Wie Bon Scott zegt, zegt AC/DC en vice versa. De legendarische frontman zal voor velen de enige échte zanger van deze band blijven, hoe goed Brian Johnson dat gat achteraf ook heeft pogen op te vullen. Het is dezer dagen alweer 41 jaar geleden dat Scott ons ontviel, hoog tijd om eens terug te blikken.
Hoewel geboren in Forfar in Schotland (9 juli 1946), verhuist Ronnie (een koosnaampje van zijn moeder) met zijn familie naar Australië in 1952. Die verhuis verloopt aanvankelijk niet van een leien dakje. Zo blijkt zijn broer astma te hebben, wat nogal wat implicaties heeft op het gezin. Bovendien is de jonge Ronald Belford niet meteen de meest meegaande leerling van de klas. Zijn jaargenoten raden hem aan een Australisch accent aan te nemen, iets wat hij aanvankelijk verdomt. Het levert hem een bijnaam op, die hij zijn hele leven zal blijven dragen: Bon. Het is een verwijzing naar ‘the Bonny Scot’, wat ongeveer vertaald kan worden als ‘de aantrekkelijke Schot’. Hij sluit zich zelfs aan bij een Scottisch Pipe Band en leert doedelzak spelen.
Het gaat echter al vrij snel fout met Bon. Hij verlaat de school en gaat werken als postbode. Maar al heel snel heeft hij door dat er met foute zaakjes meer te verdienen valt en hij verzeilt in allerlei louche deals rond gestolen benzine en identiteitsfraude. Het levert hem een paar maanden gevangenis op. Het is meteen ook een keerpunt. In 1965 sluit hij zich aan bij The Spektors. De Australische band welteverstaan, en niet te verwarren met The Spectres, waaruit later Status Quo tevoorschijn zal komen. De rol van Bon Scott is dubbel: voor de pauze drumt hij, na de pauze gaat hij zingen. Veel potten breekt deze groep niet, ze spelen voornamelijk covers van The Rolling Stones en The Beatles. Volgens de overlevering is Scotts versie van Gloria (Van Morrison) legendarisch. Er bestaan nog vage en slechte (onvolledige) opnames van maar wij verkiezen hier een ander nummer te laten horen.
Twee jaar houdt hij het uit bij The Spektors, maar dan leert hij Vince Lovegrove kennen, waarmee hij een nieuwe groep opricht: The Valentines. In Australië hebben ze vrij snel succes en zijn ze een van de voorlopers van de Bubblegum-sound. In 1968 kennen ze hun hoogtepunt met een grote tournee in hun thuisland, maar een poging dat succes over te doen in Engeland loopt met een sisser af. Al vrij snel neemt het drank- en druggebruik zulke proporties aan dat de muziek er zwaar begint onder te lijden. Ook een poging om meer ernstige rock te gaan spelen mislukt. Een groot drugschandaal in 1969 is dan ook zowat het einde van de groep. Ze blijven nog wel een jaartje bestaan, maar als Scott in 1970 de band verlaat voor Fraternity is dat ook meteen het einde van The Valentines.
Met Fraternity neemt Scott twee albums op en wordt er veelvuldig getoerd. Het verhaal wil dat Bon Scott deze groep verlaat nadat hij in 1974 een ernstig motorongeluk heeft. Het deel van het motorongeluk klopt, maar op dat ogenblik bestond Fraternity al niet meer. Of toch niet onder die naam. Die was al veranderd in Fang. Leden van dat Fang hadden samen met leden van Headband een project opgezet: the Mount Lofty Rangers project (volgt u nog?). Ook hiermee nam Scott een plaat op.
Scott werkt een tijdje als vrachtwagenchauffeur en raakt ondertussen bevriend met enkele leden van Easybeats en met George Young in het bijzonder. Via hem komt hij in contact met twee andere Young-broers, namelijk Malcolm en Angus. Zij hebben een nieuwe band, AC/DC, en Scott is onder de indruk van de energie die de bende jonkies weet te ontplooien. Op dat moment zingt Dave Evans nog bij AC/DC, maar de Young-broers zijn zo onder de indruk van Bon dat de zaak algauw beklonken wordt. In februari 1975 komt het eerste album van de band uit, mét Bon Scott natuurlijk: High Voltage. Het nummer It’s a long way to the top is dat voorjaar niet van de radio te branden in Australië. Dat de productiviteit meer dan goed zit bewijst de band door in december van hetzelfde jaar hun tweede langspeler te laten verschijnen, T.N.T.
Voor Bon is dit alles echter het begin van een langzaam einde. Zijn reputatie is berucht en op een litertje drank meer of minder kijkt de beste man niet. In geen tijd is hij uitgegroeid tot een berucht drankorgel. Zijn escapades met Ozzy tijdens de tour met Black Sabbath zijn legendarisch. Zo krijgen de twee Geezer Buttler zo ver tijdens om live op Malcolm toe te stappen en een mes te trekken. Ok, het was een nepmes, maar de arme Young schrikt zich een hartverlamming. Bon en Ozzy komen echter niet meer bij.
Ironisch genoeg maakt Bon die status van supergroep niet meer mee. Het verhaal is bekend. Op 19 februari 1980 wordt een stomdronken Bon Scott op de achterbank van een auto gelegd om zijn roes uit te slapen. De volgende ochtend blijkt dat hij gestikt is in zijn eigen braaksel.
Eeuwig zonde. Een uitzonderlijk frontman is niet meer. En dat komt allemaal door die Stem. Die doorrookte en doorzopen stem met dat timbre en die kracht die volstrekt uniek is. Een stem die als geen ander je rockersziel weet te beroeren zoals alleen zij dat kan. Je hebt AC/DC met en na Bon. En mét was beter. De power en de kracht en de uitstraling van toen hebben ze nooit meer geëvenaard. Toen waren ze vuil, agressief, verraderlijk en hadden ze power voor tien. Nu zijn ze een act waar iedereen zich wel in kan vinden en die vooral massaal veel volk lokt. Niets mis mee, maar met het AC/DC van Bon heeft het niets meer te maken. Zet gewoon de live registratie If You Want Blood uit 1978 maar eens op. Dàt geluid, die stem, die power, die fun, dàt is Bon Scott.
Hell Ain’t A Bad Place To Be… Ik hoop het voor jou, Bon.
Links: