FortaRock 2019, dag 1: een muzikaal hutspotje, kannibalisme en verschroeide aarde

Nederlands meest besproken metalfestival vond het eerste weekend van juni gewoon weer plaats in het fraaie Goffertpark in Nijmegen. Niet gekregen headliners, slechte kaartverkoop… het maakte allemaal niets meer uit toen 1 juni klokslag 12.30 uur de eerste muziek werd ingezet. Zware Metalen was met een uitgebreide equipe aanwezig. Ghostwriter maakte de meeste verslagen, maar omdat ook hij maar twee armen en twee benen heeft, sprongen bij: Niels Kreijveld, Marleen van de Kerkhof, Pim Kastelein en Michiel Hoogkamer. Niek van de Vondervoort maakte de foto’s.

Lees ook ons verslag van zondag 2 juni!

God Mother (Tent Stage, Niels)

Terwijl het Zware Metalen team één voor één binnendruppelt wegens administratieve en logistieke opstoppingen, trapt God Mother deze bloedhete editie van Neerlands grootste metalfestival af op de Tent Stage. Dit uit Stockholm afkomstige kwartet is getekend op Ben Weinman’s Party Smasher Inc. label en dat is niet heel gek: de The Dillinger Escape Plan-invloeden druipen er vanaf. Dit mathy spasme wordt echter uitstekend gemixt met death, grind en sludge, wat resulteert in een bijzonder appetijtelijk muzikaal hutspotje. Een hutspotje dat bij aanvang helaas onontcijferbaar is, wegens de dramatische geluidsmix. Deze situatie zal zich vandaag overigens nog vele malen herhalen en wordt vaak minimaal tot niet gecorrigeerd, wat toch wel een kleine smet op deze dag is. God Mother heeft echter geluk en mag rekenen op een (nu nog) wakkere geluidsman die het geluid na enkele nummers enigszins recht trekt.

Daar heeft de band zelf echter lak aan, want zanger Sebastian Campbell bouwt vanaf minuut één zijn eigen feestje. Confronterend, maar wel met een grijns op de smoel blèrt hij zijn Zweeds/Engelse teksten in de gezichten van de toeschouwers die hij sporadisch tegenkomt tijdens zijn flamboyante huppeltjes door het nog maagdelijk groene gras. Opdonderen met je ochtendhumeur, meedoen zul je! En daarop wordt geantwoord: de eerste pit van de dag is een feit en naarmate het optreden vordert loopt de tent voller en voller. Om even te kijken hoe ver de menigte inmiddels strekt, klimt de zanger in één van de gigantische pilaren die het tentzijl omhoog houdt. Er blijken voldoende mensen te zijn aangeschoven en dus is het tijd voor een heuse limbo danssessie. Eén voor één neemt hij mensen aan de hand mee onder de strak gespannen microfoondraad die door een toeschouwer wordt vastgehouden, terwijl er op de achtergrond de nodige ramstrakke blastbeats en verwoestende hardcore riffs de tent in worden gesodemieterd. De koffie mag worden overgeslagen, God Mother schudt Fortarock eigenhandig wakker met dit adrenalineshot van een optreden.

Ne Obliviscaris (Main Stage, Marleen)

De eerste act op het hoofdpodium vandaag is Ne Obliviscaris en het is voor deze Australische band het allereerste optreden op het hoofdpodium van een Europees festival. Daarom alleen al is het deze mannen onvergetelijk. Ne Obliviscaris speelt extreme metal met progressieve elementen, zoals cleane vocalen en de viool. Maar hoe werkt dat dan, de viool in combinatie met extreme metal? Neem bijvoorbeeld het openingsnummer Devour Me, Colossus (Part I): Blackholes. Het eerste deel is instrumentaal gezien behoorlijk zwaar (zo zwaar als een zwart gat?), want de nadruk ligt op de grunts van Xen, diepere (bas)gitaarklanken en snelle en intense drums. De tekst in dit gedeelte verkent het idee om verslonden te worden door depressie, of verdronken te raken in de omhelzing van melancholie. Zwarte gaten worden als metafoor voor depressie gebruikt, als een zeer compacte massa van negativiteit. Dan wordt de viool geïntroduceerd voor de transitie naar het tweede deel, waar de nadruk ligt op gitaarsolo’s, de cleane vocalen van zanger en violist Tim Charles en de tikkende basgitaar. Charles zingt voorts over het idee om te ontwaken uit de depressie en de schoonheid van het leven en de wereld te herontdekken. Het is knap hoe dit diverse nummer twaalf en een half minuut lang toch volkomen natuurlijk aanvoelt, dat alles lijkt te kloppen en heel logisch in elkaar steekt. Het is die eenheid in diversiteit waarmee de Australiërs zich differentiëren in onze bijzonder brede scene.

Het volgende nummer, Intra Venus, komt van het laatste album Urn uit 2017. Het artwork van deze plaat dient ook als decoratie op het podium en lijkt wel erg op de allereerste foto van een zwart gat (de fans op Patreon heten niet voor niets Ne Obluminati?!). De muzikanten genieten zichtbaar van het toegestroomde publiek dat al behoorlijk goed de nummers weet mee te zingen. Het enthousiasme spat van het podium. De gitaristen en de bassist ogen kalm en erg geconcentreerd op hun spel. Het zijn natuurlijk ook wel technische hoogstandjes die ze moeten leveren in de volle zon. De sfeer en de publieksparticipatie is op dit openluchtfestival verschillend ten opzichte van bijvoorbeeld het laatste optreden van de band in de Effenaar, Eindhoven. Tijdens Libera (Pt. I): Saturnine Spheres wordt en masse Woh-oh-oh meegezongen en gaan in groten getale de armen in de lucht (niet alleen op de voorste rijen). Dit is ook wel een erg krachtig nummer, waarin de tekst lijkt te refereren aan de dood, alsof wij als mensheid de oorlog met onszelf hebben verloren.

Met een glimlach van oor tot oor zet Charles met zijn viool de publieksfavoriet And Plague Flowers The Caleidoscope in. Hij is lang niet de enige die bij dit nummer een grote grijns krijgt. Dit nummer van het eerste album Portal Of I uit 2012, waar in totaal negen jaar aan is gewerkt, is compositorisch zó bijzonder dat het zelfs op het conservatorium van Sydney onderdeel van de studie is. Tekstueel lijkt de boodschap te zijn dat alleen wanneer men met extreme situaties te maken krijgt, zijn pure en ware emoties doorschijnen. Zo bezien is ieder individu een kunstwerk. De breakdown halverwege het nummer bezorgt mij keer op keer een brok in de keel. Zelfs met de hoge temperaturen van vandaag krijg ik kippenvel.

Ook al speelt Ne Obliviscaris muziek voor een doelgroep in de niche van een niche, is het gemêleerde publiek vandaag prima vermaakt en past de band dus verrassend goed op de grotere festivals. Deze plaats op het hoofdpodium heeft de band daarom wat mij betreft dik verdiend en ik zie hem daar graag snel weer verschijnen! Hopelijk wordt hem dan meer speeltijd gegund, zodat een vijfde nummer aan de setlist kan worden toegevoegd.

Monolord (Tent Stage, Ghostwriter)

Natuurlijk hoort de loodzware stonerdoom van Monolord niet thuis is een festivaltent, maar in een naar bier stinkende club. Maar dat wil niet zeggen dat we dit presentje dan zomaar afslaan. Zeker niet als er een nummer als The Bastard Son voorbij komt, dat op de later dit jaar te verschijnen nieuwe plaat staat. Het past prima bij de overige nummers van de Zweden die verstopt gaan achter een muur van geluid met daaroverheen de galmende zang Thomas Jäger. Black Sabbath is nooit ver weg bij Monolord (dat niet voor niets Fairies Wear Boots als single heeft uitgebracht), maar de band heeft wel degelijk een eigen smoel en speelt domweg fijne, logge stonerdoom, waarmee het goed wakker worden is. Jäger blijkt ook nog eens een prima gitarist en dat zorgt samen met de geluidseffecten en muzikale ondersteuning (hallo cello!) uit een doosje, tot een fijn tijdverdrijf in de tent, waar het vooralsnog koeler is dan erbuiten.

Atreyu (Main Stage, Pim)

Als tegenhanger van het veel te progressieve en ingewikkelde Ne Obliviscaris volgt op het hoofdpodium de gelikte popmetal van Atreyu. Naar een typisch Amerikaanse blauwdruk (denk 36 Crazyfists of Bullet For My Valentine) wordt hier heel! erg! stoere! metal gebracht. Slecht is deze metalcore gone stadionrock niet te noemen, maar na vijftien jaar ’s middags resideren op de grootste podia van zomerfestivals is dit gespeeld viriele concept volledig uitgekauwd. Call Of Duty, Poker, Counter Strike, X-Games; Atreyu brengt de uitgelezen muziek voor gamingmontages en sportcompilaties. Het is natuurlijk niet netjes om een band in te schatten op basis van verschijning, maar het verklapt hier alles. Neem bijvoorbeeld de gouden ketting, fonkelende ringen, achterstevoren opgezette pet, jurkshirt en bij de knieën gescheurde broek van zanger Brandon Saller, of de fluorescerende gitaren, witte broek, bandana en hanenkam van gitarist Dan Jacobs. (Nee, dit is geen sollicitatie om moderedacteur van Glamour, Marie Claire of Cosmopolitan te worden.)

De Avenged Sevenfolderige zangstem met poppunkinflectie of de Kensingtonishe ‘heyey, ey, heyeyeyey, heyeyeyey, ey’­-zanglijnen zijn dan geen verrassing meer. Gelukkig bieden de sporadisch agressieve breaks troost wanneer tuinkabouterbassist Porter McKnight zich aan de microfoon meldt. Prijzenswaardig is ook de prestatie van zanger Brandon Saller, normaal op de drumkruk gezeteld, die de afwezigheid van de geblesseerde schreeuwer Alex Varkatzas komt compenseren. Het poetst helaas het hoge hoofdschudbaarheidsgehalte van dit optreden niet weg, want de meligheid piekt tijdens de Bon Jovi-cover en meeklapmoment You Give Love A Bad Name. Minstens zo beschamend is de ultieme donkerte van emonummer Bleeding Mascara. Binnen het metalgenre is er heel veel inwisselbare eenheidsworst te boeken die ik liever op het podium zou zien dan Atreyu.

Enslaved (Tent Stage, Ghostwriter)

Het fijne geluid van Monolord blijkt te zijn ingeruild voor een schelle bak ellende als Enslaved begint. Gelukkig maken de inzet en het spelplezier van de mannen veel goed. De band laat Frost van het geniale gelijknamige album uit 1994 klinken en gaat daaroverheen met Loke. Even maakt mijn hart een sprongetje bij de hoop dat de Noren vandaag een setlist hebben die diep teruggaat in de tijd, maar Roots of the Mountain van RIITIIR degradeert die gedachte tot wishfull thinking.  Gelukkig is wel het geluid weer aardig bijgetrokken en kunnen we per vikingschuit op muzikale reis.

Hoewel mijn interesse in Enslaved afnam per toenemende progressiviteit in de muziek, is de band live altijd een zekerheidje. We krijgen bovendien met Havenless een klein primeurtje: het nummer maakt zijn debuut op een festival. Je vraagt je gelijk af waarom daar zo lang me is gewacht: het is een prima stamper voor een festivalweide. Of een tent in dit geval. Met Sacred Horse is het heerlijk  wegdromen en met het stokoude Allfáðr Oðinn laat Enslaved aan alle vikingmetalbandjes die daarna de wereldzeeën zijn gaan bevaren horen wie de ware koning is. Het is een monster van een nummer, ook als de subtiliteit ervan deels verloren gaat in de matige geluidsmix. Zet Allfáðr Oðinn op en het plunderen en roven kan beginnen. Puur goud in een tent in Nijmegen.

Myrkur (Main Stage, Ghostwriter)

Op het grote podium is inmiddels een engel neergedaald. Een zwangere engel weliswaar, maar dat wordt verhuld door een kamerplant waar Amalie Bruun achter verscholen gaat. De ruimvallende jurk helpt bovendien ook mee. Myrkur staat op de bühne en omdat iemand dat ooit in een iets te ijverige bui tot black metal heeft bestempeld, is alleen al het laten vallen van die naam genoeg om mensen te laten stuiteren van woede. Bruun trekt zich gelukkig niets aan van die onzin en zingt zich loepzuiver door haar repertoire aan Noordse folknummers heen, die wél een stevige (black)metalbasis hebben. Wat uw anonieme scribent betreft toch wel een erg fijne combinatie. En als Bruun haar engelenzang afwisselt voor een felle blackmetalkrijs, staat het kippenvel ondanks de hitte op zijn armen.

Myrkur houdt het concert klein vandaag, er is geen overbodige poespas anders dan de gitaar en trommel die Bruun af en toe ter hand neemt. De zangeres heeft dan ook een wapen van formaat: haar stem. Na nummers als het ijzersterke Ulvinde en Juniper, krijgen we dan toch nog een echte folksong met louter percussie als ondersteuning. Waanzin op een hoofdpodium van een metalfestival en duidelijk niet voor iedereen weggelegd, maar toch volgt er na afloop een luid applaus en heeft de organisatie eigenlijk een dappere keuze gemaakt om Myrkur hier neer te zetten.

Uncle Acid And The Deadbeats (Tent Stage, Pim)

Met een backdrop gestileerd als de hoes van een slechte horrorfilm uit de jaren ’80, denk je tegenwoordig meteen aan duistere synthwave, Uncle Acid And The Deadbeats speelt echter traditionele doom. Deze Britten opereren niet ver verwijderd van het straatje van het vandaag eerder geziene Monolord, maar hun psychedelische retrorock is een stuk vlotter en minder door wietwalmen ingegeven. Dankzij de onweerstaanbare retrosfeer en aanstekelijke gitaarverering van de bovenste plank zou je denken dat Uncle Acid And The Deadbeats al eeuwen aan het werk is. Het bestaat echter net een decennium. De twee gitaristen zorgen samen voor een vrouwelijk aandoenende zang die lijkt op Portugal. The Man en Kylesa, maar blijken mannen met lange haren en baarden te zijn. Hun struikelende stonerriffs met heavy ondertoon vliegen tijdens nummers als I’ll Cut You Down, Death’s Door en 13 Candles heerlijk ongecompliceerd voorbij op dit ideale tijdstip, al is het puffen naar frisse lucht in de bedwelmende warmte onder het duistere tentdoek. De inleidende audiosample waarschuwt ons voor de aankomende eentonigheid van de muziek, hetgeen haast wel sarcastisch opgevat moet worden. Toegegeven, deze muziek is natuurlijk volledig derivatief en onorigineel, om dat te bewijzen hoef je alleen maar te wijzen naar de legio andere bands die hetzelfde geluid hebben, maar als je het zo natuurlijk brengt, kan niemand protesteren.

Laster (Hanks Garage, Ghostwriter)

In Hanks Garage valt het niet mee om bandlid van Laster te zijn. De leden van de Utrechtse band zijn van top tot een bedekt en zweten zich ongetwijfeld een ongeluk op het kleinste podium van FortaRock. Maar: boeien. Spelen! En al gauw vult de ruimte zich met de vervreemdende avantgardistische black metal van het trio. De mix is helaas niet om aan te horen, maar de genialiteit van Laster klinkt er desondanks in door. Het is bijna koddig om te zien hoe de gitarist en bassist (volgens goed Lasteriaans gebruik is het niet duidelijk welke instrumenten S., N. en W. Damiaen nou precies spelen) met hun instrument rondhuppelen om daarna hun meest afgrijselijke schreeuwgrunt in te zetten, maar het past helemaal bij deze a-typische band.

De bedroevende geluidsmix is bijna beledigend voor een geniaal nummer als Bitterzoet en gelukkig wordt het richting het einde van de set een tikkeltje beter en kunnen we de mannen in ieder geval verstaan, maar je gunt deze band betere omstandigheden om zieltjes te winnen. Het is ongetwijfeld een aardige man, die Hank, maar zijn garage moet hij maar niet meer gebruiken voor concerten. Hij verkoopt er wel lekker bier overigens: het speciaal voor dit festival gebrouwen Vagevuur van brouwerij Oersoep.

Amorphis (Main Stage, Michiel)

Omdat de kwaliteit van de live-optredens van de Finnen sinds het toetreden van zanger Tomi Joutsen in 2004 eigenlijk een vast gegeven is, hebben we voorafgaand aan dit optreden slechts twee vragen: wordt ons favoriete Black Winter Day gespeeld? En betreedt Anneke van Giersbergen het podium voor een gastoptreden? Op het laatste, zeer goed ontvangen album Queen Of Time zingt zij immers haar partijen op Amongst Stars. Daarbij komt dat zij toch al op het festivalterrein is om haar welverdiende Buma Rocks-award in ontvangst te nemen.

Het antwoord op de eerste vraag laat nog even op zich wachten, maar de tweede vraag wordt al vroeg in de middag door “ons Anneke” beantwoord in de (Engelstalige en daarmee vanwege het hoofdzakelijk Nederlandse publiek soms wat ongemakkelijke) Q&A in Hank’s Garage. Zij zal het hoofdpodium niet betreden omdat ze na het spelen van een tweetal nummers aan het slot van de Q&A direct door moet naar Oss voor een optreden. Het antwoord doet één van de aanwezigen een hardgrondig “Fuck Oss” uitroepen.

Maar terug naar Amorphis zelf. Zoals gebruikelijk de laatste jaren staat er een band op het podium die blaakt van het zelfvertrouwen en moeiteloos door zijn setlist laveert. Met name het leadgitaarwerk van Esa Holopainen is smakelijk te noemen. Aanjager is echter zonder meer zanger Tommy Joutsen die met zijn ontwapenende enthousiasme het publiek vanaf de eerste noot in de greep heeft. Nu we het toch over die eerste noot hebben. Het is goed om te horen dat er op het festivalterrein ook geluidsmensen met oren aan hun hoofd en verstand van zaken zijn. Meteen aan het begin staan de toetsen namelijk veel te hard in de mix, maar nog geen 15 seconden in de set is dit probleem al (grotendeels) verholpen en kan het genieten beginnen.

Amorphis speelt vandaag vooral nummers van de albums die door Joutsen zijn ingezongen. Met name het laatste album wordt met drie nummers nog maar eens in de schijnwerpers gezet maar ook Skyforger en Under The Red Cloud zijn met elk twee songs goed vertegenwoordigd. Als verwacht dus geen vervaarlijke death metal maar wel heel soepele gothic metal die vooral van kracht wordt voorzien door de sappige grunts van Joutsen die hier wel wat heftiger doorkomen dan op plaat. Het publiek vindt het allemaal prachtig want voor het eerst zien wij het veld voor de mainstage vollopen. Er verschijnt zelfs een behoorlijke pit. Het merendeel van de aanwezigen kiest echter voor gepassioneerd meezingen met de pakkende cleane zanglijnen van tracks als Silver Bride en Wrong Direction.

De drums worden vandaag overigens voor rekening genomen door Paradise Lost-drummer Waltteri Väyrynen. Hij valt in omdat vaste drummer Jan Rechberger vijf dagen geleden ziek is geworden. Met die kennis brengt hij het er heel knap vanaf, want er valt geen gaatje. Het is dan ook terecht dat Joutsen de man tot tweemaal toe in de schijnwerpers zet.

En dan, vlak voor het einde van de set, komt dan toch die aankondiging. Gelet op het grote aantal telefoons dat plots de lucht ingaat om juist dit nummer op te nemen, hebben ook anderen hierop gewacht. Black Winter Day, de klassieker uit 1994 alweer, maakt deel uit van de set! De band zet een goede, zij het niet uitzonderlijke versie neer. Memorabel is wel het einde waar de aanwezigen massaal hun eigen grunt laten horen in een grommend: Black …. winter …. daaaaaaayyyyy! Een groot applaus valt de band ten deel waarna de reeds gewonnen wedstrijd wordt afgesloten met een opnieuw massaal meegezongen House Of Sleep. Toch vreemd hoe Amorphis goed en groot genoeg is om vele (het aantal t-shirts van de band is weer eens niet te tellen) fans naar het podium te trekken, maar kennelijk nog steeds geen naam is die mensen massaal kaarten doet kopen.

Cult of Luna (Tent Stage, Ghostwriter)

Het is druk op het podium bij Cult of Luna. Zeven man staan of zitten er: drie gitaristen, een bassist, een toetsenist en twee drummers.  Verscholen onder stemmig rood licht spelen de Zweden al snel de tent vol, al heeft de goed doordachte post-metal daar waarschijnlijk de grootste rol in. Het geluid is zo droog als het gras in het Goffertpark, maar dat geeft ruim baan aan de gitaristen en de toetsenist en aan zanger Johanns Persson zich te laten gelden. Het is fascinerend wat Cult of Luna doet, met de gitaristen op de voorgrond maar zeker ook achter hen de drummers Thomas Hedlund en Christian Augustin die elkaar lijken te willen aftroeven in een wedstrijdje wie het hardst op zijn trommel kan slaan.

Hoewel Cult of Luna in tegenstelling tot Amenra mij nèt niet helemaal weet te pakken, snappen de twee uitsteeksels aan de zijkant van mijn hoofd ook nog wel dat hier een uitermate goed onderlegd orkestje aan het werk is. Vergeleken met West-Vlamingen is Cult of Luna mij iets te monotoon en iets te weinig spannend, al is het dan nog steeds beter dan tachtig procent van de bands die dagelijks hun best doen. Het is niet makkelijk om te doen wat Cult of Luna doet: emoties laten horen via louter muziek. Het maakt dit tot een band voor liefhebbers, die hun metal liever niet in hapklare brokken krijgen opgediend en nog eens van de gebaande paden willen afwijken.  Dat betekent dus ook dat er mensen afhaken bij je optreden. Zeker aan het einde van de set is de tent een stuk leger. De muziek van Cult of Luna is nu eenmaal niet makkelijk verteerbaar. Wel mooi.

Children of Bodom (Main Stage, Ghostwriter)

Voor wie zijn muziek wel graag in hapklare brokken opgediend krijgt, is er Children of Bodom, het geesteskind van Alexi ‘Wildchild’ Laiho. Bij de powermetalband-die-de-schijn-ophoudt-dat-het-death-metal-maakt, is er naast de bandleider en zijn gitaarsolo’s en bijzonder prominente rol weggelegd voor toetsenist Janne Warman. Samen met drie ondersteunende krachten brengen ze een uur lang opgefoke, dertien-in-een-dozijnnummers als Bodom Beach Terror, This Road en Hate Crew Deathroll. Het is allemaal niet zo bijzonder, maar het publiek surft crowd, steekt de hoorntjes in de lucht en kijkt en masse toe. Dus dan doe je het als band best goed. En ach, als je je eraan overgeeft, is Children of Bodom best te pruimen. Het is lekker snel, de nummers zitten best aardig in elkaar en als de vervelende toetsen even zwijgen, lijkt het net echte death metal. Maar toch. Begint Bloodbath al?

Bloodbath (Tent Stage, Michiel)

Waar Tomi Joutsen bij Amorphis een zekerheidje is kun je dat van Paradise Lost-zanger Nick Holmes bij Bloodbath nog niet zeggen niet zeggen. Dat komt enerzijds doordat de grunt van zijn voorganger Mikael Åkerfeldt een stuk gemakkelijker lijkt te komen dan de zijne. Minstens zo belangrijk is echter zijn onvoorspelbare “stage presence”, waarbij met name zijn grillige gevoel voor humor een goed contact met het publiek nogal eens in de weg zit. Vandaag staat hij echter op het podium als de übercoole deathmetalster die hij is: in een met modder en zand besmeurd pak (inclusief stropdas) en met zonnebril.

Die laatste heeft hij alleen om redenen van coolness op, want Bloodbath heeft vandaag een passend sobere lichtshow en is afsluiter in de tent. En dat is prima, want de old school death metal en het duistere imago dat de band uitdraagt zouden vermoedelijk op horrorachtige wijze verschrompelen in daglicht, om er maar niet te lang stil bij te staan wat er zou gebeuren onder de alles verschroeiende zon waar we vandaag op getrakteerd worden.

Ook muzikaal zit het vandaag goed. Weliswaar valt de band her en der op een klein foutje in het samenspel te betrappen (dat eind!) maar in het grote plaatje van smerig walmende en stampende old school doet dat er natuurlijk niet toe. Ook hier krijgt de laatste plaat, het door Holmes ingezongen The Arrow Is Drawn, de meeste aandacht. Er worden vier nummers van gebracht. De zanger is echter niet bang om zijn stembanden te wagen aan door zijn voorganger ingezongen tracks. Ook van Nightmares Made Flesh en Resurrection Through Carnage komen namelijk stevig wat nummers voorbij (zes in totaal). Met meer dan een beetje galm en hulp van de andere bandleden die ook een potje kunnen grunten en screamen, klinkt alles echter even indrukwekkend.

Waar ten minste één band de tent vandaag bijna leeg speelde, speelt de “deathmetalsupergroep” met naast Holmes ook leden van Katatonia en Opeth, voor een vrijwel volle tent. Alleen op het laatst zien we wat zenuwachtig dribbelende mensen de uitgang zoeken om maar niets te hoeven missen van headliner Behemoth. Krakers als Breeding Death en Cancer Of The Soul (welke door Holmes toch weer op zijn ondoorgrondelijk cynische wijze wordt aangekondigd) kunnen de goedkeuring van het publiek dan ook duidelijk wegdragen. Toch wordt zoals gebruikelijk vanaf het begin van de set geroepen om de hit Eaten. Het doet Holmes verzuchten: “jullie roepen om nummers waarvan jullie al lang weten dat ze voor later op de setlist staan”.  Het helpt uiteraard niets, maar doet ook niet af aan de verbetenheid waarmee de band musiceert.

Wanneer als laatste nummer dan toch het lijflied voor kannibalen uit de boxen knalt, is het hek van de dam en helpt menigeen zijn laatste beetje stembanden aan kleine flardjes. Mooi om te zien dat er nog bands zijn die deze muziek op dit niveau en voor een groot publiek kunnen brengen. Met niet meer dan een kort “death metal” neemt doodgraver Nick afscheid van het publiek.

Behemoth (Main Stage, Ghostwriter)

Behemoth is dan wellicht niet de gedroomde headliner voor de organisatie van FortaRock, dat betekent natuurlijk niet dat we hier met een stel amateurs te maken hebben. Als populairste band onder de lezers van Zware Metalen, gaan de Polen stug door in hun missie dood en verderf te zaaien met oude en nieuwe klassiekers uit hun repertoire. Zo komt Ora Pro Nobis Lucifer al vroeg voorbij, gevolgd door het machtige Bartzabel. De lichtshow is fantastisch, er is duidelijk niet bespaard op rook en vuur en in de oefenruimte in Gdánsk is nog even geoefend op de juiste choreografie.

De nekbrekers volgen elkaar in hoog tempo op: het geweldige Ov Fire and the Void, God = Dog en Conquer All, met dat kippenvelopwekkende intro. Wat moeten we zeggen over een optreden van Behemoth? Het is altijd tot in de puntjes verzorgd en op en top professioneel. Met Sabbath Mater van het laatste album krijgen we zelfs een live-primeur. Zonder de vaart uit het optreden te halen komt de band iets rustiger over dan tijdens het optreden in Utrecht eerder dit jaar en dat komt de kwaliteit van de uitvoering ten goede. Met het drieluik Blow Your Trumpets Gabriel, Slaves Shall Serve en het waanzinnige Chant for Eschaton 2000, wordt de reguliere set allesverwoestend afgesloten.

Als blijkt dat er dan ondanks de muzikale verwoesting nog steeds christenen op aarde lopen, keert de band terug voor de wat kalmere toegiften Lucifer en We Are the Next 1000 Years. Het echte kruit is dan al verschoten bij het trio van voor de korte pauze, maar ook nu laat Behemoth nog even horen waarom het een juiste afsluiter is. Wat daarna rest is verschroeide aarde.

Ploegendienst (Hanks Garage, Pim)

Na Behemoth stroomt het Goffertpark in een lange sliert leeg, maar ik heb nog dienst. Ploegendienst. Snelprater en influencer Ray Fuego, product van de SoundCloud-generatie met zijn verstoorde 808’s en autotunerige r&b, is beïnvloed door de gênant slechte depressieplaat Speedin’ Bullet 2 Heaven van Kid Cudi waarin een nummer als Fade 2 Red een onvervalste punkinstrumental heeft. Toevallig ziet hij daarmee in dat moderne hiphop een punkbeweging is en dat Ploegendienst naast het Trash Talk gelegd kan worden dat jaren geleden samenwerkte met het Odd Future-collectief. Alleen leden van de gabberpunkband Aux Raus en het foute Adolf Butler zouden aan de instrumentale basis van de dadaïstische freestyles van Ray Fuego durven staan.

Ploegendienst is punk voor de Noisey-lezer. Dat is genoeg voor de lezers van een metalzine om te weten dat deze kersverse punkband vermeden moet worden, maar het is ook de benodigde informatie voor het doorgronden ervan. De agressieve simpletonlyrics, dommer is beter, lijken speciaal gemaakt voor Hanks Garage en krijgen de tent aan het hossen. Parels van zinsneden als “Laat me toch met rust, ga aan je piemeltje trekken” of “Je moet beter weten, Steve Jobs z’n kankerleven” passeren de revue. Het AmsterdamSurinaamse accent dat in het oosten van het land op een metalfestival met kanker staat te schelden is een vreemde gewaarwording en dus pak ik snel de fiets richting het station.

Lees ook ons verslag van zondag 2 juni!

Foto’s:

Niek van de Vondervoort (website en Facebook)

Datum en locatie:

1 juni 2019, Gofferpark, Nijmegen

Link:

FortaRock