Naast Into The Grave en het wijlen Dokk’em Open Air telt Friesland nog een stevig festival dat inmiddels aan haar 72ste editie (!) toe is en toch zijn de affiches voor dit feest alleen in de directe omgeving te vinden. Dit jaar komen op de eerste dag Flogging Molly, Mr. Irish Bastard en R.A.T. aan bod. Toch degelijke publiekstrekkers zou je zeggen, maar de organisatie houdt de toestroom lokaal. Verslaggever Ruben ging een dagje kijken en ondervond aan den lijve waarom ze buitenstaanders hier liever niet willen hebben.
De Veenhoop lijkt wel een dorp aan het einde van de wereld. De enige toegangsweg mondt na zeven kilometer uit in een haventje waar een aanpalend weiland dienst doet als parkeerplek. Aan de overkant van een brede sloot is een grote tent opgetrokken waaruit degelijke rockmuziek te horen is. Alles doet hier denken aan een uit de kluiten gewassen dorpsfeest en dat is het eigenlijk ook. Een boerenrockfeest dat het op de een of andere manier voor elkaar heeft gebokst om in voorgaande jaren namen als Meat Loaf en The Electric Light Orchestra naar zich toe te trekken. Recenter zagen we Within Temptation, Saxon, Megadeth, Status Quo en vorig jaar Dropkick Murphys op de poster staan. Ik heb het altijd een vreemd gezicht gevonden op de banners naast de snelweg. Met een affiche vol Ierse pubrock ga ik uit nieuwsgierigheid een dagje kijken.
Dat het boeren zijn die de boel hier op touw zetten is bij binnenkomst al heel goed duidelijk. Het volledige weiland is verhard met rijplaten, helaas was de loonwerker van dienst niet meegenomen in de planning, want de net uitgereden drijfmest wordt door het gewicht van de platen door de kieren weer naar boven geperst. En dat is goed te ruiken, maar dat deert het aanwezige publiek natuurlijk niks. Shirtloze, jonge agrariërs hebben hier de overhand, aangevuld met trekkerfans op klompen. Slechts een enkeling loopt verdwaald rond in een metalshirt.
Mr. Irish Bastard mag het tweede podium openen. Hoewel het Duitsers zijn maken ze een overtuigend Ierse indruk. Na drie nummers vraag ik me af of ze ook liedjes hebben zonder ‘Irish’ in de titel, maar dan spelen ze Wolfpack en mag het publiek hun beste hondengejank opzetten. Publiek dat niet echt mee doet, hoewel er per dag drieduizend bezoekers op dit festival afkomen zijn maar weinig daarvan met hun hoofd bij de bands. Het Iers/Duitse zevental maakt er het beste van. Vooral de nummers van het dit jaar verschenen Pirate Songs Of The Damned en het voorlaatste album The Desire For Revenge komen aan bod. Het nummer We’re All Irish On St. Patrick’s Day wordt vandaag zelfs twee keer gespeeld. Het vrolijk gezelschap neemt namelijk tussendoor een pauze zodat iedereen die wil ook bij de band op het hoofdpodium kan gaan kijken. Deze eerste helft sluiten ze af met Black Eye Friday, wat heel toepasselijk is voor wat er verderop in de avond staat de gebeuren.
Het Nederlands drietal R.A.T. speelt in de grote tent, wiens eerste nummer ik moest missen omdat er inmiddels een stuk meer boerenjongens met ontbloot bovenlijf zijn binnengestroomd en die vormen een barrière voor de muntverkoop. Ralph, Axel en Thijs spelen rock-n’-roll met duidelijke bluesinvloeden. Drummer Thijs doet het meeste werk, naast verdienstelijk getrommel neemt hij ook mondharmonica en zang voor zijn rekening. Een indrukwekkend tafereel waar opnieuw niemand naar kijkt.
Na het nieuwe singletje Top Of The Mountain word ik ook zelf afgeleid door wat er allemaal om me heen gebeurd. Links maakt een groep halfnaakte jongens er een sport van om zo veel mogelijk bier de lucht in te krijgen en met hun hoofd weer op te vangen, terwijl er rechts een ladderzatte knaap vol over z’n nek gaat maar geen enkele aanstalten maakt om de tent uit te lopen. Hij smeert de verse vloerpannenkoek wat uit met zijn klompen en begint gewoon weer aan een nieuw biertje. Verbijsterd wordt mijn aandacht van dit ongezonde tafereel weer naar links getrokken waar de mannen inmiddels klaar zijn elkaar het bier uit de handen te schoppen en nu elkaars shirts van het lijf aan scheuren zijn. R.A.T. komt nog maar met moeite boven de joligheid van het publiek, dat dus met totaal andere dingen bezig is, uit. Ik hoor het nummer Count Me In nog met overtuiging door de tent schallen. Verder bestaat de set uit een bloemlezing van hun debuutalbum Lift Off.
Na dit hoogstandje rockmuziek van eigen bodem staat Mr. Irisch Bastard alweer klaar op podium twee om hun set te hervatten. In deze tweede helft komen wat oudere nummers voorbij, te beginnen met I Smell The Blood. Wat een verschil met binnen in de tent, de gedragsregels zijn hier kennelijk anders. Hoewel het voor het podium nog steeds niet druk is en de meeste bezoekers ergens anders zitten met hun gedachten, zijn er geen vuige taferelen zoals binnen waar te nemen.
Met een lichtgevende banjo spelen ze de laatste nummers van Pirate Songs Of The Damned die nu vrijwel in zijn volledigheid gespeeld is. En als afsluiter natuurlijk hun grootste hit I Hope They Sell Beer In Hell. Onder beleefd applaus van degenen die wel hebben opgelet verlaten ze dan voor het laatst het podium en kan iedereen proberen een plekje tussen zweterige blote lijven in de grote tent zien te vinden voor de slotact.
Ik ben niet helemaal onbekend met dorpsfeesten en feesttenten waar biergooien en met je shirt zwaaien de normale gang van zaken is, en ik heb ook een agrarische achtergrond, maar wat me hier in deze tent overkwam slaat echt alles. Ik ben nog geen twee minuten binnen of ik voel me achterover getrokken worden aan mijn kraag. Helaas kan ik me niet snel genoeg omdraaien om te voorkomen dat mijn shirt al een flink stuk wordt gescheurd. Stomverbaasd en niet een klein beetje boos vraag ik hoe de zatlappen het in hun hoofd halen om bij een wildvreemde de kleren van het lijf te rukken. Waarop enkel een glazen blik en het schaapachtig antwoord volgt: “Dit is Veenhoop, zo doen we dat hier”. R.i.p. Rumjacks-shirt. Geen wonder dat ze hier grote namen kunnen boeken, genoeg geld met de verkoop van nieuwe shirts.
Redeneren met een dronken stalknecht heeft geen zin, dus na even tot tien geteld te hebben en een plekje verderop ingenomen te hebben wil ik toch naar Flogging Molly kijken die hun set beginnen met Drunken Lullabies. Direct vliegen liters bier door de lucht en ontstaat een tornado van blote bovenlijven waar de Prideparade van Amsterdam nog van zou moeten blozen. Een enorme stampij van totale chaos die de hele avond standhoudt. De eerste beduusd uitziende toeschouwers gaan er al met bloedneuzen uit. Maar wanneer ik naar (Try) Keep The Man Down wil kijken, word ik in mijn gescheurde shirt als een stuk aangeschoten wild door hyena’s bekeken. Tot drie keer toe voel ik dezelfde kerel aan mijn shirt trekken en elke keer leg ik hem toch duidelijk uit dat ik mijn shirt wil aanhouden en dat hij moet ophouden. Na drie keer volstaan woorden duidelijk niet meer en heeft hij een tik op z’n smoel nodig om te begrijpen dat hij moet opzouten. Nu is het een echt Iers pubfeest.
Ik speel zelf al bijna twintig jaar waterpolo, dus zonder shirt aan lopen doet me niks, maar dat het van je lijf gerukt wordt in een tent met tweeduizend dronken melkveehouders is echt een inbreuk op je lichamelijke integriteit. Dat is vast leuk als je met een groep vrienden aan het drinken bent, maar in je eentje in een vreemde omgeving is dat erg ongemakkelijk. Zo voel ik me net een jonge vrouw die ’s nachts alleen over straat moet in Parijs, telkens op je hoede dat er niemand aan je zit. Nog nooit heb ik me zo onveilig gevoeld bij een concert of festival, dus genieten doe ik niet meer.
Flogging Molly moet ook raar opkijken van wat er voor het podium gebeurt en die zullen toch wel al wat meegemaakt hebben. Al hun albums komen wel aan bod, maar echt aandachtig heb ik er niet naar kunnen luisteren en kijken. Saints & Sinners heb ik voorbij horen komen, ingeleid door een lekker basloopje, en het rustige Float van het gelijknamige album. Gek genoeg sluiten ze niet af met Devil’s Dance Floor, maar spelen ze nog even door met beduidend mindere nummers.
Ik sta in ieder geval nog stijf van de adrenaline, al is het niet om leuke redenen. Terwijl de feest-dj’s voormalige huisband Normaal aanzetten, trek ik wat er over is van mijn shirt om me heen en maak ik me uit de voeten. Hoewel de muziek vandaag super was, is dit niet een publiek waar je zomaar bij instapt. Hier heb je als buitenstaander niks te zoeken, zeker niet in je eentje. Metalfestivals hebben altijd demonische uitingen, maar dit festival is volledig van God los. Wie ze ook boeken komende edities, dit feestje mag van de Veenhoop blijven. Mij zie je hier niet meer terug.
Datum en locatie
2 augustus 2024, Veenhoop Festival, De Veenhoop
Link: