Morean van Alkaloid over Bach out of Bounds: polyfone evil notes en de laatste mens in het universum

In juni, juli en november spelen de techdeathgrootmeesters van Alkaloid onder de noemer Bach out of Bounds drie wel heel bijzondere shows, waarbij zij hun krachten bundelen met een aantal klassieke muzikanten (de “and friends”) om eens subtiel wat grenzen te verpulveren. In opdracht van het Bachfestival Dordrecht heeft klassiek componist Florian Magnus Maier (niet toevallig ook bekend als Alkaloid-zanger Moreanwerken van Bach gearrangeerd en een heel nieuwe compositie geschreven waarin de grondbeginselen van barokke muziek en metal elkaar vinden. Naast deze stukken zullen ook songs van de drie albums van Alkaloid voorbij komen, in uitvoeringen die niet eerder gehoord zijn. Meer dan genoeg aanleiding om nog eens een lijntje te leggen naar Florian/Morean, die bevlogen vertelt over de oplossingen die hij heeft gevonden voor de verschillen tussen de beide genres, over de rol die de muziek van Morbid Angel daarbij had en over de overlevingsdrang van de mens(heid). Hier gaan we!    

Goedenavond Florian!

Goedenavond, wat ontzettend leuk dat dit nog lukt.

Ja, het was een beetje kort dag natuurlijk, want jullie eerste Bach out of Bounds-concert komt er al snel aan. Die shows hebben als fraaie ondertitel “The Baroque Origins of Progressive Death Metal” (Morean moet er zelf een beetje om lachen, red.). Om daar gelijk maar eens op door te pakken. In de metalscene wordt met enige regelmaat gesproken over raakvlakken tussen metal en klassieke muziek. Ik heb daar ook al eens over gesproken met Francesco van Fleshgod Apocalypse. Maar tegelijkertijd ken ik ook klassieke muzikanten die bijna (of zelfs helemaal) boos worden als dat wordt gezegd.

Nou, ik kan er een boek over volschrijven, omdat ik al decennia bezig ben om te proberen om die twee passies van mij samen te brengen. Als klassiek componist in het dagelijks leven en als levenslange metalbeoefenaar heb ik daar natuurlijk constant mee te maken. Ik heb al een hoop projecten gedaan, waarin die twee dan samen moeten komen, zowel vanuit de ene als vanuit de andere kant en eerlijk gezegd zal dat boek vooral vol komen te staan over waar de beide elkaar niet raken, de soms haast onoverkomelijke verschillen tussen de twee.

Vertel!

Dat er raakvlakken zijn, klopt aan de oppervlakte natuurlijk wel. En dan heb ik het niet zozeer over female fronted metal met een operastem. Dat is natuurlijk leuk en aardig, maar dat reken ik persoonlijk meer tot de popmuziek dan bij het echt harde werk. Daar is niks mis mee, maar het is wat makkelijker als je weet dat de band die onder de klassieke stem zit, in principe krachtakkoorden speelt op een best wel gemoedelijk tempo. Je krijgt geen Cannibal Corpse-achtig getetter om je heen terwijl je mooie melodieën moet zingen. Je ziet eerder raakvlakken tussen klassiek en tech death, waar heel veel gitaristen toch vooral een soort van neoclassiek arpeggio spelen als ze soleren. Omdat ze dat het mooiste vinden of omdat ze dat een keer geleerd hebben. In een nummer als Alter Magnitudes van Alkaloid dat we ook op de Bach out of Bounds-shows gaan spelen, heb je bijvoorbeeld een uitgebreide solopassage die op een gegeven moment echt wel heel erg Bach wordt qua noten. Dat terwijl het natuurlijk met blastbeat en op een echt ongezonde snelheid voortdendert (lacht). Dus in de noten is er hier en daar zeker een merkbare invloed.

Maar voor je begint om die twee samen te brengen zit je vooral met een aantal problemen. Een van de grootste punten is het volume van het drumstel. Akoestische instrumenten kunnen eigenlijk thuis blijven zodra er een drumstel meespeelt, tenzij je een aantal trombones hebt of andere instrumenten die echt hard kunnen klinken. En zodra het metaldrums zijn, moet je het toch echt wel flink uitversterken. Een groot deel van de arbeid die ons te wachten staat als we straks onze mooie hybride Bachversies gaan presenteren, is om te proberen om van dat heel harde geluid af te komen zónder dat je de energie verliest. Het moet natuurlijk ook geen flauwe liftmuziek worden. Dan verlies je waar het in de metal over gaat! Bij metal moet eigenlijk elke noot en elke slag op elke drum zo ongeveer het meest brute zijn wat er is. Dat is natuurlijk ook wat metal zo heerlijk maakt. Dat het zo ontzettend veel punch heeft.

Maar voor dit project moest ik heel erg diep graven om iets te vinden: hoe kan ik het metal houder, maar zonder te leunen op een gigantisch volume of ongelooflijke snelheid. En dan moet je je afvragen: wat is er dan nog over wat metal maakt? En mijn conclusie was in de eerste plaats: gewoon “evil notes”!  Dat de keuze van noten zodanig is dat het duister en buitenaards genoeg blijft om het nog steeds metal te kunnen noemen. Zo heb ik dat ook aangepakt in de nieuwe compositie die ik voor dit project heb geschreven. Daarmee zijn we best wel ver gekomen, ook omdat we dat contrast hebben met die mooie akoestische klassieke instrumenten en klassieke stemmen. Als je op een gegeven moment wel scheurgitaren hebt – al zijn die niet op het niveau van een gewone metalshow – dan zorgt dat contrast ervoor dat de impact blijft bestaan. Want een klein beetje scheur op je gitaar geeft al de tanden die het wat metal maken. Maar makkelijk en voor de hand liggend is niets. Dus (in antwoord op de vraag) in de praktijk is het dus juist echt heel erg zwaar om die twee zinvol naast elkaar te zetten op het podium.

Ik wilde eigenlijk pas veel later beginnen over je nieuwe compositie voor deze shows, maar nu we het er toch al over hebben. Bij het beluisteren van de demo die je stuurde, viel me inderdaad als eerste het wat teruggenomen drumgeluid op. Of is dat omdat het een demo-opname is?

Nee, je hebt wel gelijk. Al zit je wel naar een midi-demo te luisteren: ik heb de gitaar dan wel ingespeeld, maar die demo mag nooit iemand horen die niet in de productie zit, want in het echt wordt het veel leuker natuurlijk. Maar inderdaad, waar ik de drums kon terugnemen, heb ik dat ook gedaan. Je hebt een passage in het stuk van een paar minuten die echt wel heavy is en die meer metal is dan klassiek en je hebt de hele intro die juist heel erg klassiek is. Daar zitten dus ook nog geen gitaar en geen drums bij.  De rest van het werk is vooral een opbouw tussen die twee om er een soort natuurlijk organisch verloop in te vinden. Dat geeft een veel breder dynamisch palet dan je bij een metalband zou hebben. En daarbij hoor je vaak meer de aanduiding of het idee van het metalgeluid, daar waar het past, dan dat je echt continu op tien staat te blazen. Want dan kunnen de violen thuis blijven en dat is ook weer jammer (lacht).

Ik zie wel dat avontuurlijke metalfans, en dat zijn denk ik de fans van Alkaloid, hier een beeld bij kunnen hebben en/of zin in zullen hebben. Weet je of die openheid er ook vanuit de klassieke luisteraars zal zijn of vrees je daar wat voor?

Dat is lastig te voorspellen. Vrezen doe ik sowieso helemaal niks, want anders zou ik dit niet al zoveel jaren doen. Mijn ervaring met mijn klassiek componeren was altijd dat het onderscheid tussen het ene genre en het andere vaak meer een kwestie van orkestratie is. Welke instrumenten worden er voor gebruikt? Gebruik je violen of gebruik je scheurgitaren? Gebruik je pauken of gebruik je gewoon dikke vette doublebassdrums en blastbeats? Dat is wat in mijn ogen het publiek scheidt. Want heel veel liefhebbers van klassieke muziek kunnen gewoon die herrie in de metal niet hebben. Veel metalliefhebbers moeten het juist daar weer van hebben en die kakken in als ze te lang naar iets moeten luisteren wat geen distortion heeft. Maar ik merk wel dat als het een beetje een lekkere riff is, of dat er echt wel power in zit en een groove en het geheel een beetje ademt en schuift en beweegt en pulseert, dat elk publiek dat wel waardeert. Dat is een beetje het paard waarop ik gewed heb in dit hybride project: dat de muziek zelf hopelijk goed genoeg is zodat de kwestie of het metal of klassiek is niet meer belangrijk is.

Want dat vind ik zelf altijd het mooiste: dat iets gewoon zo duidelijk een eigen gezicht heeft, dat je weet dat het zo moet zijn. Dit stuk heeft deze combinatie van instrumenten nodig, of deze combinatie van muzikale invloeden… omdat het precies dit wil zijn. En om dat voor elkaar te krijgen moet je als componist heel erg duiken in het DNA van elke stijl en verbanden vinden die niet alleen maar aan de oppervlakte plaatsvinden. Natuurlijk je kan over alles een saus van iets anders gieten, maar dat is voor mij geen fusie.

Nee, dat was precies een vraag die ik je wilde stellen, want als metalbands zich met klassiek gaan bemoeien – en dan noem ik even geen namen – dan houdt het soms al op bij strijkers op de achtergrond of een klassieke partij die met een zware slaggitaar wordt gespeeld. Jouw baan als klassiek componist kennende, is dat voor jou nooit een optie geweest, vermoed ik.

Nee inderdaad. En ik moet ook zeggen dat ik persoonlijk weinig projecten van samenwerkingen tussen die twee genres ken – van een band met een orkest ofzo – die ik zelf geslaagd vind. Heel vaak zie je dat de metalband gewoon hetzelfde doet als altijd. Dan wordt er een beetje een saus overheen wordt gegooid van wat strijkers die er vooral leuk uit moeten zien op de video, maar muzikaal niet echt iets toevoegen. Daar hoor je dus ook niet aan dat de metalband hoe dan ook die klassieke wereld opzoekt.

Natuurlijk zijn er heel veel verschillende soorten van samenwerkingen geweest en ook hele goede. Daar wil ik toch wel Dimmu Borgir noemen, die een geweldige componist hebben die al hun orkestarrangementen verzorgt. Of hij en de ex-keyboardspeler, ik weet het niet precies, maar zij hebben echt goede mensen zitten. Mensen die heel precies weten waar ze in die dichtgesmeerde, getriggerde muur van geluid van de metalband nog een orkest kwijt kunnen. Dat zit echt ontzettend knap in elkaar en daar werkt het wel: dat die metalband gewoon blijft beuken en dat je toch dat orkest nog hoort. Dat kan alleen omdat het zeer, zeer competent is aangepakt. En zo zijn er nog wel wat bands. Jij noemde al Fleshgod Apocalypse en je hebt nog Septicflesh uit Griekenland. Die hebben ook echt een fantastische uitvoering met orkest gedaan in Mexico. Die heb ik laatst gekeken en dat was gewoon adembenemend. Omdat je voor één keer alles hoort wat er eigenlijk altijd in zit, waar het in een normale metalshow van ze alleen maar van tape komt. En wij hebben in Nederland natuurlijk Carach Angren. En wat deze namen allemaal met elkaar delen, is dat er iemand in de band zit die ook een opleiding als componist heeft gehad. Iemand van binnenuit die weet hoe je dat moet aanpakken. En daar hoor je dus ook dat de klassieke elementen die op hun gewone metalplaten zitten – bij Carach Angren zijn het bijvoorbeeld vaak strijkers, texturen en riffs – veel interessanter zijn dan van die beetje showy “Metallica-met-orkest-producties”.

Nou noem je toch de naam die ik niet wilde noemen!

Ik denk dat Metallica het wel gaat overleven dat ik hun orkest-cd niks vind (lacht). Maar je snapt misschien het verschil. Kort gezegd, zou je kunnen zeggen dat de noodzaak om de twee genres met elkaar te combineren eigenlijk al in de noten moet zitten. Dat de noten er al om vragen. Nu ja, ik zeg de noten, maar die zijn natuurlijk ook alleen maar een consequentie van je ideeën. Het moet al in je muzikaal idee zitten. In wat het is dat je wilt scheppen moet eigenlijk al de noodzaak zitten voor zowel het een als het ander. Want als je het andere er met geweld in wilt gaan persen, dan zal je dat blijven horen. En dan kun je soms krijgen dat je denkt: zou het niet leuker geweest zijn als het alleen maar de band was geweest, of juist alleen maar het orkest.

Niets daarvan dus bij Bach out of Bounds. Als ik het goed begrijp is die show van Alkaloid voortgekomen uit een opdracht van het Bachfestival Dordrecht.

Inderdaad, het was hun idee om hier iets mee te doen, maar ik mocht het wel naar mijn ideeën invullen.

En had je daar toen meteen een beeld bij? Wat maakt dat Bach de aangewezen klassieke componist is om dit mee te doen?

Dat moet je het Bachfestival vragen. Want Bach heb ik zelf niet gekozen. En ik moet ook eerlijk zeggen, juist omdat ik het ermee eens ben dat Bach de grootste aller tijden is, was dit niet iets waar ik snel mijn vingers aan wilde branden. Want je weet: je kan de muziek van Bach niet beter maken. Dat is onmogelijk. Je kunt natuurlijk wel proberen om zelf in de stijl van Bach te schrijven. Dat zou ook wel lukken – ik heb dat ook geleerd op school – maar ja, iets kopiëren of nadoen heeft altijd minder waarde dan dat je iets eigens schept.

Daar zat ook de uitdaging Hoe kan je muzikaal bij iets komen wat om Bach èn metal vraagt? Of als je meer de details in gaat: een groot verschil tussen de twee genres is dat je in de metal normaal gesproken gewoon een riff en een beat hebt. Die zijn de basis van de muziek en soms ligt er dan een leadgitaar overheen of is de zangmelodie iets anders. In principe heb je een thema met begeleiding, waar het thema, de riff of het hoofdmelodietje duidelijk datgene is waar het over gaat. De rest is begeleiding. In de klassieke muziekgeschiedenis is dat fenomeen pas echt ontstaan na Bach. Tot en met Bach was de muziek polyfoon. Je had wel een hoofdthema, maar je had altijd verschillende stemmen. Twee tot twaalf stemmen ofzo, die gelijkwaardig zijn maar die elk wat anders doen. In elk van die stemmen komt het thema steeds weer terug, maar nooit tegelijk. Dus waar de metal heel erg die scheiding heeft tussen hoofdgegeven en begeleiding, heb je dat bij Bach totaal niet, omdat er altijd wel iemand met het thema bezig is, terwijl iemand anders iets heel anders doet. Bach is dan ook veel meer een soort van vlechtje, dan een blok waar je een A-deel en een B-deel hebt, zoals in een gewone songstructuur.

Dat geeft ook meer inzicht in je demo. De instrumenten komen wel vanuit hetzelfde, maar kriebelen allemaal net even een andere richting op (om het maar eens oneerbiedig te zeggen).

Precies ja. Die complexiteit is juist waarom ik zo van barokmuziek hou. Dat je altijd meerdere lagen hebt in de muziek, dat je met je oren soms de ene en soms de andere laag kunt volgen en dat alles bij elkaar een complexe, waanzinnige kathedraal van noten bouwt, maar er nooit slechts één ding tegelijk bezig is. In de metal is het dan weer vaak het leukst als iedereen juist op dezelfde riff staat te hakken. Er is een glorieus voorbeeld van Meshuggah op hun EP I. Daar staat maar één nummer van twintig minuten op. Die song begint als een soort van orkaan aan noten, super abstract allemaal, niet te volgen, maar wel echt een overweldigende massa aan geluid. Dat is dan tien minuten bezig. En precies in het midden van het nummer staan ze ineens allemaal lekker op diezelfde vierkwartsmaat te hakken. Dat is zo’n orgasmisch moment in de metalgeschiedenis. Dat is volgens mij de perfecte illustratie van wat ik bedoel: als het allemaal samenkomt en als iedereen hetzelfde speelt, dan is dat in de metal alleen maar goed. En ook in de klassieke muziek trouwens heel erg tof! Alleen heb ik dan als liefhebber van complexe muziek dat ik me een beetje ga vervelen als het te lang hetzelfde blijft. Dan hoor ik meteen wat er ook nog meer in de muziek had kunnen zitten. Er is dus eigenlijk een groot muziekhistorisch verschil tussen deze twee genres. De waarneming van wat muziek is en wat de hoofdingrediënten van muziek zijn, is zo verschillend. Bij het ene heb je echt verschillende dingen die gelijkwaardig zijn. Die tegelijk klinken en het automatisch complex maken. En bij het andere heb je een hoofdgegeven en de rest moet zich daaraan aanpassen.

De rest moet volgen. En dan loopt er misschien ergens een keer een basloopje onderdoor dat een andere kant op wil, maar de hoofdlijn blijft duidelijk.

Ja en het zijn daarom ook best twee harde noten om te kraken om de complexiteit van Bach in de metal kwijt te kunnen en de simpliciteit in de klassieke muziek. Dat is iets dat ik altijd al probeer, want juist dat vind ik leuk. Maar het is niet makkelijk. Voor zo’n nieuwe compositie als ik voor dit programma heb geschreven ben je echt tijden bezig om heel veel dingen uit te proberen. Om tot een balans te komen tussen die twee principes, tot een nieuwe manier om ze allebei toe te passen in hetzelfde stuk.

De organisatie van het festival is heel trots op je nieuwe compositie, want ze kondigt haar aan als wereldpremière. Ben je daar dan nog een beetje zenuwachtig voor?

Nou, als componist niet, omdat ik natuurlijk het geluk heb dat ik al heel veel geschreven heb en dat er ook veel van mij is uitgevoerd. Daar lig ik dus niet meer wakker van. Eigenlijk is het normaal ook heel makkelijk. Ik hoef alleen maar te zitten en te luisteren. Ik hoef het niet uit te voeren. Vroeger, een jaar of twintig geleden ofzo, lag ik voor een première nog wel een week wakker van de zenuwen en het vooruitzicht, maar als dat nog zo zou zijn, dan zou ik al meerdere hartaanvallen hebben gehad, denk ik. Dus nee, dat zit wel goed, omdat ik weet dat ik mijn best heb gedaan en dat ik met supergoede musici werk. Ik vertrouw erop dat ik mijn ergste criticus ben en als het mij dan lukt om het goed te vinden, dan gaat het publiek het waarschijnlijk ook niet haten. Dat weet je natuurlijk nooit, maar daar verspil ik geen energie meer aan.

Nu ben ik echter wel ontzettend zenuwachtig over de uitvoering van de compositie, want nu moet ik het dus ook spelen. Ik moet ook zo’n beetje bij alles gitaar spelen en zingen. Dat maakt het extra moeilijk en dan heb ik naast mij ook nog twee professionele sopranen staan, die hartstikke goed kunnen zingen. En ik, met mijn rare metalstrot, moet me daarin ook nog weten te voegen. Maar ook daar moet ik er gewoon op vertrouwen dat het gaat lukken, als ik studeer wat ik kan studeren. Want als je er dan eindelijk een keer staat na al die maanden voorbereiden en schrijven en slechte demos en twijfels en zo, en het ineens bij elkaar komt, dan is dat normaal gesproken altijd een leuk moment en wordt het er altijd beter van. Hoezeer je ook nog aan het vechten bent met de noten en hoe slecht het ook nog is aan het begin.’Het helpt ook ontzettend dat je het samen doet. Dat gevoel is voor mij ook een beetje de essentie van musiceren: dat je met jouw instrument deel uitmaakt van iets wat veel groter is dan jij. Dat helpt ontzettend om je te verheffen, in ieder geval qua stemming en qua vertrouwen en qua plezier.

Mooi, daar wilde ik ook met je naartoe, naar de muzikanten met wie je op het podium staat. Eerst maar inleidend: heb jij de muzikanten gezocht bij wat je aan het maken was, of was deze bezetting (met naast het metalen instrumentarium viool, altviool, cello, accordeon) tevoren al een gegeven?

In principe gaf het Bachfestival me carte blanche over de invulling. Natuurlijk hebben we het besproken en hebben zij het goedgekeurd, maar in beginsel mocht ik vrij mijn gang gaan. Alleen was het anderhalf jaar geleden totaal nog niet duidelijk welke bezetting haalbaar was en hoeveel muzikanten we zouden kunnen inzetten. Dat was nog afhankelijk van fondsenwerving enzovoort. Ik moet zeggen dat ik aan het begin heel erg heb gehoopt dat we misschien met een echt koor en een klein orkest zouden kunnen werken. In de eerste plaats wilde ik namelijk vooral een paar van de grote koorwerken van Bach doen, zoals de Kyrie Eleison uit de Hoge Mis in B-klein, of het openingskoor van de Johannes Passie, omdat dat voor mij zo’n beetje de beste fuga’s zijn die er zijn. Ik krijg kippenvel als ik alleen maar de naam van die stukken noem! Maar daar heb je wel best wel veel zangers voor nodig en ook zeker een orkest van minimaal tien ofzo. Daar was mijn eerste idee op gebaseerd, maar dat bleek helaas niet haalbaar.

Nu hebben we eigenlijk de “maximaal gedownsizede” versie van dat oorspronkelijke idee: we spelen met het kleinst mogelijke orkest en het kleinst mogelijke koor. Het orkest bestaat uit drie strijkers en een accordeon. Die laatste kwam erbij omdat die wordt bespeeld door Marieke Hopman. Zij is de bazin van het Bachfestival en zij is te gek. We kennen haar van een eerdere samenwerking en zij is echt een beest op haar instrument. Dat wist ik gelukkig, want accordeon is natuurlijk niet het eerste instrument waar je aan denkt, maar de keuze van de mensen die ik er graag bij wilde hebben kwam eigenlijk meer voort uit wie ik kende. Het zat meer in de musici zelf dan in wat voor instrument ze bespelen. Ik wist namelijk meteen dat we dit alleen maar zinnig voor elkaar zouden kunnen krijgen als iedereen die meedoet ook iets heeft van de andere kant. De klassieke spelers zijn natuurlijk ontzettend goed in de klassieke muziek, maar ik weet ook dat ze ook een liefde voor metal hebben en dat ze niet terug deinzen voor artistieke uitdagingen, moeilijke noten, een hoop herrie op het podium en een beetje gekte. Dat is waarom ik de mensen heb gevraagd die ik gevraagd heb.

Het is dus min of meer toevallig dat het uitkwam op viool, altviool en cello. De accordeon voegt zich er heel mooi in, als een soort van lijn tussen de strijkers en de zangers. Qua zangers was het echt belachelijk, want ik ken er best wel veel en ook genoeg die iets met metal hebben – waar ik bijvoorbeeld bij de Nationale Opera mee heb gewerkt – maar precies dat laatste weekend van juni heeft iedereen al een gig. Hoeveel tenoren ik heb gebeld, dat wil je niet weten. Geluidstechnicus vinden … man, maanden verder om er één te vinden die het èn kan èn beschikbaar was. Dat zijn eigenlijk gek genoeg de lastige dingen geweest. Uiteindelijk kwam het hierop uit en toen ik de arrangementen ging schrijven moest ik het dus met een stuk minder mensen doen dan waarop ik gehoopt had en moest ik ook de programmakeuze daarop aanpassen.

Maar dat ik wist voor wie ik schreef gaf me wel veel inspiratie. Oene van Geel is erbij. Dat is een fantastische klassiek muzikant en componist, maar hij is eigenlijk een jazzmuzikant die kan improviseren tot je erbij neervalt. Ik heb in de Alkaloid-nummers plekken gevonden waarop wij gebruikelijk een paar maatjes naar de jazz gaan die we heel mooi konden uitbreiden door een vette solo aan Oene te geven. Dat is dan ook weer iets nieuws. En zo heb ik de openheid die ik nodig heb om Bach en metal bij elkaar te brengen stiekem ook een beetje gebruikt om nog meer deuren te openen. Om alles wat niet standaard metal is in onze muziek er extra uit te lichten, om meerstemmige zangstukken ervan te maken en soms ook om de zwaarste techdeathstukken alleen aan de klassieke instrumenten te laten, zodat het steeds heen en weer gaat. Mijn doel is eigenlijk dat je na afloop hebt genoten en dat je er totaal niet mee bezig bent wat nu klassiek en wat metal was, wat nu oud en wat nu nieuw was. Dat je hebt gehoord: dit was iets nieuws en het klopt. Als ik dat voor elkaar krijg ben ik superblij.

Jullie hebben vorig jaar oktober als voorproefje voor Bach out of Bounds al twee “pop-up shows” gespeeld in de Kunstkerk in Dordrecht. Ik heb daar wat video van mogen zien en dat was een bijzondere setting waar een deel van de mensen gewoon langsliep (soms met de vingers in de oren), maar waar jullie aan het eind ook een groot applaus kregen. Hoe was dat?

Dat was bizar! Het was tijdens de Dordtse Cultuurnacht en het idee was een beetje dat je als publiek van a naar b kon lopen en dat er overal dingen te zien zijn. Wij waren daar als afgezanten van het Bachfestival, als deathmetalband! Het waren best wel avontuurlijke omstandigheden: wij hadden als band sinds 2019 geen show meer gespeeld, we werkten voor het eerst met een nieuwe gitarist, we speelden voor het eerst samen Bach èn de klassieke muzikanten waren er nog niet bij.  En dan deel 1 uit het klavecimbelconcert van Bach spelen: dan heb je meer noten dan je op de instrumenten kwijt kunt! We stonden ook nog eens in een kerkachtige ruimte met heel veel galm en zeer beperkte technische middelen. Het was dus eerder een samenkomst van allerlei problemen. Daarbij  hadden we geen flauw idee wie erop af zou komen, maar het was ontzettend leuk om te zien dat er best wel wat Alkaloid-fans aanwezig waren die soms zelfs voor die dertig minuten uit het buitenland waren afgereisd. De rest kwam omdat het iets van het Bachfestival was of kwam toevallig binnen gewaaid. Ik was ook bang dat mensen hard zouden weglopen zodra de drums invielen, want het is nogal een shock als je nog nooit bij een metalfestival bent geweest. Maar mensen zijn toch gebleven en hebben zeker geklapt en ook genoten. Dat was ontzettend leuk om mee te maken: dat je toch positieve energie krijgt terwijl je iets aan het doen bent wat heel makkelijk is om te verwerpen als iets dat eigenlijk niets zou mogen bestaan. En door de kunst erom heen zag het er ook nog geweldig uit, dus uiteindelijk was het hartstikke leuk, maar tot we begonnen met spelen wisten we niet hoe het uit zou pakken.

Je moet natuurlijk altijd vertrouwen op wat je gemaakt hebt, dat je genoeg geoefend hebt en dat de band niet uit elkaar gaat vallen omdat het allemaal heel goede muzikanten zijn. Dat je niet kan voorspellen wat er gaat gebeuren is juist ook aantrekkelijk aan dit soort producties. Dat de vraag nog beantwoord moet worden: kan dat samen die twee werelden? Ik heb liever dat ik niet weet wat de uitkomst is dan dat ik het tevoren al weet omdat ik al twintig jaar precies hetzelfde doe. Maar zeker voor sommigen van de bandleden was het echt een avontuur. Je voelde dat ze echt even buiten hun comfortzone zaten en dat merk ik nu ook weer. Natuurlijk moeten we drums gebruiken, maar er waren geen drums in de tijd van Bach en er is ook geen voorziening in de vorm van uitgeschreven noten, dus dat moet je uit het niets erbij verzinnen en dan hopen dat het een beetje klopt. In zulke zaken zitten we best ver uit ons veilige gebied, maar als het dan wel lukt, dan heb je wel iets gemaakt dat nog niet eerder bestond en dat geeft ontzettende veel voldoening.

En al faal je, je moet het toch blijven proberen. Er is wel gezegd dat je de mensen kunt verdelen in neofiele en neophobe mensen. Mensen die het onbekende leuk vinden en mensen die het verafschuwen en als componist moet je neofiel zijn. Dit soort experimenten zit dan ook in mijn professioneel DNA. Ik vind het leuk om een onoplosbare uitdagen op tafel geworpen te krijgen, waarbij je in het begin helemaal niet weet wat je ermee aan moet, en je dan toch een weg te zoeken om eruit te komen.

Het is voor menigeen makkelijker om terug te vallen op wat hij weet. Het kost minder energie, maar levert misschien ook minder energie op.

Ja, of daar is mogelijk ook een andere markt of een ander publiek voor. Daar is ook helemaal niets mis mee. Je hebt bands als Meshuggah, Cannibal Corpse of Slayer die in mijn ogen tijdens hun carrière meer bezig waren hun ding steeds duidelijker te definiëren en te verdiepen dan om met elke plaat iets nieuws te zoeken. Dat is ook een gigantische kunst. Die drie bands die ik noem horen bij mijn ‘all time favorites’. Al ben ik negentig, dan zal ik die bands nog steeds geweldig vinden, juist omdat ze dat ene ding zo goed hebben kunnen uitdiepen. Maar ik zit anders in elkaar. Ik zou het verschrikkelijk vinden om nu al te weten hoe het volgende Alkaloid-album zal klinken. Deze band zit juist zo in elkaar dat iedereen mag schrijven wat hij wil en pas als het allemaal is opgenomen en gemixt en in volgorde is gezet, weten wij zelf wat we eigenlijk aan het maken zijn.

Dat principe dat je jezelf kunt verrassen, dat is nu juist wat zo gaaf is aan het maken van iets nieuws. Dat je ineens ergens staat, waarvan je nooit had gedacht dat je er zou komen. Maar ik weet ook dat het voor de fan weer elke keer weer even slikken is: ik wil die nieuwe plaat wel kopen, maar wat hebben ze nu weer gedaan? Dus de fans moeten het ook een beetje leuk vinden, maar ik vrees dat ik daar niet veel keuze in heb omdat ik altijd op zoek ben naar wat ik nog niet gezien heb. Trouwens, om eerlijk te zijn, ook al zoek je altijd iets nieuws, dan is het nog steeds zo dat je je trucjes hebt en je hebt je smaak die redelijk dezelfde blijft, dus ook bij ons blijft er genoeg herkenbaars over. Dat komt uit wie we zijn, dus daar maak ik me ook geen zorgen over. Dat kruipt er automatisch in, dus kan ik mijn aandacht richten op de vernieuwing.

En bij deze opdracht had ik in het begin geen enkel idee waar het naartoe ging. Alle pagina’s waren nog leeg. Daar moet je dan ook niet bang voor zijn. Dat gaat ook weer over vertrouwen. Tot nu toe heeft mijn intuïtie me altijd geleid naar iets dat ik toch wel leuk vond en waar ik me niet voor schaamde om het in te leveren, dus dat zal nu dan ook wel zo zijn. Dat is belangrijk want aan het begin heb je niets tastbaars in handen, geen bewijs dat het zal lukken.

Dus dan helpen de jaren en de ervaring.

Zeker, dat is het exact. En de honger komt soms ook tijdens het eten. Als je begint en je vindt dan iets dat de moeite waard is en je bouwt het uit, dan is dat leuk om te zien. Er staat vandaag ineens iets op papier dat gisteren nog heel ver weg in de ether vloog, onzichtbaar en onhoorbaar.

Kijk je daar zo naar? Er zijn artiesten die zeggen: het komt tot mij, ik pluk het uit de lucht. Of is het gewoon hard werken?

Hard werken is het altijd in de muziek. Maar ik zie het wel zo als jij het omschrijft. Of ik gebruik een net iets ander beeld: dat van een visser. Je kunt moeilijk beslissen om een idee te hebben. Je zit eerder te kijken naar je stroom van gedachten en gevoelens en zintuigelijke indrukken en in mijn hoofd ben ik dan vooral aan het waarnemen. De visser heeft ook niet in de hand wat voor vissen er in het water zitten. Hij gaat naar een plek waarvan hij denkt: hier maak ik een kans. Daar hangt hij zijn hengel in het water, maar hij moet wel hopen dat er vissen zijn die gaan happen. Met ideeën verzamelen voor een compositie is het een beetje hetzelfde. Je gaat zitten, je hangt je mentale hengel in de ether en je hoopt dat er iets langs komt dat de moeite waard is. Het spannende is dat je niet weet wat er gaat komen en op een gegeven moment moet je de beslissing nemen: oké, dit is wat het is. Natuurlijk heb je niet elke dag dezelfde kwaliteit van ideeën. Soms is het wat minder, maar daar kun je toch mee aan de slag. Dan gebruik je je techniek, ervaring en kennis om uit dat materiaal uit de rivier wat te maken. Ook met een wat mindere vis kun je een heel lekker gerecht maken.

Daarbij heb ik gemerkt dat juist als je daar zit te wachten en nog niets hebt, het veel minder zwaar is als je ervan uitgaat dat datgene wat je moet schrijven al bestaat ergens in de lege ruimte en dat je dat alleen maar hoeft waar te nemen. Dat is veel minder zwaar dan de gedachte dat ik dat allemaal zelf moet produceren in mijn brein. Je kunt er dan veel relaxter gaan zitten. Je bent niet krampachtig aan de kleine tomatenplantjes aan het trekken omdat ze niet hard genoeg groeien. Daar maak je je leven heel zwaar mee. Toen ik begon met componeren had ik dat wel heel erg. Dat gevoel van verantwoording: ik moet nu iets heel geweldigs verzinnen, maar het is veel gemakkelijker om te zitten als een stel oren die naar de stilte luisteren totdat er muziek klinkt en dat ik dan denk dat die muziek al ergens bestaat. Dat het niet aan mij als klein mensje hangt of er goede visies komen. Ik ga er altijd vanuit dat ze er zijn en dat ik ze niet hoef te creëren.

Bij de Kunstkerk zag ik drie gitaristen en de logische vraag na het nieuws van een paar weken terug (gitarist Christian Münzner heeft de band verlaten) is hoe dat er voor de aankomende shows uitziet.

Ook met drie gitaren. Dat is altijd de bezetting van Alkaloid geweest. De meeste metalbands hebben twee gitaristen, maar toen wij de band begonnen hadden we twee dermate goede leadgitaristen dat het ons leuk leek om niet de verdeling slaggitarist – leadgitarist te maken zoals andere bands dat doen. Dat je twee van die gekken hebt, die twee keer zo hard kunnen spelen als jij kunt luisteren en die leuke twindingen kunnen doen, terwijl de bas en ik nog steeds de basis kunnen blijven spelen en andersom, als de leadgitaristen ritme spelen en er nog een andere laag of melodie bij moet, ik dat met mijn gitaar kan aanvullen. Als een soort ad hoc orkestje in een kastje dat erbij kan komen, omdat dat vaak makkelijker dat ik gitaar 3 doe als ik zing dan dat ik die gestoord moeilijke ritmegitaren moet spelen. In 2019 hebben we twee festivalshows gedaan waar een van die twee shredders al uit de band was gestapt en toen moesten we heel snel omdenken en toen heb ik even geprobeerd om die ongelooflijk complexe gitaarpartijen bij mijn zang te leren en het is wel gelukt, maar ik was zo kapot dat ik dacht: dat liever niet meer. Ik kan die gitaardingen misschien net spelen als ik er niet bij zing, maar als ik er ook bij moet zingen, dan is de zang niet wat hij moet zijn en de gitaarpartijen ook niet. En de mentale belasting is ook te hoog. Het is echt bruut als je in het ene ritme en in de ene toonsoort gitaar speelt en met je zang in een ander ritme en andere toonsoort zit. Daar word je schizofreen van. Zelfs nu met drie gitaren en strijkers zijn er nog steeds passages waar ik denk dat mijn zang en gitaarspel beter verdeeld hadden kunnen worden, maar dat heb ik natuurlijk zelf gedaan hè.

En wie zijn de gitaristen bij deze shows? Justin, denk ik?

Ja, precies. Justin Hombach. Die is door Christian aangedragen toen hij recent uit de band stapte. Dat was wel erg fijn en netjes van hem. Ze kennen elkaar uit Eternity’s End, de powermetalband van Christian waarin ook Linus (bassist Alkaloid) en Hannes (drummer Alkaloid) in spelen, zodat het heel erg binnen de familie blijft. En wie Justin een beetje volgt, die weet dat hij een gigantisch goede, technisch boven alle twijfel verheven gitarist is. Er zijn niet zoveel gitaristen die dit kunnen spelen en beschikbaar zijn en prettig om mee te werken. Dus ik was bijzonder verheugd dat Justin niet alleen de Bachshows meespeelt, maar ook nog tijd had om onze andere optredens van dit jaar te doen. Tot nu toe is het echt waanzinnig leuk om met hem samen te werken, want hij stortte zich er meteen volop. Hij zei ook dat zijn opa dirigent was, dus hij heeft ook wel iets met klassieke muziek vanuit zijn familie. Hij heeft ook jazzgitaar gestudeerd, dus hij beheerst alle muziektheorie en kan noten lezen. Dat laatste vind ik heel belangrijk, dat iemand weet wat hij aan het doen is. Die hoeveelheid noten kun je niet in je hersenen opslaan. De andere leadgitarist is weer Max Blok uit Venlo. Hij is een alumnus van Danny Tunker die eerder de gitarist was. Ook hij is een supergoede jongen, superfijn om mee te werken. Hij werkt supernauwkeurig en heeft alles snel voor elkaar. Zo weten we dat dat in goede handen is en dat scheelt een stuk, want de Alkaloid-fans zouden ons niet in dank afnemen als ineens de gitaargekte er niet meer zou zijn. We hebben echt mazzel gehad dat we ondanks het feit dat allebei de shredders uit de band gestapt zijn, we toch weer met twee beestachtig goede gitaristen daar staan.

Ik wil nog even met je naar de nieuwe compositie. Was het moeilijk om de bas van Linus een plek te geven in het geluid? Zijn lijnen klinken wat meer etherisch, bijna jazzy en dat dan in klassiek.

Ik heb natuurlijk ook veel uitgeprobeerd en weg gegooid voordat de versie die jij als demo hebt gehoord ontstond. Ik ging er eerst vanuit dat het misschien goed zou kunnen werken als de metalband wel de drukke stukken speelt en de klassieke mensen meer de polyfonie erbij zouden doen, maar op de een of andere manier werkte dat toch niet. Raar genoeg, heb ik snel gemerkt dat ik ook de metalkant polyfoon moest houden, als ook de bandleden elk hun eigen stem hebben. Anders waren we te ver weg geraakt van dat polyfone van Bach.

Ik had ook opgeschreven dat het soms lijkt alsof je het hebt omgedraaid: de violen aan het begin zijn juist heel vertellend en de gitaren, bas en drums gaan juist de andere paden op.

Precies. Natuurlijk wist ik dat het een stuk zou worden dat je niet alleen maar klassiek of alleen maar metal zou kunnen noemen, maar dat bij voorbaat buiten de randen van elk van die twee genres moet plaatsvinden. Vandaar dat als ik muziek probeer waar te nemen, ik het alleen houdt bij die ideeën die om deze bezetting vragen. Het is dan toch gek dat wat je normaal gesproken zou doen – de hele band op dezelfde riff zetten – hier niet werkte omdat ik polyfoon was begonnen. Daarmee moest ik het wel polyfoon afmaken. Tegelijkertijd kwam ik erachter dat zolang ik die polyfonie er maar in houd, ik nog steeds enorm kon variëren. Die verschillende lijnen die tegelijk aanwezig zijn waren dus de sleutel en gelijk hetgeen dat het stuk met Bach verbindt.

De belangrijkste beslissing die ik meteen heb genomen, was dat ik niet ging proberen een stuk te schrijven dat klinkt als muziek van Bach. Als je dat zou brengen in de harmoniek van Bach met een metalband, wordt het heel snel kitsch en plat. Ik moest nog steeds zorgen dat het nog steeds metal klonk, ook al is het niet snel of hard. Daarom besloot ik mijn eigen harmoniek te hanteren. Dat is doorgaans een harmoniek die niet tonaal is, niet mineur of majeur, maar juist veel gebruik maakt van alle noten die niet in de gewone toonladders zitten. daardoor krijg je dus een eigen toonladder en die eigen toonladder zorgt weer voor heel eigen akkoorden en die akkoorden moet je dan weer met elkaar verbinden op een manier die niet gebruikelijk is. Die gebruiken heb ik allemaal van tafel geveegd, maar ik heb wel de compositietechnieken uit Bachs tijd toegepast op mijn eigen materiaal. Kort gezegd: het begon met het uitgangspunt dat als je uit elk thema een fuga kunt schrijven, dat ook uit een Morbid Angel-riff moet kunnen. Dat is waarom ik Morbid Angel zo vereer. Zij hebben zo’n eigen melodische taal. Die riffs van Trey Azagthoth, er zijn geen andere bands die dat soort melodiek hebben. Daar ben ik eigenlijk mee begonnen. Ik heb zo’n riff gemaakt met zo’n flair, die “evil notes” enzo en heb geprobeerd om die als een fuga meerstemmig op elkaar te zetten en te laten imiteren en dat is de kern van het stuk. Je zou kunnen zeggen: en veel meer dan dat is het niet, maar dat klopt natuurlijk niet. Er zit nog heel veel meer in. Maar dat is de kern van het verhaal en eigenlijk de sleutel waarmee ik het onoplosbare probleem hopelijk heb opgelost.

Ja die riffs van Morbid Angel, die hebben inderdaad een bijna koorachtige kwaliteit.

En hij schrijft ook alleen maar in eigen nootsoorten, vandaar ook die lekkere “evil notes”. Al speel je ze op een blokfluit, dan is het nog steeds metal omdat die notenkeuze gewoon evil is en daar houd ik juist van. Het was ook wel geweldig om dit te mogen uitproberen en hiervoor gevraagd te worden door het Bachfestival.

Over vertellen gesproken: was er nog iets dat je met de compositie wilde vertellen, behalve de technieken?

Ja, er moest natuurlijk ook tekst komen. En dat is juist weer een element dat het metal kan maken. Het is eigenlijk een soort compacte “space-opera” geworden. Ik had een beeld in mijn hoofd, dat te maken heeft met mijn fascinatie met de vraag: hoe kan de mensheid overleven? We zijn allemaal bang dat we het binnenkort verknallen, maar zelfs al doen we dat niet, dan zal het over 900 miljoen jaar toch klaar zijn. Dan gaat de zon groter worden en de aarde eerst verbranden en dan opvreten. Als wij ambitie hebben om als soort dat te overleven, dan moeten we de ruimte in. Daarbij stelde ik me de vraag wat het absolute minimum zou zijn om te overleven als soort als de aarde en alles erop leeft helemaal weg is. Het beeld waar ik op kwam is dat het brein van iemand is gedigitaliseerd op een chip, waarbij hij nog wel leeft, maar als een minimale digitale versie van zichzelf in een heel klein ruimteschipje met een heel klein beetje technologie erin. Dat ding wordt dan als een soort van zaad zomaar de ruimte in geschoten. Zonder doel en met de hoop dat het op een gegeven moment ergens belandt. En als dat dan gebeurt, dan gaat het met die bescheiden technologie en werktuigen in het kleine ruimtevaartuig molecuul voor molecuul een nieuw lichaam voor zichzelf bouwen. Op wat voor steen hij ook terecht komt, hij gaat het materiaal van die steen daarvoor gebruiken. Tot hij daar aankomt verkeert hij in een soort van winterslaap.

In mijn verhaal heeft zo’n rest van een mens miljarden jaren door de ruimte gevlogen en ook nog de pech gehad om een van de grootste lege gebieden in ons universum in te vliegen: Boötes Void, een zogeheten supervoid waar je veel minder melkwegstelsels hebt dan elders, dus hij is een bijzonder diep gat in gevlogen en in dat gat komt hij op enig moment toch op een steen en wordt wakker. Daar begint de tekst. Hij wordt wakker en begint te denken waarom ben ik hier, wie ben ik? Voordat hij een beetje doorheeft wat er eigenlijk allemaal gebeurd is in de paar miljard jaar dat hij er niet was zijn we wat verder. En dan ziet hij dat hij nauwelijks iets heeft om mee te werken en dat de aarde er niet meer is, al lang niet meer, niemand komt me helpen, er is niets om me heen. En toch… wat doe je dan? Je kunt zeggen het is klaar, maar dan grijpt toch weer de overlevingsdrang in. Hij beslist het toch te proberen en gaat heel langzaam molecuul voor molecuul aan elkaar breien totdat het iets van een werkbaar systeem wordt en hij incarneert, maar op een heel zware weg over een heel lange tijd met net genoeg energie om te overleven. Een heel lange tijd later is het klaar en heeft hij de steen waarop hij leeft overtrokken met zijn lichaam en kan hij eindelijk eens omkijken naar het universum om te zien dat alle andere melkwegstelsels al lang zijn vergaan en hij in de lege ruimte hangt te staren naar dingen die heel ver weg zijn. Niet een heel hoopvol verhaal en daar kom ik vaak als vanzelf op uit. Een beetje realisme is wel gepast in dat soort totaal onrealistische scenario’s, maar waar het mij omgaat is dat innerlijke proces dat je beslist: ik wil het toch gaan doen. Ik wil het toch gaan proberen. Bijna niks is nog steeds beter dan helemaal niks. Laat ik het maar proberen en dan zien we wel waar we op uitkomen.

Dat is toch niet helemaal hoe jij je voelde toen je aan het stuk begon toch? Je had meer vertrouwen.

Lacht: muzikaal had ik het vertrouwen wel, maar het was een hele zware winter, dus misschien dat het emotioneel onbewust een beetje heeft meegespeeld, maar ik hou gewoon van dat soort films in mijn hoofd. Op een of andere manier vindt mijn brein het heel makkelijk om dat soort taferelen te verzinnen en ik heb een perfect excuus om daar in door te draven: nummers schrijven. Het geeft heel veel plezier in het maken. Werelden waar ik benieuwd naar zou zijn, kan ik gewoon verzinnen en daar schrijf ik dan een nummer over en er komt geen politie die zegt dat ik dat niet mag doen. Tot die politie komt, blijf ik dat dan doen en zo werd het natuurlijk weer een of ander superraar spaceverhaal, maar de kwestie die eronder ligt vind ik wel relevant: waarom wil je verder leven, waarom doe je er alles aan om te overleven, ook al zijn de omstandigheden nog zo belabberd? Even voor de zekerheid: het is absoluut geen commentaar op het Bachfestival want het is echt geweldig hoe zij hebben meegeholpen, maar als mens kun je wel eens in zo’n stemming zitten dat je denkt wat kan ik nu nog doen? Dan word je toch teruggeworpen op je innerlijke biologische kern, die desondanks door wil. Zo vind je ook weer kracht. Dat maakt zo’n irrelevant verhaal toch relevant. De basale vragen zijn bijna gelijk, of je nu een intelligente nevel in een ander melkwegstelsel bent of een mier of een vogel of een mens en misschien zelfs wel als een komkommer.

We hebben best veel besproken. Ik wilde eigenlijk nog vragen of dit werk nog betekenis heeft voor waar Alkaloid naartoe gaat, maar je zei eerder al dat je dat bij Alkaloid nooit weet.

De band was voor mij in ieder geval de enige mogelijkheid om dit project te doen, omdat ik precies weet wat die mensen kunnen. Het zou veel te avontuurlijk zijn geweest om dat met een ander ensemble te doen. Al zijn er genoeg goede mensen, Alkaloid is een ingespeeld team. Ik heb het neergelegd bij de band en ze vonden het allemaal prima om te doen, zeiden ze toen (lacht). Nu komen er af en toe belletjes voor wat geruststelling, want iedereen heeft wat momenten van paniek. Maar dit is gewoon een “one of” voor ons. We zijn ook zeker niet van plan om volgend jaar als band een Mozart-project of iets dergelijks te doen. Dat is niet de bedoeling, maar het is wel vet om te doen omdat het heel goed past bij onze behoefte aan muzikaal avontuur. Daarom wil ik ook absoluut niet weten wat er gaat komen. De verrassingen zijn vaak het leukst. Ik had twee jaar geleden niet kunnen denken dat ik op mijn vijftigste voor het eerst Bach zou moeten gaan studeren.

Nog één laatste vraag. Zijn er nog plannen voor die compositie zelf? Wordt deze nog uitgebracht?

Nou, we moeten het natuurlijk eerst op de planken brengen en dat moet ook zo uitpakken als wij graag willen, maar we gaan het wel opnemen. Mijn grote wens zou zijn om er een livealbum van te maken. Of dat lukt weten we pas als we de opnamen hebben, maar het label staat in ieder geval open voor dat idee. Dus, idealiter hebben we na 29 juni 2024 wat in handen wat we ook kunnen delen met de rest van de wereld, want er zijn natuurlijk meer mensen die het willen horen dan dat er naar het concert kunnen komen. We gaan ons stinkende best ervoor doen om te zorgen dat we meer aan de show over houden dan de echo van het applaus. En wat het precies wordt, zien we dan. Bij voorkeur de hele show, maar als we teveel foutjes maken, misschien dan toch maar een deel (lacht). We spelen tachtig minuten muziek, dus ik verwacht wel dat we iets te delen hebben van dit project des waanzins.

Dan wens ik jullie daar heel veel succes mee en heel veel plezier en ik ga zeker proberen van de partij te zijn bij één van de drie Bach out of Bounds shows.

Heel veel dank voor je tijd en aandacht hiervoor.

Links: