven zit in het atmosferische blackmetalsubgenre is het ontwikkelen van een gevoel van verzadiging, van “déjà entendu”, van verveling zelfs, ten gevolge van de vele herhalingen in deze muziek. Auðn doet op Vökudraumsins Fangi echt wel zijn best om voldoende variatie in te bouwen en de luisteraar te boeien tot het einde. Op Verður Von Að Bráð (“Hoop voor de prooi”) kiezen ze bijvoorbeeld voor een hoog tempo, veel vocale variatie, Inquisition-achtige glijdende gitaardissonanten en af en toe een felle uitbarsting. Nog iets dat namelijk opvalt op dit album: Auðn barst hier vaker uit dan de Eyjafjallajökull (of pakweg eender andere vulkaan op IJsland)…
Auðn is ook veel feller en vaak sneller op Vökudraumsins Fangi dan op de eerste twee albums, een opmerkelijke verandering. Zoals gezegd, er is hard gewerkt om de tekortkomingen van voorheen weg te werken, en daar is de band zeker in geslaagd. Maar laat ik ook eerlijk zijn: deze black metal blijft toch zwaar op de maag liggen. Als ik vergelijk met Mgła en het Deense Orm (dat vorig jaar nog de wereldplaat Ir uitbracht), dan kan ik enkel concluderen dat die bands nummers schrijven die opwindender zijn en beter in het gehoor liggen. Die de luisteraar meer behagen. Auðn doet dit vermoedelijk bewust niet, om zo nog meer die boodschap van kwelling en treurnis over te dragen. Op Vökudraumsins Fangi worden heel wat muzikale thema’s herhaald, maar wat ik hier soms mis is een thema waarvan je hoopt dat het zich herhaalt, gewoon omdat het je aanspreekt. Behagen, dat doet Auðn eigenlijk maar zelden. Auðn maakt het zichzelf liever moeilijk en geeft de luisteraar echt geen goed gevoel cadeau. Je kan fan zijn van deze aanpak of niet, maar het is zonder meer een moedige keuze. En over de technische kwaliteiten van de IJslanders valt uiteindelijk ook niet te redetwisten.
Hoewel Auðn dus niet zo catchy is als voornoemde genregenoten, heeft het album toch heel wat memorabele momenten te bieden. Eén van de fijnere nummers is bijvoorbeeld Næðir Um, een spookachtig nummer in elke zin van het woord. Inhoudelijk gaat het over een persoon die gekweld wordt door stemmen en beelden en daardoor geen slaap meer kan vatten: “Mijn leven is een nachtmerrie.”. Næðir Um schudt ons wakker met een belletje, waarna we een rustige maar tegelijk dreigende melodie te horen krijgen, ondersteund door een soort spookachtige galm. Vanuit deze basis begint Auðn dan creatief te variëren (vooral in ritme, tempo en intensiteit, want de basismelodie blijft de rode draad doorheen dit nummer), gaat de snelheid omhoog en krijst Hjalti Sveinsson nog maar eens de longen en demonen uit zijn lijf. Je zou toch medelijden krijgen met deze arme man. Over emoties gesproken: de mooiste emotionele riffs vind je terug op Horfin Mér (“Laat me verdwijnen”), maar ook nu stelen de gekwelde vocalen de hoofdrol. Vooral het einde is hier fascinerend, dankzij een stevige doominfusie en een half minuutje mysterieuze achtergrondgeluiden.
En ja, ik heb ook enkele persoonlijke favorieten, en dat zijn dan toch de laatste drie nummers. Á Himin Stara is één van de kortere nummers op Vökudraumsins Fangi, maar heel aanstekelijk, energiek en geanimeerd. Sinds Eldborg weten we dat Auðn daar inderdaad toe in staat is. Ook zitten de melodieën hier precies goed, waardoor Á Himin Stara een mooi coherent geheel vormt. Ljóstýra is misschien zelfs nog net iets indrukwekkender, dankzij de prachtige, rustige melodie aan het begin (en het contrast met Á Himin Stara), de dissonanten in de daaropvolgende geluidseruptie, de opeenvolging van verschillende riffs, het gejaagde, levendige karakter van de snelle stukken en de gebalde emotie in het einddeel.
Score:
85/100
Label:
Season of Mist, 2020
Tracklisting:
- Einn um alla tíð
- Eldborg
- Birtan Hugann Brennir
- Verður Von Að Bráð
- Drepsótt
- Næðir Um
- Horfin Mér
- Á Himin Stara
- Ljóstýra
- Vökudraumsins fangi
Line-up:
- Andri Björn Birgisson – Gitaar
- Aðalsteinn Magnússon – Gitaar, stem
- Hjalti Sveinsson – Stem
- Hjálmar Gylfason – Gitaar
- Matthías Hlifar Mogensen – Basgitaar, gitaar
- Sigurður Kjartan Pálsson – Drums
Links: