Morean van Alkaloid over Bach, Top 2000 a gogo, Lovecraft en wereldplaat Numen

In september 2023 brachten de avontuurlijke metallers van Alkaloid dan toch hun langverwachte derde plaat uit. Numen, dat nog bij elke luisterbeurt groeit, lijkt tekstueel en muzikaal niet helemaal van deze wereld, maar is dit, volgens onderstaand interview met zanger, gitarist, songsmid en hedendaags (klassiek) componist Morean wel degelijk. Het heeft zeven jaar geduurd voordat het ook al ijzersterke Liquid Anatomy een opvolger kreeg, dus er is genoeg te bespreken in het ruime uur dat Morean de tijd voor ons nam. Hier gaan we!

Ha Florian (de echte naam van Morean, red.), laten we ons gesprek eens beginnen met een recente gebeurtenis. In het weekend van 14 oktober speelde Alkaloid twee “pop-up shows” in Dordrecht. Daarbij speelden jullie een stuk van Bach en wat eigen nummers… in een kerk nog wel! Dat moet toch een belevenis geweest zijn?

Ja, we deden een setje van een half uur waarin we vier eigen nummers brachten en (een stuk van) het klavecimbelconcert in d mineur van Bach. Het was inderdaad een nogal ongewone concertbeleving omdat we in de kunstkerk speelden en dat natuurlijk geen metalzaal is. Het is een prachtige ruimte, maar het is natuurlijk wel een kerk met de bijbehorende akoestiek. Het was dus een enorme galmbak en zoals je weet hebben wij een drummer (Hannes Grossmann, ook Triptykon, red.) die er niet om bekend staat dat hij zachtjes speelt. Met nog eens drie gitaren was het wel een beetje overdaad aan geluid, maar we hebben er het beste van gemaakt. Het leuke aan deze shows was dat wij daar stonden als vertegenwoordigers van het Bachfestival Dordrecht. We willen volgend jaar juni een groot project doen waarin de muziek van Alkaloid en die van Bach samenkomen. Daarvoor werken we met een aantal klassieke muzikanten en zangers. Dat staat in de steigers en in oktober hebben we daarvan een korte teaser gepresenteerd. We speelden nu nog een Bachstuk waar de klassieke mensen niet voor nodig waren. Dat was hard werken en veel noten, maar het is natuurlijk heel fijn om als metalband zoiets als het Bachfestival Dordrecht te mogen vertegenwoordigen.

Bovendien was het voor Alkaloid ook het eerste optreden in een paar jaar. De laatste optredens voor de pandemie hebben we al zonder Danny Tunker (onze gitarist die ermee gestopt is) gedaan. In Dordrecht was het daarom voor het eerst in zeven jaar dat we met vijf man compleet op het podium stonden. Een beetje belachelijk, maar daarmee was het voor ons ook echt een try-out om er weer in te komen. We zijn de laatste tijd vooral met de productie van de plaat bezig geweest en het was zo fijn om weer eens op een podium te staan, al was het in een kerk (lacht). Er waren zelfs wat mensen uit het buitenland gekomen voor dat half uur. Dat was echt ongelooflijk en het smaakte zeer naar meer.

Dus dat begint wel te kriebelen, dat live spelen?

Jazeker, we zijn ook echt livemuzikanten. Het zijn twee onafhankelijke poten van elkaar: albums maken en live spelen, maar wij hebben ze allebei nodig. Het is mooi om een mooi album te maken en ik hoop dat we dat blijven doen tot we er dood bij neervallen, maar we moeten toch echt ook de planken op.

Wat is daarbij het belangrijkst voor jullie: het creëren in de studio waar je door kunt gaan tot alles perfect klinkt of een livesituatie waarin het veel moeilijker is die perfectie te bereiken?

Het begint en eindigt natuurlijk met de creatie, want we doen het om de nummers te kunnen schrijven. Tegelijkertijd horen wij ook op het podium. Wij zijn allemaal enigszins podiumbeesten. En dan werkt het als volgt. In de studio maken we precies wat we willen maken en ook daar zijn er grenzen aan wat iedereen kan. Die grenzen proberen we elke keer weer naar boven te verschuiven. Pas later vragen we ons af hoe we een en ander live gaan brengen. Als je bijvoorbeeld een koor door een heel nummer hebt, dan weet je dat het lastig wordt, tenzij je met backing tracks gaat werken. Dat laatste is een beetje flauw, vind ik. Het kan wel, maar je moet niets van band laten komen dat muzikaal echt substantie heeft. Dan hoor ik het liever iets droger of meer uitgekleed, maar wel echt.

Wanneer het album af is. begint de grote klimtocht om de muziek in je vingers te krijgen op een manier dat het een beetje te hachelen is. Je trekt je als het ware op naar wat je in de studio gemaakt hebt en zo groei je. Dat werkt heel goed, maar het is voor ons wel iets anders dan voor veel andere bands, omdat we steeds tegen het randje aanspelen van wat we kunnen. We willen het beste laten horen van wat we in huis hebben. We graven diep en soms rollen er dingen uit die dan thuis wel lukken, maar ook na veel proberen live niet. Meestal lukt het echter wel en we hebben inmiddels gelukkig ook zoveel materiaal dat we nooit een tekort hebben aan nummers die we live kunnen spelen.

Jullie zijn gelukkig weer begonnen met live spelen dus, allereerst in Dordrecht. Welke nummers van Numen speelden jullie en waarom waren juist deze nummers zo geschikt?

We hebben Clusterfuck en The Fungi From Yuggoth gespeeld. De eerste natuurlijk omdat we die al een keer samen hadden gespeeld voor de videoclip. Het is ook een fijn nummer om te spelen omdat het mid-tempo is. Het doet zich voor als eenvoudig, wat het eigenlijk niet is, maar het is prima te doen en niet al te lang. Heel veel nummers gaan vaak vanzelf de extremen in: snel of supergelaagd of supercomplex. Het is dan fijn om er zo’n nummer tussen te hebben. The Fungi From Yuggoth is een nummer van Chris Münzner (ook Obscura, red.) en hij wilde het graag spelen … en wij dus ook wel (lacht). Ikzelf vind al die nummers gaaf, dus het maakt mij niet zoveel uit welke we spelen. Als ze niet goed zouden zijn, zouden ze niet op de plaat zijn beland. We zijn nu al achter de schermen aan het kijken wat we de volgende concerten gaan brengen.

Dus jullie hebben voor de pop-upshows nog niet echt gekeken welke nummers het dichtst tegen Bach aanzitten (voor zover dat kan)?

Dat is met The Fungi From Yuggoth zeker niet zo (lacht), maar het leek ook leuk om een beetje een preview te geven van hoe de death metal straks gaat klinken. Het was een uitgelezen gelegenheid om aan eventueel aanwezige Bachfans ook even het zware werk te laten horen. Verder speelden we Kernel Panic, de opener van de vorige plaat. Die track doet alsof het een progrocknummer is voordat hij ineens uitbarst in death metal. Het vierde nummer was Alter Magnitudes van de eerste plaat. Dat is ook een nummer van Chris en dat is wel heel klassiek geschreven, vooral in het lange sologedeelte. Als je dat analyseert, wordt er best wel op een Bach-manier gemoduleerd en ‘gearpeggieerd’. Daar is wel een duidelijke link. Dat was het programma met dus het eerste deel uit het klavecimbelconcert in d klein.

Het is wel mooi om op zo’n bijzondere manier in beeld te komen bij mensen die minder of niet op de hoogte zijn van metal. Dat deden jullie ook in december 2019, toen jullie plots bij een groot Nederlands tv-programma, de Top 2000 a gogo, opdoken. Hoe ging dat optreden en hoe kom je daar terecht als deathmetalband?

(lacht) Nou, vooral omdat ik in het dagelijks leven hedendaags componist ben en dus in de klassieke muziek zit. Via die weg ken ik ook een aantal mensen bij bijvoorbeeld de NTR. Op strategische plekken zitten er mensen die a. mij kennen en b. van metal houden. En elk terugkerend programma of festival moet variëren in inhoud. Ik zie toch regelmatig, steeds meer ook, dat die ene persoon die van metal houdt voorstelt om daar eens iets mee te doen. Volgens mij is het zo ook gelopen bij de Top 2000 a gogo. Omdat ik natuurlijk al decennia tussen die twee werelden zit, komen ze al snel bij mij uit en dat vind ik heel vet.

Uiteraard vind ik dat ik de aangewezen persoon ben, maar ik ben heus niet de enige in Nederland die van allebei de markten thuis is. Dus ik was er heel blij mee. Ze vroegen drie covers te maken van een halve minuut in een metalversie. Ik heb toen een aantal dingen gearrangeerd. Uiteindelijk hebben we Riders On The Storm van The Doors gespeeld, Sexual Healing van Marvin Gaye en La Tortura van Shakira, maar ik had ook nog de gitaarsolo uit We Will Rock You georkestreerd. Ik dacht dat dat misschien net niet te herkenbaar zou zijn als het een beetje op zijn Meshuggah’s gespeeld zou worden. Het duurde nog geen vijf minuten bij elkaar, maar het was echt een heel leuke ervaring. En dan zie je dat er meer dan achthonderdduizend mensen naar hebben gekeken. Daar moet je echt heel veel clubshows voor spelen! Het is dus even leuk als nuttig. En het is een hele eer om in zo’n programma te mogen verschijnen, zeker als je een beetje uit de extremere hoeken van de muziek komt. Ik heb ook hoop dat het misschien niet de laatste keer was dat we zo in beeld komen. Het is bijvoorbeeld even kijken wat er met dat grote Bach-project gaat gebeuren, want dat is in potentie natuurlijk ook interessant.

In die zin hoop je dat het ook nog wat deuren opent voor de band.

Zeker. Ik ken ook niet anders. Ik ben altijd met fusies bezig. Dat was wel iets waar de andere bandleden aan moest wennen. Ze hebben natuurlijk veel ervaring en weten ook wel wat klassieke muziek is – ze kunnen noten lezen enzovoort -, maar het is niet iets wat je als metaldrummer bijvoorbeeld elke dag doet. Die drums moet je er echt bij verzinnen, want die zitten niet in de partij. Het ergste wat je kan doen – en dat is best wel vaak gebeurd – is als metalband een stukje Bach te doen door de melodielijn eruit te lichten en door de leadgitaar te laten spelen terwijl de rest gewoon boerelullen-rakataka, rakataka (maakt het geluid van hakkende metalriffs, red.) speelt. En zo vermoord je Bach (lacht). Dat is dus precies wat ik niet wil voor dat project. Als klassiek componist heb ik ook mijn eigen visie op Bach, dus het is heel erg leuk dat mensen dat ook willen horen.

Na dat optreden bij de Top 2000 a gogo werd het wat stilletjes… tot eind 2021, toen Hannes aankondigde dat hij zijn drumpartijen voor de nieuwe plaat had opgenomen. Dat gaf ons goede hoop, maar het zou nog anderhalf jaar duren voordat Numen uitkwam. Wat maakte dat jullie nog zo lang nodig hadden?

Er zit heel veel pandemie tussen. Het plan was eigenlijk om in de herfst van 2020 bij elkaar te komen om samen aan nummers te werken. Dat ging niet vanwege de lockdown. Niet alleen wat we met Alkaloid wilden doen, maar alle plannen werden steeds maar uitgesteld en doorgeschoven. Dat eerste coronajaar was sowieso waardeloos. Op een gegeven moment was er dat vaccin en dachten we weer een beetje te kunnen gaan plannen, maar toen kwam omikron en toen ging het weer allemaal dicht. Door de chaos die dat veroorzaakte in alle planningen, tours en projecten, viel het schema steeds maar weer om. Bij een band als Alkaloid moet je je werk steeds tussen andere bedrijven door doen, niet in de laatste plaats omdat het geen betaald werk is. Als zzp’er in de muziek moet je vaak ja zeggen tegen alles wat er binnen komt. Zeker tijdens corona. Vandaar dat het allemaal een wat uit elkaar gerukt proces is geworden. Dan heb je weer drie weken waarin je echt meters maakt, maar het net niet afkomt. En dan gaan er weer drie maanden voorbij voordat je er weer aan toekomt. En dat maal vier! Maar goed, eind 2022 waren de mixen en de master klaar en toen kwam nog het artwork en de videoclip. Daarna heeft het label nog een maand of vijf nodig voordat alles binnen is en de plaat daadwerkelijk verschijnt. Dus als je het bij elkaar optelt ben je zo twee jaar verder. Dat is harstikke jammer want wij vinden het ook niet fijn dat het zo lang duurt elke keer, maar het is werken in best wel moeilijke omstandigheden.

Zeker met een pandemie dacht ik op een gegeven moment: als die plaat maar uitkomt…, als de muziekindustrie maar niet zo op zijn gat ligt dat als het voorbij is er helemaal geen platen meer uitkomen. Dat zijn wel angsten waar je af en toe mee te maken hebt. Platen uitbrengen is eigenlijk een oud concept. Dat gaan wij niet loslaten trouwens, maar de wereld is natuurlijk wel veranderd en niet noodzakelijk op een goede manier voor de professionele muzikant. Gelukkig hebben we een label dat ons steunt en ons ook artistiek wil blijven steunen. Ze hebben weer een mooie uitgave gemaakt, dus eind goed al goed.

Je andere band Dark Fortress heeft een aantal maanden geleden zijn laatste show gespeeld. Heeft dit nog gevolgen voor Alkaloid. Heeft de band daarmee meer prioriteit gekregen?

Zeker. Dark Fortress was natuurlijk een bekendere band. Je zit altijd met die hiërarchieën. Veel van ons spelen niet in één, maar zelfs in een paar andere bands. Je hebt Triptykon waar Hannes en Viktor van Dark Fortress in spelen en dat hoort er dan ook bij. Dus eerst beslist Triptykon wat ze willen en wat overblijft, daar kan dan Dark Fortress iets mee doen. Als Dark Fortress klaar is, kunnen we kijken wat we dan met Alkaloid kunnen doen. En Christian die zit natuurlijk ook weer bij Obscura en die spelen ook veel. En dat snappen we allemaal. Als je bij een grotere band kunt spelen en daar je geld mee kan verdienen, ga je uiteraard daarvoor. Maar om als band die status te bereiken, ben je echt zo maar tien tot twintig jaar verder. Ik hoop dat dat ons nog gaat lukken. Ik heb daar nu inderdaad meer tijd voor. Het is weliswaar niet zo dat ik in het algemeen veel tijd heb, maar een Dark Fortress-plaat en een Dark Fortress-tour betekende voor mij ook altijd echt een hoop werk en aandacht. Dit jaar ben ik dan heel veel bezig geweest voor Alkaloid, ook voor zaken als de cover van de plaat. Het wordt dus hopelijk wat beter, maar het blijft altijd lastig omdat je niet van één band of activiteit rond kunt komen. Het blijft schuiven en het blijft chaos!

Het Bachfestival is dus al zeker, maar mogelijk kunnen jullie dus nog wat meer optredens prikken her en der.

Dat is expliciet de bedoeling. Ook willen we dat Bachproject vaker dan één keer doen. We zijn in gesprek met een aantal andere festivals in Nederland en daarbuiten en de eerste offertes beginnen binnen te komen. We hopen binnenkort een aantal dingen te kunnen aankondigen. We willen echt graag spelen. Overal waar ze ons willen hebben, daar willen we naartoe.

Ik zag jullie jaren geleden eens op Complexity in het Patronaat…

Ja, ook daar zouden we graag terugkomen. Dat zou heel natuurlijk zijn, of op andere festivals als Prognosis of Roadburn ofzo. We zullen zien of ze geïnteresseerd zijn. Er zijn nu eenmaal festivals waar we zouden kunnen passen, vinden we zelf (lacht).

Dan naar het nieuwe album. De plaat is inmiddels zo’n twee maanden uit. Ik heb in ieder geval een vijfsterrenrecensie gezien in de Volkskrant. Hoe blij zijn jullie met de manier waarop Numen is ontvangen door de pers en door de fans?

Hartstikke blij. Het is al heel wat als je iets kan uitbrengen vandaag de dag, met alle concurrentie en dat dat ook nog eens aandacht krijgt. Er zijn zoveel goede mensen en goede bands die platen maken, dat je je soms zou kunnen afvragen: wat hebben wij daar nog aan toe te voegen? En dat moet je artistiek beantwoorden. Als je zelf vindt dat je iets hebt dat nog niet bestaat, dan wordt het natuurlijk ook beter ontvangen dan als je hetzelfde trucje steeds maar over doet. Dat is wel een zwaard met twee kanten want wij zitten er heel erg in voor de innovatie – Alkaloid is een band van songschrijvers, het creatieve is voor ons de kern van deze band – maar lang niet elke metalhead vindt het fijn om nieuwe dingen te horen. Er zijn ook veel mensen die een duidelijke smaak hebben en daaraan vast houden. De rest boeit ze ook niet en dat is prima. Je luistert waar je naar wilt luisteren.

Omdat het niet automatisch op prijs wordt gesteld als je een andere weg bewandelt, weten we nooit van tevoren hoe een plaat ontvangen wordt. Het is zelfs zo dat ook wij nog geen idee hebben wat de plaat gaat worden als we eraan gaan beginnen. Iedereen kan namelijk schrijven wat hij wil. Die vrijheid is echt de essentie. Wat dat bij elkaar wordt en wat voor karakter het album zal hebben, weten wij ook pas als het af is. En dan maar hopen dat de wereld het ermee eens is. Maar wat wij gelukkig wel zien is dat we heel erg trouwe fans hebben, die ons soms al kenden voordat Alkaloid bestond en ons sindsdien hebben gevolgd en gesteund. Die mensen zijn er nog steeds allemaal en er komen nieuwe mensen bij. Daar zijn we natuurlijk heel blij mee, net als met de likes en clicks die we kregen en de goede recensies. Je kunt wel zien dat niet elk nummer perfect geschikt is voor elke luisteraar of elke recensent maar dat risico calculeren we in. We willen juist iets heel rijks aanbieden waar hopelijk voor iedereen wat tussen zit. Juist datgene wat de een niets vindt, vindt de ander het gaafste wat erin zit. Dat is ook onze filosofie, zonder dat we er bewust naartoe werken. We censureren onszelf niet en moeten ermee leven wat de wereld ervan vindt. Tot nu toe is dat heel positief en Hannes heeft natuurlijk ook een fantastische productie neergezet. We mochten ook een mooie uitgave maken met mooi artwork enzovoort. Dat speelt allemaal mee. Daarbij heb ik de indruk dat er een goede continuïteit is tussen de albums. Je hoort iets van groei, maar je hoort ook dat het dezelfde band is. Dat balanceren tussen innovatie en jezelf blijven is altijd heel fragiel en hopelijk hebben we dat goed gedaan. Al met al heb ik meteen weer zin in de volgende.

Je spreekt over balanceren. Denk je dat jullie de boot daarbij dit keer verder de haven hebben uitgeduwd dan eerder?

Het is altijd moeilijk om jezelf te beoordelen, zeker zo kort nadat het album is uitgekomen. We hebben wel de indruk dat we met een aantal dingen wat verder zijn gegaan. Die kleine jazzstukjes bijvoorbeeld waren er echt nog niet. Ook ben ik in mijn songs weer wat verdergegaan met ‘sounddesign’ en het conceptuele werk. Ik heb mezelf een aantal stevige uitdagingen gesteld qua componeren die ik hopelijk tot ieders tevredenheid heb gehaald. We zijn ook verdergegaan met de zang. Ik durf steeds meer met melodische vocalen. Vroeger moest ik daar niets van weten en dacht: ik moet nu niet ineens gaan doen alsof ik zanger ben. Toch groei ik daar steeds meer in en ik vind ook steeds meer dingen die ik kan doen met mijn stem. Tot mijn bandleden zeggen: “joh dit is niets”. Ze laten me met heel veel weg komen en daar maak ik gretig gebruik van.

Maar er is ook een andere ontwikkeling (zeker) in de nummers van Hannes. Als ik zijn oude nummers terugluister dan hoor ik dat hij in het nieuwe materiaal iets meer ruimte geeft aan alles. Het hoeft niet meer zo vol, technisch en overladen te zijn. We houden van overladen (“push it over the cliff!”), maar er is nu ook het tegenovergestelde aan de hand. Sommige nummers zijn eerder episch aan het worden. Zo’n middenstuk krijgt dan echt de twee minuten die het moet hebben en wordt niet meer afgehakt door het volgende stukje blastbeats met zestienden. Ik denk dat dat ook een proces van ouder worden is. Je hoeft niet meer in ieder nummer te bewijzen hoe snel en hoe vol het kan. Dat is wel een beetje waar we vandaan komen als muzikanten, maar het is niet meer de hoofdzaak. Het is nu ook denkbaar dat we hele simpele nummers maken als die maar origineel genoeg zijn. We gaan nooit iets presenteren dat al duizend keer gedaan is, maar de focus is wel steeds minder op het technische. Mensen hoeven echter niet bang te zijn dat we ineens gaan oversimplificeren. Om elke keer alleen te spelen wat de muziek nodig heeft, vraagt steeds weer meer moed. Dat is een proces dat heel veel jaren duurt. Ik ben net vijftig geworden en dan merk je bij bepaalde dingen dat het ook anders kan. Ik voel me alsof ik pas net aan de oppervlakte aan het krassen ben. Het is iets waar we nog veel verder in kunnen gaan, maar voor hetzelfde geld hebben we bij het volgende album zin in iets totaal anders en als we het eens zijn gaan we dat doen. Ik durf niets te voorspellen!

Ik luister natuurlijk ook maar op mijn eigen manier, maar ik denk te horen dat er ook wat ruimte is voor iets dat je bijna classic rock zou kunnen noemen.

Inderdaad. We hebben soms ook van die ietwat kitschy delen die dan wat eerder bij Hannes te vinden zijn dan bij mij, want ik houd niet van kitsch. Hij wel en als hij dat gebruikt, houd ik nog steeds niet van kitsch, maar wel van wat hij aanbrengt. Ik zie dat het nodig is en dat de fan het wil hebben. Het staat ons ook wel omdat het nog steeds is ingebed in een context van waanzin. Dus classic rock doen, want “Why the fuck not?!”. Dat is vaak het argument om iets wel of niet te doen.

Over de teksten dan: deze zijn een mix van Lovecraftthema’s en sciencefiction. En je hebt ook een vervolg gegeven aan de muzikale Dyson-roman. Meestal zit er in goede sciencefiction ook een link met de echte wereld, soms zelfs een wijze les. Zitten er in de Dyson-saga ook van die actuele thema’s?

Zeker! Ten minste, dat probeer ik. Ik pak eigenlijk altijd ons universum en wat wij over ons universum weten als basis voor mijn verhalen. Die drijf ik dan altijd wel tot het uiterste, maar de basis is steeds iets dat echt bestaat. In die zin laat ik me vooral inspireren door de wetenschap. Ik kan dat zelf niet in de praktijk uitvoeren ofzo – ik ben ook maar een muzikant – maar ik vind wat erachter zit wel heel inspirerend. Vooral de kosmologie: wat is dit universum eigenlijk, hoe werkt het allemaal, waar komt het vandaan en wat is een zwart gat? Mijn nieuwe Dyson-nummers gaan allemaal over zwarte gaten en over hoe die de tijd- en ruimteassen verdraaien. Dat is dan een fenomeen wat uit de wetenschap komt, maar wat de creatieve geest aan het werk kan zetten. Ik las ook over een schimmelsoort waarvan ze denken dat die het vacuüm van de lege ruimte kan overleven. Dus nou ja, je zet één kleine stap en je denkt: die schimmels hebben zich ook op andere planeten verspreid en daar heeft ook evolutie plaatsgevonden en wat nu als daar ook een soort intelligentie- en abstractievermogen zou ontstaan, wat zou daar voor wezen uitkomen? De eerste impuls is dus altijd iets uit de echte wereld. Ik ben ook steeds beter gaan begrijpen hoe wonderbaarlijk onze eigen realiteit eigenlijk is. Vroeger vond ik de realiteit vooral saai en dacht ik dat ik het vooral moest hebben van verzonnen werelden omdat de echte niet genoeg te bieden had. Maar dat lag aan mijn beperkte waarneming en kennis van wat er eigenlijk allemaal is. En nu, heel veel jaren verder, heb ik mijn ogen beter geopend, vooral voor de natuur.

De natuur is voor mij altijd de grootste inspiratie. Ook al zijn het hele bizarre, nog niet bewezen ideeën uit de wetenschap, maar het moet wel iets zijn wat theoretisch mogelijk zou zijn. Ik zou niet zo snel beginnen met iets waarvan de wetenschap eigenlijk al weet dat het onzin is. Wormholes kom je bijvoorbeeld heel veel in sciencefiction tegen. Het is een soort van deus ex machina hoe je heel snel een gigantisch grote ruimte kunt overbruggen. Het is een mooi hulpmiddel voor je verhaal. In Interstellar bijvoorbeeld, maar ook al is het nep, geef me even iets van theoretische achtergrond waarom jullie denken dat het kan. Een idioot als ik leest dan dat we daar antimaterie voor nodig hebben en dat hebben we niet. Mathematisch kan het, maar dat betekent niet dat het in het echt ook kan. Zo lang we geen toegang hebben tot antimaterie is het voor mij helaas geen optie om een verhaal aan op te hangen. Dus geen wormholes!

Dat zou een beetje vals spelen zijn.

Dat vind ik wel ja. Het is net als dat je zegt: ja, God kwam het even regelen. Het heeft geen basis in de realiteit. Dat is te goedkoop.

En wat intrigeert jou zo in de verhalen van Lovecraft dat je daar zelf geïnspireerd door raakt?

Ik ben al sinds mijn dertiende fan. Er stond een verzameling van zijn verhalen in de boekenkast en die hakten er bij mij heel erg in. Ik had altijd wel interesse in horrorverhalen, maar het werd persoonlijk doordat ik in mijn jeugd jaren elke nacht ontiegelijke nachtmerries had. Het werd een soort van apart universum waar ik elke nacht in verzeilde. Het was verschrikkelijk, maar het was wel heel rijk. Het grappige is dat wat mijn kennelijk toch wat rare geest daar verzon soms een beetje leek op de dingen waar Lovecraft over praatte. Al is het maar het gevoel. Het genre heet natuurlijk ‘cosmic horror’. Het gaat nooit over geweld van mens tegen mens. Seriemoordenaars en dergelijke interesseren me helemaal niet. Maar als het over het hele universum gaat dat instort, dan vind ik dat wel weer boeiend. Het kwam terug bij Alkaloid omdat ik steeds meer verbanden kon trekken tussen waar Lovecraft het over heeft en sommige dingen in de wetenschap. Hoe komt een schimmel op Pluto terecht? En dan lees je ineens dat er misschien schimmels zijn die dat kunnen. En je leest hoe een sterrenstelsel ontstaat en dat dat in het begin een gaswolk is, waarna kernfusie volgt en de zon er is. Maar dan nog is het een grote soep die nog een tijdje nodig heeft om planeten te vormen. Als je je dan voorstelt dat misschien iets in die soep zou kunnen leven, dan heb je plots zijn “interstellaire species” te pakken. Dus daar zijn verbanden, maar ook alles wat je over zwarte gaten leest is zo pervers. Het is niet zo gek om The Nuclear Chaos at the heart of the Universe (Azatoth, red.) over zwarte gaten te plakken. Deze plaat gaat heel erg over schimmels en over ondergronds leven dat geen dier en geen plant is maar in de dood door schimmels wel nieuw leven brengt. En dan heb je bij Lovecraft Shub-Niggurath, “The Black Goat of the Woods with a Thousand Young” waar ik meteen in die thousand young dat schimmelprincipe zag. Dus eigenlijk neem ik iets totaal fictiefs en zoek waar dat zijn wortels in de werkelijkheid zou kunnen hebben. Door die beelden van Lovecraft erbij te betrekken, geef je eigenlijk een poëtische dimensie aan iets uit de natuurkunde. Het aardige is dat ik net zo goed die goden zelf zou kunnen verzinnen, maar door het feit dat heel veel mensen de verhalen van Lovecraft en bijvoorbeeld Cthulhu kennen, geeft dat een herkenbaarheid die daarbij zou ontbreken.

Ik wil ook nog even met je naar het artwork van de nieuwe plaat. In vergelijking met dat van The Malkuth Grimoire en Liquid Anatomy is de kunst van Numen nogal kleurrijk. Houdt dit ook verband met de muziek?

Het heeft zeker relatie met de muziek. Wat je op de hoes ziet, komt voort uit wat ik in mijn hoofd had voor het nummer Numen. Het idee is dat heel het Melkwegstelsel wordt verbouwd naar een kosmisch object. De Dyson-beschaving waar ik op de eerste plaat mee begon, is inmiddels een paar stappen verder. Ze begonnen toen alle materie in het zonnestelsel om de zon heen te bouwen in een soort van energie-opwekkingsmachine, genaamd een Dysonbol. Nu doen ze hetzelfde met het hele Melkwegstelsel. Het is natuurlijk een krankzinnig idee, maar niet compleet onvoorstelbaar. Ik dacht aan zwarte gaten en hoe die tijd- en ruimteassen verdraaien en hoe alles meer en meer vervormd raakt hoe dichter je bij het zwarte gat komt. En wat nu als je daar een hele structuur van kleinere zwarte gaten omheen zou hebben die ook allemaal de tijd- en ruimteassen verdraaien waardoor je dus eigenlijk structuren kunt scheppen door vervorming van tijd en ruimte door zwaartekracht? Als je je dat voorstelt rond het hele Melkwegstelsel met iets van tweehonderd miljard sterren, dan krijg je iets heel complex. Ik heb heel dit verhaal aan onze arme kunstenaar (Christian Martin Weiss, red.) uitgelegd (lacht) en dit is wat hij ervan gemaakt heeft. Het is niet exact wat ik zag, maar hij is wel iemand – en daarom werken we ook altijd met hem – die er iets gaafs van kan maken en die een eigen stijl heeft. Ik was er dan ook heel erg blij mee: het Melkwegstelsel als bouwput. Het artwork binnen het pakket is ook geïnspireerd op de verhalen die ik heb doorgegeven aan Christian. Het is fijn om met dat soort mensen te kunnen werken en hij was ook wel even bezig. Een boekje van 36 pagina’s had ik ook nog niet eerder meegemaakt! Toen het eindelijk op mijn tafel lag, was het echt een fantastische ervaring. Dat het na drie jaar gecondenseerd is tot een object dat je in je handen kunt hebben en wat er ook nog gaaf uitziet!

Heeft Christian ook de afbeelding gemaakt voor het shirt dat je met het album in een pakket kunt kopen? Die ziet er behoorlijk anders uit.

We hebben een eigen ontwerp laten maken met een soort van aardbol en een worm die van onder komt. Die is door de zanger van Schammasch gemaakt. Hij heeft dat spontaan gedaan, een beetje gebaseerd op de band, maar niet op een tekst van de nieuwe plaat, zodat we een algemeen ontwerp hebben dat nog een paar jaar mee kan gaan.

De muziek past volgens mij op één cd, maar daar hebben jullie niet voor gekozen. Waarom hebben jullie de keuze gemaakt: harde knip, twee cd’s?

Dat heeft het label gedaan. Voor ons was het gewoon één plaat, maar de baas van Season of Mist vond het een beetje veel om ineens te verhapstukken. Hij vroeg ons of we ervoor open zouden staan om het werk op twee cd’s af te drukken. Dat stonden wij en het klopt ook wel een beetje met hoe ik zelf naar de plaat luister, want het is nogal een zit om het allemaal achter elkaar te draaien. Het is wel een beetje raar dat iedereen nu gaat vragen waarom de eerste helft en de tweede helft zo verschillen. Dat is helemaal niet zo. Er moest ergens gesplitst worden, maar wij waren totaal niet met een dubbelalbum bezig. Maar als dat de prijs is voor een geweldige uitgave, dan is dat natuurlijk prima. Op de LP moest de verdeling er sowieso komen, maar voor ons is het gewoon een album.

Het was dus niet bewust om de Dyson-saga los te koppelen van de rest?

Helemaal niet, maar die nummers moeten wel bij elkaar natuurlijk, dus dat is dan één kant van de plaat. We hebben ook verschillende volgordes uitgeprobeerd. Uiteindelijk is Hannes daar als verantwoordelijke voor het geluid de baas in. Er waren misschien ook andere volgordes mogelijk, maar deze klopt. Ik heb voor mezelf nog wel even gedacht om de plaat compacter te maken door een nummer weg te laten (hier valt Morean even weg, red.) maar dat ging niet. Het album heeft nu een natuurlijke flow. Een kort nummer weglaten zou ook nauwelijks wat opleveren en een lang nummer weglaten zou sowieso niet gaan, want die zijn bij ons veel te geliefd. En dan zijn er altijd mensen die vinden dat er te veel songs op de plaat staan. Dat is een beetje een vreemde klacht als we na zoveel jaar eindelijk met nieuw werk komen. We hebben gewoon te veel kanten. Ik ga ook niet tegen Hannes zeggen: moet dat nummer nu dertien minuten duren? Want de muziek maakt het duidelijk: zo lang moet die song duren. En als mensen tegen mij zeggen: moet dat derde Dyson-nummer er nu echt bij, dan zeg ik echt wel: ja! Ik neem een kwartiertje per plaat en die wil ik echt wel hebben.

Ja, is dat hoe het gaat? Hebben jullie een uitgesproken wens om in ieder geval een deel van elke plaat te schrijven?

Ik heb dat sowieso. Er zijn heel veel goede redenen om in deze band te zitten, maar niet de minste daarvan is dat ik een platform nodig had om die Dyson-saga te kunnen schrijven. Dat kon niet met Noneuclid, niet met Dark Fortress en niet met mijn klassieke dingen. Dat was dus wel een reden om het werk op de hals te halen om een nieuwe band in te stappen. Het idee is dan ook ouder dan de band. Ik liep er al een beetje zwanger mee rond en toen het zover was, wist ik dat ik het in deze band kon doen. Nogmaals, het is niet de enige reden, want het is een gigantische eer om met deze muzikanten te mogen musiceren.

Ik weet trouwens niet hoelang de Dyson-saga gaat duren. Er zit in ieder geval nog geen duidelijk einde aan te komen. Het is wel fijn om mezelf beperkingen op te leggen: het verhaal moet binnen een kwartier per plaat verteld worden, het moet nog steeds werken voor een metalband en het moet nog steeds een song zijn. Als je weet dat je maar een kwartier hebt, dan ga je geen tijd verdoen met dingen die niet noodzakelijk zijn. Ik kan ook niet zeggen: sorry, het is toch veertig minuten geworden. Dat kwartier is voor mij een fatsoenlijk deel waarin ik kan maken wat ik wil. Ook in de rest van de nummers kan ik mijn ei kwijt. Linus had op de vorige platen nog geen songs geschreven, maar hij kwam er nu met elf aan. Niet allemaal Alkaloid-nummers, maar we hebben er een uitgehaald: Shades Of Shub-Niggurath. Verder staat er nog een nummer van Danny op en een nummer van Chris. Van Hannes weten we dat hij heel veel componeert, misschien wel drie albums per jaar. Daarmee schrijft hij ongeveer de helft van de plaat, ik een derde en de rest wordt door de anderen ingevuld, maar ook dat is niet in steen gehouwen. Als het gaaf is, kan het ook anders zijn.

Je zei dat je ook input had in de andere songs. Hoe werkt dat? Worden de songs zonder zanglijnen aangegeven?

Meestal wel. Hannes heeft soms een concreet idee voor de vocalen en dan maakt hij een demo met guidevocalen (dus bullshittekst maar dat ik wel weet wat hij voor ogen heeft) en dan werk ik dat uit. En net zo vaak is er niets gezegd over de zang en mag ik gewoon mijn ding doen. Ik ben ook nooit teruggefloten daarin. Het is heel fijn te weten dat dat een beetje mijn domein is, als ik me maar houd aan de demo’s. Verder werk ik ook de koorpassages uit en de solo’s die ik speel, want ieder schrijft zijn eigen solo’s.

Je noemt koorpassages. Op The Cambrian Explosion is daar ineens een koor met vrouwenstemmen. Hoe ben je daarbij gekomen? Gaat het om mensen die je uit je andere, klassieke leven kent?

Ik houd heel erg van het geluid van een gospelkoor. Het heeft zoveel ziel en ik wilde dit altijd al op een plaat. Toevallig was het zo dat ik bezig was met opnames met Tom Fountainhead, een gitarist uit Berlijn, die vroeger ook in Obscura speelde. Daarbij wilde hij alles uit de kast halen, inclusief gospelkoor, maar dat was best prijzig. Hij vertelde me over dat koor en toen heb ik hem gezegd dat ik ook nog wel twee passages op de Alkaloid-plaat had voor een gospelkoor. Dat gaf de mogelijkheid was kosten te delen. Zo is het gebeurd en wij zijn er erg blij mee. Het is overigens geen bestaand koor. De producenten van het koor hebben de mensen bij elkaar gebeld en wij hebben dat geluid kunnen gebruiken. En ik moet zeggen dat het toch altijd een verademing is als je ineens andere stemmen hoort.

Mijn laatste vraag dan. Ik vind het altijd een beetje vervelend als ik iets heb laten liggen, als jij nog iets wilt vertellen waar ik helemaal niet naar gevraagd heb. Is er zoiets?

(lange stilte en een lach) Heel voor de hand liggend is dat we hopen dat we straks heel veel live gaan spelen en dat we iedereen weer live kunnen begroeten. Voor nu wil ik vooral dankjewel zeggen tegen iedereen die de tijd neemt om even naar ons te luisteren en misschien meer dan één keer naar de plaat te luisteren. Sowieso veel dank aan de mensen die ons al jaren steunen want zonder jullie zouden we ook niet weten waarom we dit doen. Het is ook lekker om het voor jezelf te doen, maar zonder fans ben je wel de lul. Zeker als je zo compromisloos voor je eigen ding gaat is het niet vanzelfsprekend. Dit is gewoon wat we uit ons diepste te zeggen hebben en we zijn erg blij dat er mensen zijn die dat willen horen. Zo hier en daar vind je iemand die de teksten heeft gelezen en je een heel leuke reactie geeft als “ik bestudeer schimmels” of “ik ben kwantumfysicus en ik vind het erg leuk om jouw doorgeknalde verhalen te lezen”. Dat zijn vaak de berichtjes die maken dat je weet waar je het voor doet. Dank dus aan iedereen die het avontuur met ons aangaat! En het was ook een groot plezier om met Zware Metalen te praten, want ik ken jullie natuurlijk heel goed, net als alle metalfans in Nederland jullie kennen.

 

Links: