Ongepolijste diamanten van de black metal: een dubbelinterview met Fluisteraars en Alkerdeel

Op 22 maart vindt in de Viernulvier in Gent een bijzondere avond plaats: Fluisteraars neemt de rol van curator op zich en heeft een indrukwekkende poster samengesteld. Naast de Bennekommers zelf staan ook Iskandr en de Belgische intensiteitsmachine Alkerdeel op het programma. Deze bands treden zelden op, maar wanneer dat wel gebeurt, ontstaat er iets unieks en Gent zal daar ongetwijfeld geen uitzondering op zijn. Wij grepen de kans om Fluisteraars en Alkerdeel samen te spreken voor een dubbelinterview. Het resulteerde in een diepgaand en boeiend gesprek over optreden, urgentie en de kracht van muziek.

Een dubbelinterview, dat hebben we niet zo vaak. De aanleiding is natuurlijk jullie show in Gent op 22 maart. Is dat nou een avond die door Fluisteraars gecureerd is?

Mink (Fluisteraars): Dan geef je misschien iets te veel credits naar één band in de line-up. We werden door de jongens van Addergebroed gevraagd of we een Belgische show wilden doen. Zij suggereerden de Viernulvier in Gent, omdat ze daar goede contacten hadden. Het moest er eens van komen om in Gent op te treden, dus we hebben het opgezet. Maar het is niet alleen onze avond – Alkerdeel speelt ook een speciale set. We hebben de line-up samengesteld, maar we doen het samen.

Jeroen (Alkerdeel): We kennen elkaar sinds de release show van Lede. En we hebben een keer een optreden gedaan in het Verenigd Koninkrijk met Turia, waar Mink ook bij was. Dat waren de twee momenten waarop we elkaar hebben leren kennen.

Fluisteraars speelde vorig jaar voor het eerst live en ook Alkerdeel speelt in de regel ook niet zoveel live. Kiezen jullie alleen maar voor speciale gelegenheden?

Bob (Fluisteraars): We spelen niet alleen speciale shows, maar het moet wel echt goed voelen en intuïtief kloppen. Als dat zo is, doen we er alles aan om de show te laten gebeuren. Maar meestal wijzen we veel shows af. Live spelen is niet onze prioriteit. Hoe minder we optreden, hoe meer tijd we hebben om te creëren.

Jeroen (Alkerdeel): We spelen niet superveel, maar wel vaker dan Fluisteraars. Gemiddeld zo’n vijf keer per jaar. Dat is niet alleen om meer muziek te maken, maar ook omdat schaarste beter is dan constant optreden. De laatste jaren richten we ons ook meer op het buitenland, vooral Duitsland, waar we langzaam voet aan de grond krijgen. Gent wordt onze enige Belgische show dit voorjaar, misschien zelfs van het hele jaar. We willen de routine vermijden.

Bob (Fluisteraars):Als ik zelf naar een artiest zou kijken die ik interessant vind, dan is het boeiend dat dat een ruwe diamant blijft. Als je zo’n ruwe diamant heel vaak laat zien aan het publiek, dan werken de ogen als polijststenen. Dan krijg je een ontrafeld poppenkastding.

Jeroen (Alkerdeel): Wij maken vrij intense muziek. Als we optreden moet dat voor meer dan 100% zijn en oprecht voelen. Stel dat je dat iedere week zou optreden, dan zou dat voor mij en misschien de rest van de band ook niet meer oprecht overkomen. Dan wordt het bijna een act. En dat is het laatste wat ik met de band zou willen zijn: een soort act. Daarmee wil ik overigens niet zeggen dat bands die wekelijks optreden een act zijn, maar voor mij werkt het gewoon niet. Ik zou niet steeds dezelfde energie kunnen oproepen.

Wat jullie gemeen hebben, is de intense beleving van jullie shows. Vorig jaar stonden jullie allebei op Samhain en dat maakte duidelijk indruk. Hoe kijken jullie daarop terug?

Jeroen (Alkerdeel): Dat was een mooie show! We hadden een tijd niet opgetreden omdat we aan het schrijven waren, dus alle opgekropte energie kwam eruit, een beetje zoals koeien die na de winter weer de wei in mogen

Bob (Fluisteraars): Als je lange tijd niet speelt, gaat het leven gewoon door en al die ervaringen stapelen zich in je op. Soms verwerk je dingen pas echt op het podium. Dan kun je alles eruit gooien en als je dat geduld hebt, wordt het des te intenser.

En Bob, je vond dat Bennekom nog wel even toeristische impuls mocht krijgen bij Roadburn?

Bob(Fluisteraars): Het overkwam me gewoon. Het voelde alsof Bennekom zelf een soort gestalte in mij aannam, en dat kwam er met volle kracht uit. Ik werd natuurlijk ook super enthousiast door het publiek in zo’n volle zaal. Je krijgt enorm veel energie terug. Toen riep een oude bekende ineens ‘Bennekom’ vanuit het publiek en daar reageerde ik op. Dat leidde tot een soort gimmick die we later ook online zagen terugkomen. Misschien denken ze dat het een merk zuurkool is.

Jullie hebben nu Roadburn, Samhain en IJsland gedaan. Hoe was die laatste show en hebben jullie nog wensen wat betreft locaties of landen?

Bob (Fluisteraars): Het lijkt me zo bijzonder om bijvoorbeeld in Kazachstan of Groenland te spelen. Het is tof om op plekken te spelen waar zoveel ruimte is. Dat had ik ook in IJsland. Wat daar zo bijzonder was, is dat je eindeloos lange natuur hebt en heel weinig interrupties van anderen. Als je dan door die filter van natuur heen gaat en het podium opstapt, voelt dat als een unieke ervaring. Het is alsof je de eerste plek van beschaving tegenkomt. We speelden daar voor een kleine groep mensen en zo’n ervaring deel je dan op een andere manier. Dat is heel anders dan in Nederland, waar je eerst door de stad loopt voor een show.

Mink (Fluisteraars): Het was een hele bijzondere ervaring. Door de tijd die we in de natuur doorbrachten, waren we eigenlijk vergeten dat we moesten optreden. Vlak voor het optreden sliepen we in onze camper en toen ging de wekker. We werden wakker en dachten: Shit, we moeten over een kwartier optreden! Helemaal dromerig liepen we naar de backstage en het podium op. Het is wel bijzonder dat je eerste show zo verloopt.

Ijsland is inderdaad een prachtig land qua natuur. Is die natuur ook een inspiratie voor jullie teksten?

Bob (Fluisteraars): De natuur inspireert zeker. Het komt denk ik doordat de natuur organisch is en haar eigen gang gaat. We hebben er eigenlijk geen controle over. Als je daar bent, ben je omringd door een omgeving die een eigen wil heeft. We kunnen er wel invloed op uitoefenen, bijvoorbeeld door haar te vernietigen, maar als je dat niet doet en accepteert dat je er geen controle over hebt, keer je eigenlijk naar binnen.. Het voelt als een heel betrouwbare plek. De natuur is ook vaak een mythische plek.

Bomen kunnen soms een soort personificatie krijgen, wat je kunt koppelen aan oude legendes of mythologische motieven. Dat staat natuurlijk haaks op de statische wereld waarin we elke dag leven. Ik vind het belangrijk om dat stukje natuur mee te nemen in onze muziek, zodat mensen in hun hoofd een brug kunnen slaan naar de wildernis. Je hebt die vrije associaties die je koppelt aan teksten. Mink en ik maken lange wandelingen en daar ontstaat vaak een bepaalde sfeer. Maar het is niet zo dat we denken: ‘Nu gaan we daar een tekst over schrijven.’ Het is meer dat we heel erg geïnspireerd raken door een bepaalde atmosfeer en dan gaan we samen sparren over die sfeer.

Mink, jij schrijft de meeste muziek. Heb je voor Fluisteraars ook een specifiek geluid in gedachten? En je maakt voor meerdere bands muziek. Weet je dan meteen bij het schrijven van een riff of die voor Fluisteraars is of niet?

Mink (Fluisteraars): Het is vooral moeilijk om het niet te laten klinken als Fluisteraars. Als er iets uitkomt, klinkt het altijd zo. Dus als ik iets anders wil doen, moet ik echt mijn best doen om dat te vermijden. Maar ik denk dat dit aansluit bij wat Bob zegt. Je verinnerlijkt de ruimte waarin je je bevindt. Als je bijvoorbeeld de hele dag in een kamer met led-balken zit, krijg je een bepaalde sfeer. En als je veel in de natuur bent, komt daar ook een bepaalde sfeer uit. Die draag je met je mee en ik denk dat dat zich automatisch vertaalt in alles wat je maakt.

Bob (Fluisteraars): Om daar even op aan te sluiten… Het mooie is dat je die ervaringen meeneemt naar de persoon die binnen onder een systeemplafond zit. Die botsing en frictie zorgen voor een verlangen naar de natuur. Dat verlangen proberen we met Fluisteraars te vangen, in zowel de teksten, de muziek als de hele sfeer.

(Fluisteraars)

En bij jullie, Jeroen? Want van de teksten van Alkerdeel begrijp ik niet zoveel.

Jeroen (Alkerdeel): Ja, dat snap ik. Enerzijds zijn onze teksten surrealistisch, maar anderzijds is het moeilijk uit te leggen. Het is de kracht van de muziek en het genre waarin we werken. Als tieners groeiden we op met black metal en daarin doorloop je verschillende fases. In het begin speelt het religieuze aspect een grote rol. Voor een tiener kan dat behoorlijk heftig zijn. Thema’s zoals satanisme, negativiteit en de manier waarop je daarmee omgaat, komen sterk naar voren.

Naarmate je ouder wordt, ga je dingen anders bekijken. Sommigen blijven misschien hangen in die eerste interpretaties, maar persoonlijk zijn mijn inzichten veranderd, vooral als het om religie gaat. Je leert hoe religies gevormd zijn en hoe ideeën zich ontwikkelen. Black metal is een extreem genre waarin negativiteit vaak verheerlijkt wordt. Veel teksten verwijzen naar satanisme, maar als je je verdiept in de geschiedenis, ontdek je dat het beeld van satanisme zoals we dat kennen, grotendeels is gecreëerd door de christelijke kerk in de middeleeuwen. Het is eigenlijk een soort luchtbel. Als je dat realiseert, besef je dat je je in een genre begeeft dat deels op fictieve ideeën is gebaseerd.

Die dualiteit, tussen de intensiteit van het genre en de realisatie van die historische constructie, probeer ik in mijn teksten te benaderen. De vraag is: hoe kun je een genre dat zo diep in je zit toch oprecht overbrengen, zowel qua tekst als gevoel? Voor mij draait het dan uiteindelijk om energie. En de enige energie die voor mij echt puur en authentiek voelt, is die van de natuur. Want uiteindelijk is dat de enige werkelijkheid die echt tastbaar is. Alles daarbuiten zijn hersenspinsels van de mens. Dat vind ik juist zo interessant om te verkennen in mijn teksten. Tegelijkertijd zijn die teksten vaak onbegrijpelijk zonder context of uitleg. Ik schrijf geen rechtlijnige teksten. Ik begin met een idee, maar laat het zich vrij ontwikkelen. Soms weet ik van tevoren waar ik naartoe wil, soms ook niet.

Vaak vloeit het onderwerp van de ene zin over in een andere, zonder strakke structuur, maar met samenhang in gevoel. Als ik bijvoorbeeld een tekst schrijf met de sfeer van Darkthrone, blijft dat onderliggende gevoel overeind, zelfs als het onderwerp verandert. Het klinkt misschien vaag, maar voor mij werkt het zo. Ik kan het niet anders uitleggen.

Bob (Fluisteraars): Ik vind het echt inspirerend wat je zegt. Het klinkt alsof je op een fragmentarische manier te werk gaat en dat past precies bij de natuur. De natuur is geen verzinsel en volgt geen lineair patroon zoals mensen vaak proberen op te leggen. Juist dat fragmentarische, organische en chaotische maakt het zo puur.

Jeroen (Alkerdeel): Ik vind het tof om op die manier te werken, omdat de natuur zelf ook zo functioneert. Wanneer iets ontstaat, wordt het beïnvloed door allerlei factoren: licht, temperatuur, seizoenen, veranderingen, tot het uiteindelijk vorm krijgt. Op een bepaalde manier ontstaan mijn teksten ook zo, bijna onbewust. Mijn gevoel op dat moment bepaalt welke nieuwe zin ik schrijf en waar de tekst naartoe gaat. Sommige teksten zijn wat rechtlijniger, maar ik vind het interessant om met die vrije, organische manier van schrijven te spelen.

Neem bijvoorbeeld de tekst van Zop van onze laatste plaat. Zop is een woord dat niet heel bekend is in het Nederlands, maar het verwijst naar een dikke, stroperige vloeistof. Die tekst is gebaseerd op een herinnering van mijn grootvader, die konijnen stropte. Hij hing de dode konijnen aan hun poten op aan een touw, waardoor het bloed langs de naar omlaag hangende kop, naar beneden drupte. Het begon als een simpel idee: het observeren van dat konijn. Maar tijdens het schrijven groeide het organisch uit tot iets anders. En zo werkt het bij mij eigenlijk altijd: vaag, fragmentarisch, maar toch met een bepaalde richting.

Je hoeft niet altijd gelijke betekenis aan de woorden die je creëert te geven. Het kan ook zo zijn dat de betekenis later wordt gevormd. Je beschrijft een interessante kijk op black metal. Tegenwoordig is het niet meer zo dat black metal alleen over duivelszaken gaat, maar ook een introspectieve kijk op metal of andere zaken geeft. Zo heeft bijvoorbeeld het Zwitserse Araa een plaat gemaakt over een bergexpeditie. Hoe kijken jullie hier tegenaan?

Jeroen(Alkerdeel): Op onze release uit 2016 bijvoorbeeld, staat dat beeld van de duivel die zijn kop tussen zijn benen steekt en een scheet laat. Dat is precies de benadering die wij hanteren als het gaat om Satan in onze muziek. Niet als symbool voor negativiteit of destructie, maar juist als een uiting van absolute vrijheid. We willen mensen op het verkeerde been zetten, spelen met verwachtingen. Dat doen we ook met de teksten. Er zitten zoveel dubbele betekenissen en verwijzingen in dat mensen vaak denken de betekenis ineens te weten. Meestal betekent het eigenlijk iets totaal anders.

Neem bijvoorbeeld het openingsnummer van onze laatste plaat: Vier. Dat woord alleen al kan op verschillende manieren geïnterpreteerd worden. Het kan simpelweg verwijzen naar het getal vier. Maar het kan ook slaan op vieren in de zin van feestvieren. In ons dialect betekent vier bovendien vuur. En dan is het ook nog het eerste nummer op de plaat, dus eigenlijk is het helemaal geen vier. Al die betekenissen zitten in die ene titel vervat. En het nummer zelf draait precies om dat idee: het vieren van vuur. Daarom hebben we het als eerste track gekozen.

Bob (Fluisteraars): Persoonlijk denk ik niet dat het nodig is, maar wat je doet moet wel oprecht zijn. Het probleem met de uniformiteit in black metal is dat veel van wat nu gemaakt wordt, gewoon herhaling is van ideeën uit de jaren ’90. Als je dat klakkeloos overneemt, verlies je de essentie van black metal: rebellie, oerkracht en eerlijkheid. Het wordt dan een gestileerd product, een winkelcentrumversie van wat het ooit was.

Dan kruipen we allemaal in het huid van iets wat we eigenlijk niet willen zijn?

Bob (Fluisteraars): Ik heb wel hoop voor de toekomst van het genre, als meer mensen echt in zichzelf graven en daar hun werk uit halen. Maar het moet geen gimmick worden, zoals introspectieve black metal. Het gaat erom, net zoals in kunstbewegingen als Cobra, intuïtief te werk te gaan en zonder conventies aan te spreken. Black metal was lange tijd conformistisch, maar ik denk dat het goed zou zijn om daarvan af te stappen. Ik begrijp de drang naar traditie. Het is prima om vast te houden aan die old-school uniformiteit, maar als je binnen dat strakke kader blijft, moet je niet blijven staan bij de ingang van de grot, met fakkels in de hand als een trollenleger. Je zou die grot als avonturier moeten ingaan, op zoek naar nieuwe passages en verborgen gangen. Dat is wat het spannend houdt.

Jeroen (Alkerdeel): Er is natuurlijk niks mis met bands als Warhammer, die in feite een rip-off van Hellhammer zijn, maar toch goed waren. Er is ruimte voor dat type bands. Ik sluit me volledig aan bij wat Bob zegt: het moet oprecht zijn en dat is voor iedereen persoonlijk in te vullen. Vrijheid heeft ook z’n risico’s: het gevaar dat er zover afgeweken wordt, dat het bijna een volledig nieuw genre is geworden dat haaks staat op het origineel. Er zijn bands waar ik persoonlijk moeite mee heb.  Neem bijvoorbeeld Deafheaven én Watain, met beide heb ik niks. Met de ene omdat ik het een post-rockband met met screams vind, de andere is voor velen hét archetype van een blackmetalband, terwijl ik het maar kinderachtig vertier vind. Dit toont aan hoe persoonlijk het allemaal is. Er is altijd ‘gatekeeping’ en discussie over wat wel en niet binnen het genre kan, maar voor mij kan in principe alles. Het moet diepgang en urgentie hebben. Dat geldt voor alle muziek, of het nu hard of zacht is, er moet altijd een soort van urgentie in zitten, dan klopt het pas echt.

(Alkerdeel)

Jeroen, bij jullie laatste plaat Slonk hebben jullie voor een vrij directe productie gekozen. Je wordt op die plaat echt, mede door de productie, de ellendigheid in getrokken. Hoe verloopt dat proces bij jullie?

Jeroen (Alkerdeel): Ik vind die plaat echt goed klinken, dat zeker. Je kunt een productie hebben zoals Taylor Swift, die perfect klinkt, maar bijvoorbeeld Det frysende nordariket van Ildjarn klinkt ook fantastisch, ook al is dat voor anderen misschien minder. Wat ‘goed’ klinkt, is eigenlijk moeilijk te definiëren. Als ik terugdenk aan mijn eerste metalconcerten, vooral de eerste keer dat ik Immortal zag in 1995, was dat een enorme teleurstelling. De sound van Pure Holocaust kwam gewoon niet over zoals op de plaat. Het was niet hetzelfde. Door de jaren heen merkte ik vaak dat veel dingen live niet konden worden gereproduceerd. Toen we met Alkerdeel begonnen, was ons uitgangspunt simpel: we wilden klinken zoals we in onze repetitieruimte klinken, zowel live als op plaat. Natuurlijk is dat moeilijk, maar dat was ons doel.

Toen we zijn begonnen met opnemen, besloten we zoveel mogelijk live op te nemen, met zo min mogelijk takes waarbij iedereen samen speelt. In het begin met beperkte apparatuur, maar nu werken we in een goede studio, terwijl we dat livegevoel proberen vast te houden. Meestal doen we maximaal drie takes. We hebben inmiddels een geweldige geluidstechnicus, maar we weten eigenlijk niet echt hoe we live klinken. De uitdaging is om dat livegeluid echt op plaat te krijgen. We weten hoe we in de studio klinken en ik heb een idee van hoe dat overkomt, maar het is nu de uitdaging om onze live-energie op plaat vast te leggen. Dat mis ik vaak in muziek, de energie die niet altijd goed op plaat komt. Het klinkt misschien als een bewuste keuze voor vuil, maar het is gewoon het geluid dat we willen bereiken.

Bob (Fluisteraars): Het gaat ook om het omarmen van imperfecties. Dat maakt deel uit van de esthetiek. Als je alles gladstrijkt, wordt het misschien als perfect gezien, maar dat is niet per se wat perfectie betekent. Mensen houden van gepolijste dingen, niet van ruwheid. Het wordt voorspelbaar. Mensen zijn angstig en willen weten waar ze aan toe zijn. Als iets te rauw is, weten ze niet wat ze kunnen verwachten en dat komt door de angst voor het onbekende.

Is dit niet representatief voor de huidige generatie en de fastfoodcultuur die we steeds meer omarmen? Vroeger kocht je een plaat en als die je niet direct beviel, bleef je hem toch draaien, desnoods zestig keer, omdat je hem nu eenmaal had aangeschaft. Tegenwoordig met platforms zoals Spotify heb je toegang tot miljoenen nummers en kun je binnen dertig seconden skippen naar iets anders. Als een nummer wat meer tijd nodig heeft om te rijpen of om zijn waarde te tonen, lijkt het al snel te veel moeite, waardoor mensen het misschien al snel laten liggen.

 Mink (Fluisteraars): Het lijkt wel alsof mensen tegenwoordig sneller kiezen voor een cleanere productie. Alles moet makkelijk en direct zijn. En dat zie je ook in de manier waarop mensen luisteren. Zodra iets wat moeilijker te verteren is, wordt het meteen afgeschreven als vuil of een slechte plaat. Dat is een trend die ik vaak zie. En de vluchtigheid is echt. Mensen keren tegenwoordig niet meer terug naar albums zoals vroeger. Het blijft vaak beperkt tot Spotify en playlists en de muziekervaring wordt bepaald door het algoritme. Het is wat je op een bepaald moment voorgeschoteld krijgt.

Je beweegt mee met de mode van wat de commercie je aanbiedt. Wat je eerder beschreef, de zoektocht naar een plaat en het luisteren ernaar omdat je er al 20 euro voor hebt betaald, dat was echt iets anders. Je zette je in voor iets en zelfs als een plaat in eerste instantie niet helemaal je smaak was, kon die later een anthem voor je worden. Er zijn platen die ik in het verleden misschien niet geweldig vond, maar die nu echt bijzonder voor me zijn. Bijvoorbeeld Thyrfing. Als ik die nu voor het eerst zou horen, zou ik daar niet heel gelukkig mee zijn.

Het lijkt wel of alles tegenwoordig makkelijk en snel moet zijn, zoals een McDrive. Dat zie je ook in het muzikale landschap. Mensen zijn vaak niet bereid om te zoeken en het voelt een beetje als een wereldwijde bindingsangst. Het is allemaal onderdeel van die fastfoodcultuur: snel muziek consumeren zonder je ergens echt aan te verbinden. Mensen lijken bang voor een soort van commitment, zelfs als het gaat om muziek. Het moet allemaal direct en vluchtig zijn, zonder de diepgang of tijd die vroeger nodig was om iets echt te waarderen.

Dat is niet alleen bij muziek, maar ook met sociale contacten, zoals bijvoorbeeld de ‘date-cultuur’ of het hele socialemediagebeuren. De relatiestructuren lijken te veranderen.

Mink (Fluisteraars):  De vaardigheid om echt verbinding te maken en die langer vast te houden, lijkt steeds minder aanwezig. Mensen laten het vaak los zodra het lastig wordt of er wrijving ontstaat. Dit geldt niet alleen voor vriendschappen, maar ook voor muziek. We willen constant doorgaan naar de volgende sensatie, zonder echt iets te blijven onderzoeken als dat wat rauwer of moeilijker te begrijpen is. Het is een cultuur van vluchtigheid, waarin we blijven draaien in de molen zonder echt stil te staan bij wat dieper gaat.

Bob (Fluisteraars): Het is eigenlijk een illusie. Door social media en WhatsApp hebben we de mogelijkheid om altijd in contact te blijven met iedereen, maar dat is niet natuurlijk. In de moderne tijd lijkt het alsof we geen afscheid durven te nemen van mensen, terwijl het eigenlijk allemaal te veel wordt. We zijn op zoek naar echte verbinding, iets wat sociale media niet biedt, ondanks de illusie die deze creëren.

Jeroen(Alkerdeel): Je merkt ook dat er zelfs bij de jeugd een soort tendens is. Ze beginnen terug te grijpen. Op dezelfde manier zoals men ooit zei dat vinylplaten ten dode waren opgeschreven, denk ik niet dat Spotify het einde van de muziek. Ik denk dat het nét twee werelden zijn die naast elkaar zullen bestaan, niet dat de ene de andere zal vervangen. Door platformen als Spotify kan gemeten worden wie wanneer en hoeveel naar muziek luistert, maar ik stel me vragen bij de accuraatheid van die statistieken. Het gaat immers om een groot deel populaire muziek. Veel nichemuziek staat bijvoorbeeld niet op die platformen en valt er tussen. Het is ook veel gemakkelijker geworden om je muziek te publiceren. Als band is het nu ook veel gemakkelijker om je muziek te verspreiden. Vergeet niet dat dertig tot veertig jaar geleden binnen het extreme metalgenre de spreiding grotendeels via tapetrading ging. Het was veel complexer toen, Bandcamp bijvoorbeeld bestond ook niet.

Bob(Fluisteraars): Door de aanwezigheid op het internet worden veel mensen zichtbaar, en omdat wij zelf ook online actief zijn, krijgen we het gevoel dat we een volledig beeld van een generatie kunnen vormen. Maar in werkelijkheid zien we alleen de uitschieters. We kunnen geen echte mening vormen over de miljoenen anderen, zoals tieners en pubers, omdat we niet weten hoe zij zich gedragen. Al die aannames en stereotyperingen zijn niet representatief voor iedereen.

Mink (Fluisteraars): Dat kun je inderdaad ook terugzien in de statistieken van Spotify. Met nieuwe luisteraars, monthly listeners en hoe vaak mensen terugkomen, kun je het gedrag van luisteraars volgen. Als ik kijk naar de huidige jeugd maar ook de wat oudere generatie, zie ik regelmatig dat ze niet eens weten welke artiesten ze luisteren of wat die artiesten verder nog hebben gemaakt. Ze luisteren echt op basis van individuele tracks, niet naar het volledige werk. Dit wijst op een zekere vluchtigheid en versnelling in het luistergedrag.

Volgen jullie de huidige (metal)scene nog? Waar luisteren jullie zoal naar?

Bob (Fluisteraars): De laatste tijd ben ik wat dieper in jaren ’90 tapedemo’s gedoken die ik nooit eerder had gecheckt. Maar ik luister ook veel moderne muziek. Voor mij draait het om intentie en urgentie in muziek. Dat voel ik niet alleen in oude releases, maar ook bij moderne acts zoals Beach House. Hun eerste paar albums zijn bijvoorbeeld echt ontzettend goed. Die hebben meer ballen dan de meeste blackmetalbands, vind ik ook. Dus ja, ik voel het, denk ik wel. Onlangs was ik helemaal bezeten geraakt door Geneva Jacuzzi. Zij is dan wel weer helemaal geïnspireerd door Klaus Nomi en door Bauhaus en een beetje door die wavescene. En dat herkauwt ze op haar eigen manier. Ze draagt een muzikale traditie verder, maar op een moderne manier, met een jong publiek. Je merkt dat ze als artiest een breed referentiekader heeft. Er gebeurt veel interessants in de muziekwereld, maar uiteindelijk blijf ik toch vooral in een niche: die donkere, alternatieve bubbel, met af en toe een wereldmuziekplaat ertussen.

Mink (Fluisteraars): Metal voelt tegenwoordig erg uniform aan. Ik merk dat ik er minder enthousiast over ben en nog maar weinig nieuwe dingen check. Af en toe tippen vrienden me, maar zelf ben ik niet meer actief op zoek. Ik blijf vooral hangen bij de albums die ik echt goed vind, vooral het oudere werk uit de jaren ’90.  Dat blijft gewoon interessant op een bepaalde manier. En voor de rest ook net zoals Bob heel veel buiten de metal. Folk, ambient, van alles eigenlijk. Laatst heb ik ook  nog met Jeroen een keer een Robbie Basho-plaat geruild. Dat blijf ik altijd veel luisteren.

Jeroen (Alkerdeel): Op zich is het onmogelijk te volgen wat er allemaal uitkomt. Het genre is zodanig breed geworden en als je al meedraait van midden jaren ’90 raak je ook verzadigd. Binnen de band hebben we allemaal een héél brede smaak. Die gaat over extreme metal, over free folk, pop, electronica, alternative, psych en zo verder. Qua black metal zijn het niet per se scenes die ik interessant vind, maar zijn het wel projecten rond verschillende mensen. Er zijn nog steeds veel interessante en originele bands die black metal combineren met andere invloeden. In Oostenrijk heb je bijvoorbeeld Kringa, Hagzissa, Brandt en Ara, die black metal mixen met wave en punk: heel puur, doe-het-zelf en authentiek. Uit Zweden zijn de projecten van Wagner Ödegard, zoals Wulkanaz, Tomhet en Jaertecken, bijzonder intens en doordrenkt met Zweedse folklore en oude filmscores. Denk aan een mix van Arckanum, Lugubrum, Furze en zelfs Vondur.

Daarnaast zijn de nevenprojecten van Armagedda, zoals Lönndom, Ehlder, LIK en Saiva, ook erg de moeite waard. Ze baden in Zweedse mystiek en volksmuziek, maar zonder de folkmetalsfeer van bijvoorbeeld Finntroll of andere Walt Disney-metal. Verder zijn er nog een paar losse namen die eruit springen: Avmakt uit Noorwegen (denk aan Darkthrone ten tijde van Sardonic Wrath), Peace Vaults (een mix van black metal en postpunk) en Furia uit Polen, die met dissonante riffs zowel de doom van Danzig als de agressie van Marduk weet te combineren.

Dat is een hoop moois om te beluisteren! Dat geldt natuurlijk ook voor de show van 22 maart in de Viernulvier in Gent. Gaat dat zien!

Links: