Akhlys – Melinoë

Het is december en dus kriebelt het weer bij Zware Metalen. En nee, ik heb het hier echt niet over kerstmis en nieuwjaar natuurlijk. Het is namelijk weer bijna tijd voor de enige echte ZM Jaarlijst! Vorig jaar werd deze aangevoerd door het geweldige Algleymi van het IJslandse Misþyrming. In de lijst vonden we toen op een mooie 35e plek ook het debuut van Aoratos terug: Gods Without Name. Aoratos is een project van Naas Alcameth, de ongekroonde koning van de Amerikaanse dark ambient black metal (als ik het even zo mag noemen). Om collega Yves te quoten: “Deze man heeft de gave om met zijn gitaarlijnen een melancholische draaikolk te presenteren waar je noodgedwongen in ten onder zal gaan.” En dat doet hij dan vooral bij zijn hoofdproject: Akhlys.

Akhlys is overigens ook geen onbekende in de ZM Jaarlijst. Hun tweede album, The Dreaming I, werd door collega Bart gedefinieerd als “meesterlijk, magistraal, magisch” en vonden we aan het einde van 2015 terug op de elfde plaats (!) in de jaarlijst. En terecht, want het was zo overdonderend dat de muziek je gewoon opslokte in een gitzwarte maelstroom die je onverbiddelijk de dieperik introk. Een sinistere vergeetput waar je pas na de laatste noten weer uit kon/mocht ontsnappen.

We zijn wel wat gewoon als blackmetalliefhebbers, maar de duisternis is toch nog net een beetje donkerder bij Akhlys. Black metal is op zich al geen vrolijke materie, maar wat Akhlys er van maakt, is gewoon regelrecht beangstigend. Akhlys, dat is het materiaal waar nachtmerries van gemaakt worden. Hoe leg je anders uit dat ze met een album (Supplication, het debuut uit 2009) waar geen woord in gezegd werd en waar geen noot “muziek” (in de enge zin dan) op stond iedereen toch de stuipen op het lijf wisten te jagen. Een uitmuntend stukje ambient sfeerschepping!

Dit jaar is Naas Alcameth samen met zijn collega’s van Akhlys terug met een nieuw album. Centraal op deze derde sprong in het duister staat de figuur van Melinoë (tegelijkertijd de titel van het album), een Griekse chtonische godin die gekend stond als de brenger van nachtmerries en krankzinnigheid. Je kan zeggen over dit album wat je wilt, maar een beter passend onderwerp konden ze écht niet gekozen hebben.

Uit de diepe, naargeestige krochten van de onderwereld rijzen omineuze gitaarakkoorden naar de oppervlakte, waar ze verwelkomd worden door een genadeloos blastbeatspervuur, afkomstig van een duivelse drumbatterij die onafgebroken het bewustzijn én onderbewustzijn van de luisteraar blijft teisteren. Met de nodige dissonanten en die akelig hoge krijs van Naas Alcameth wordt een duistere sfeer gecreëerd: massief, verpletterend en claustrofobisch. Er is voldoende chaos om zelfs de fans van de meest extreme vormen van black metal tevreden te stellen, maar tegelijkertijd zijn er toch ook voldoende referentiepunten die ervoor zorgen dat je niet in dit armageddon verloren loopt. Op Somniloquy zijn dat riffs én melodische leadmomenten die ijl, gejaagd en alarmerend klinken, alsof de gitaren zelf geterroriseerd worden door de schrikwekkende entiteit Melinoë. Als een bezetene braakt Naas Alcameth ondertussen zijn bezweringen uit over dit maligne droombeeld. Somniloquy is overigens hetzelfde als praten in je slaap. Dat krijgt hier dan toch een zeer lugubere connotatie.

Het is bij momenten hypnotiserend, zoals dat hoort voor een atmosferische blackmetalband (al is Akhlys moeilijk in één schuifje te catalogeren), maar in tegenstelling tot veel genregenoten worden hier geen weidse landschappen geprojecteerd, maar voelt het eerder als een soort beklemmende wurggreep. Desalniettemin word je doorheen deze beproeving geloodst door het energieke en begeesterde gitaarwerk (met een aangename flow) en een jachtige ritmesectie, waarbij het soms klinkt alsof elke drumslag een klap in het gezicht is.

Akhlys stelt alles in het werk om de ultieme horroratmosfeer te creëren. Luister bijvoorbeeld eens naar de unheimische, doodse oratie aan het begin van Pnigalion. De zware akkoorden die daar op volgen zijn traag en log, maar door een amper hoorbaar laagje drumtikken daaronder brengt het alles behalve rust. En dan barst alles onverwachts toch nog los: ultrasnelle blastbeats, occulte snaren en het monster Naas Alcameth als exponent van deze ontketende waanzin. Deze krijst het uit van pure ontreddering: gekweld, gepijnigd, in doodsangst. De demon incubus (of Pnigalion in het Grieks), de wurger, maakt zijn opwachting. We krijgen nu ook gesproken woord te horen met de nodige vervorming. Er wordt gaandeweg wat meer met het ritme en tempo gespeeld dan op Somniloquy en kijk, achter die façade van totale chaos vinden we zowaar een brok melancholie terug onder de vorm van een mooi uitgewerkte melodie.

Incubus is een mannelijke demon die ’s nachts seks heeft met vrouwen. Hij gebruikt hiervoor het zaad van menselijke mannen, dat door de vrouwelijke demon succubus van hen werd “gestolen”. Succubus komt overigens van succubare, het Latijnse werkwoord voor “onderliggen”. En Succubare is ook het volgende nummer op Melinoë. Wat zit dat toch allemaal goed in elkaar zeg!

Dat Akhlys op meesterlijke wijze een benauwde atmosfeer kan neerzetten weten we dus al sinds 2009. En dat doet hij nog eens losjes over op Succubare. Wie regelmatig horrorfilms kijkt, kent de trucjes wel: chaotische glissando op viool, een continue, mechanisch klinkende statische ruis eronder die klinkt alsof hij uit een kelder of kerker komt, dan wat half gefluisterde stemmen erdoorheen en eindigen met tergend trage, ijle strijkers. Misschien zijn het inderdaad trucjes, maar het effect is er niet minder om.

Na een aantal keer het album in zijn totaliteit te hebben beluisterd, had ik eigenlijk het voornemen om eens niet elk nummer apart te bespreken, omdat ik oorspronkelijk vond dat de nummers wel wat in dezelfde lijn lagen. Niet dus. Er zijn wel degelijk duidelijke verschillen merkbaar in aanpak. Als er bijvoorbeeld één hoogtepunt mag genoemd worden op Melinoë, dan is dat toch zeker Ephialtes (nog zo een demon die nachtmerries veroorzaakt). Waarom precies? Wel, simpelweg omdat de timing hier elk moment juist zit. Ephialtes is even overrompelend en ongenadig als bijvoorbeeld Somniloquy, maar het is gestructureerder, in die zin dat er meer gewerkt wordt met (perfect getimede) breaks en ritmewissels. De drums spelen hier een zeer belangrijke rol in en meppen alles in de juiste flow, maar ook de gitaren wisselen hier op verschillende niveaus mee af. Je zou kunnen zeggen dat Ephialtes een soort occult-mystieke ambiance creëert, gebruik makend van robuust, melodisch snaarwerk en een drummer met ballen aan zijn lijf. De heer Eoghan doet dat voortreffelijk en met heel wat overtuiging neemt hij het nummer op sleeptouw. Een vergelijking met de Zweden van Mephorash is hier zeker op zijn plaats, al klinkt Akhlys toch nog wat potiger en komt de sfeer hier vooral van de instrumenten zelf en minder van koor of rituele acclamaties. Verstikkend blijft het echter allemaal wel. “Breathe in, Breathe out” hoor ik Naas Alcameth uitbraken. Dat moet dan toch ironisch bedoeld zijn…

Op een koude winteravond durf ik al eens de kachel aansteken. Wanneer de kachelpijp (en het hout) te koud staat, is het echter wat moeilijker om het vuurtje op gang te krijgen. Dan blijft het hout roken en smeulen, in anticipatie van dat ene moment dat altijd onverwacht komt: de plotse ontbranding. Even wachten dus en dan staat binnen de kortste tijd het hele ding in lichterlaaie. Zo ook klinkt afsluiter Incubatio. Na een lange, afwachtende ambient intro gaat Akhlys voor een laatste keer tekeer. Incubatio verwijst naar een gebruik uit de klassieke oudheid waarbij men zieken liet overnachten in het heiligdom van een genezende (vaak chtonische) godheid. Deze godheid zou dan de wijze van hun genezing aankondigen in een droom. Het nummer leunt weer dichter aan bij Somniloquy door een meer atmosferische aanpak, met zweverige melodieën die zich doorheen de allesvernietigende apocalyps vlechten. Naas Alcameth haalt hier ook nog eens zijn diepere stem boven, wat het nummer nog wat extra kracht geeft.

Bij Akhlys moeten ze gedacht hebben: laten we iedereen in deze donkere tijden van het jaareinde nog eens lekker wat schrik aanjagen en ondertussen een aanval lanceren op die jaarlijstjes. Het lijkt erop dat ze in beide gevallen in hun opzet geslaagd zijn. Deze bezoeking door Melinoë is bruut, bombastisch en beangstigend, maar ook intens en mystiek. De coherentie is ook groter dan op The Dreaming I, en dat was al een topalbum. Het begint allemaal met die eerste opwelling op Somniloquy en daarna laat Melinoë je de volgende drie kwartier niet meer los. Ik zou dus zeggen: ga er eens lekker (maar ja, misschien ook niet) bij zitten en geniet van dit bijzondere album…

…maar niet net voor het slapengaan.

Score:

90/100

Label:

Debemur Morti Productions, 2020

Tracklisting:

  1. Somniloquy
  2. Pnigalion
  3. Succubare
  4. Ephialtes
  5. Incubatio

Line-up:

  • Naas Alcameth – Stem, gitaar, basgitaar, keyboards
  • Eoghan – Drums
  • Chthonia – Stem (achtergrond vocalen)

Links: