Keep of Kalessin & Soilwork in Vosselaar
Biebob, 17 november 2013
Om een of andere duistere reden wacht alles wat Scandinavisch is en een vorm van deathmetal speelt altijd tot het écht koud is voor het naar de zuidelijke regionen trekt om nieuwe albums voor te stellen. Waarschijnlijk een gewoonte die ze van hun viking–voorvaderen hebben overgenomen, die elke winter plunderend door Europa trokken om maar niet thuis te hoeven blijven met een klagende vrouw en jankende kinderen in een ingesneeuwd langhuis.* Door de mist en kou waagden een handvol metalheads zich toch tot in Vosselaar om daar Soilwork en Keep of Kalessin aan het werk te zien. Ze hadden overschot van gelijk.
* deze uitspraken zijn mogelijk niet volledig historisch correct. Kinderen of niet, vikings weenden nooit.
Het Noorse Keep of Kalessin bestaat officieel al sinds 1993, maar kende vele woelige jaren. Nadat het in 2006 het uitstekende Armada uitbracht begonnen de heren te sleutelen aan hun sound, en evolueerden van een hypertechnische naar een meer melodische band. Begin dit jaar flikkerden ze ook nog eens hun zanger/frontman Thebon buiten, nadat die een half jaar in Zuid-Afrika was gaan kamperen en zijn gsm al die tijd niet opnam. Gitarist Obsidian C. besloot gewoon zelf de vocalen te gaan doen, waardoor ze nu als trio touren.
Ze kozen voor hun korte set vooral nummers van het laatste album Reptilian, een mix van black-‘n-roll, thrash en loeiharde technische passages. “Epic extreme metal” noemen ze het zelf, en dat zit nog niet zo ver van de waarheid. Tijdens nummers als Judgement en Awakening kreeg je een hele mix van stijlen over je uitgekapt. Bewuste keuze of niet, maar de zang zat helemaal weggemoffeld in hun verpletterende sound. Het “epische” viel daardoor wat weg, hoewel een song als The Divine Land altijd kan overtuigen (voor dat nummer alleen al zouden ze een achtergrondkoor moeten meenemen).
Het extreme zat er nog meer dan genoeg in. Niet verbazend als je ritmesectie wordt rechtgehouden door een drummer als Vyl, een combinatie van Gene Hoglan en Steve Moore. Technisch helemaal in orde, maar het is erg spijtig dat hun fantastische totaalgeluid live niet echt uit de verf komt door het gebrek aan krachtige zang en keyboards. Misschien kunnen ze het toch nog goedmaken met Thebon?
Ook Soilwork kende de laatste jaren een hobbelig parcours. Na enkele platte albums was hun ster tanende, en met het tweede vertrek van Peter Wichers leek het helemaal over en uit. Niet zo dus, dit jaar kwamen ze terug met het meesterlijke The Living Infinite. Toch lijkt de grote massa nog niet meteen klaar om ze opnieuw in de armen te sluiten, de Biebob was maar matig gevuld. Zonde, maar niet getreurd. Zodra frontman en getatoeëerde ijsberg Bjorn “Speed” Strid het podium betrad was duidelijk dat hij er flink zin in had, al dan niet geholpen door enkele trappisten.
Opener This Momentary Bliss was vooral bedoeld om de brakke geluidsmix recht te trekken, iets wat de geluidsman niet helemaal lukte. Het hele optreden lang leken de gitaren wat zachter te staan dan de drumkit van Dirk Verbeuren, en de keyboards stonden er eigenlijk als podiumvulling. Maar ook met een iets minder geluid zetten de Zweden een sterke set neer, waarin ze gretig plukten uit hun rijke discografie. Het kan wel eens storend zijn wanneer een band zo nodig heel het nieuwe album in een set wil steken, maar bij dit optreden was het bijna omgekeerd. Geen Whispers and Lights, geen Leech, geen The Windswept Mercy, maar wel strakke versies van Tongue (dat refrein!), Long Live the Misanthrope (die intro!) en Spectrum of Eternity (die slagroombus!).
Naar mate het concert vorderde, kwam het oudere werk meer aan de oppervlakte. Het luid meegebrulde Nerve en Rejection Role werden duidelijk gesmaakt, net als de terugkerende slagroombus tijdens Bastard Chain. Of het nu oud of nieuw materiaal was dat de band stond te spelen, steeds gaf het podium dezelfde aanblik: dat van een band die zich een gigantisch pak stond te amuseren. Bassist en Bodybuilder Jezus Ola Flink stond een gans optreden te genieten, net als zijn nog grotere frontman. Die leek trouwens constant zijn hoofd te gaan stoten aan het plafond, een mooie metafoor voor een band die veel grotere zalen verdient. Het minutenlange “we want more” na Rise Above the Sentiment was geheel terecht.
Links: