Interview met The Vintage Caravan

Arrival, de vorige plaat van Nuclear Blast-band The Vintage Caravan klonk verdraaid lekker en de nieuwe verschijnt eind augustus. Ik trof de band backstage op Graspop en zat even met hen samen voor heerlijk relaxed gesprek. Wat hebben deze heren een zalig gevoel voor humor.

Jullie hadden een enorme uitdaging vandaag, heren. Jullie speelden samen met de Belgische ploeg op het WK in Rusland.

Óskar Logi Ágústsson (vocalen, gitaar): Ja, maar toch voor een volle tent. Alex had echter meer zorgen dan ik, ik zag dit op maandag en vertelde het hem en…

Alex (Alexander) Örn Númason (bas): Alles om zeep!

Óskar: Maar het kwam goed. Een verschil met IJsland, daar kijkt gewoon iedereen naar de match en zendt 98% van alle tv-stations de match uit. Iedereen zit gewoon thuis voetbal te kijken.

Op de camping was er wel een groot scherm en hier backstage was het ook iets spannender. België won, dus alles is in orde. 

(gelach) Óskar: Dat komt door onze positieve energie natuurlijk. Gefeliciteerd!

Jullie vallen wat buiten het metalspectrum hier. Voelt het zo aan als je hier staat? 

Óskar: We staan uiteraard op Nuclear Blast, maar daar voelt het ook wel een beetje aan als de vreemde eend in de bijt. Daarnaast staat op dat label ook bijvoorbeeld Blues Pills of Kadavar en die spelen ook vandaag. Nu zelfs, denk ik. Het voelt niet zo aan, hoewel we iets minder donker zijn dan de andere bands die hier spelen. Wat voel jij, Alex? Jou hebben we uit de metalwereld gerecruteerd.

Alex: Er is niet echt een scheidingslijn meer tussen de genres vind ik. We hebben inderdaad die seventies vibe, maar als je diep luistert dan zitten er zeker ook metalelementen in.

Was het vroeger dan anders?

Alex: De laatste jaren is het behoorlijk veranderd. In 2013-2014 is er een toename gekomen van dit soort band en vanaf 2016 viel het op dat gewoon al deze bands tekenden bij Century Media, Season of Mist, Napalm en Earache. Wij begonnen er iets vroeger mee en toen was het nog onduidelijk wat de toekomst in petto had.

Jullie sprongen op die trein met Arrival. Niet dat het jullie eerste plaat was, maar ik heb het gevoel dat die enorm veel betekend heeft voor jullie. Klopt dat?

Óskar: Ja, het was een soort statement. Het was het eerste album waarbij ik echt iets te zeggen had op vlak van songwriting. Alex was toen net in de band en we gingen meteen over tot het schrijven van Arrival. We waren niet echt bezig met zaken te schrijven die andere mensen wilden horen, maar stonden open voor een donkere, proggiere manier van schrijven. Ik snap dat mensen vinden dat het een plaat is die moeilijk verkoopt. Er staan wel enkele goede singles op, maar daarnaast staan er ook wat langere tracks op die anders liggen. Ik vond het echter wel een noodzakelijke plaat en dat is ook het geval met de plaat die eraan komt. We hebben wat andere zaken geprobeerd, we zijn lichtjes een andere richting ingegaan en zijn dus niet teruggekeerd. We zijn van hier, naar daar gegaan en dan naar links! Links! (lacht)

Alex: Als je de nieuwe plaat beluistert, die uitkomt in augustus, dan kan je zeker stellen dat we beter werden als songwriters. Dat hoor je echt op de nieuwe plaat, dat er een sterker proces achter de nummers zit.

Het voelt ook erg anders aan. Bij momenten erg rustgevend.

Óskar: Op zekere momenten, absoluut. Ik vind het iets dynamischer. Arrival geeft een ander gevoel, het treitert je wat.

Alex: Ik herinner me nog dat we toen gingen opnemen en dat we zoiets hadden van: we gaan hard, en we gaan harder, om terug te gaan naar hard, en dan weer harder te gaan.

Óskar: Stefan, de nieuwe drummer, heeft eigenlijk voor een immens verschil gezorgd. Er waren van die momenten dat hij plots lichter begon te spelen en dat betekende gewoon dat ik ook light moest beginnen spelen. Zoals in Coca Cola Light.

Alex: Door zijn komst voelen we ons er ook veel beter bij om het dynamischer aan te pakken. Het moet niet allemaal super geforceerd klinken. Kracht en energie is relatief, want het feit dat het hier en daar wat rustiger klinkt, maakt ook dat de hardere stukken harder klinken. Het maakt dat we ons er een pak zekerder bij voelen.

Het vormt een soort van ‘gateway’ naar de stevigere stukken.

Óskar: Gateway, ik heb hem! (lacht)

Hebben jullie dan ook de opnames anders aangepakt?

Alex: Absoluut. We werken met een producer vanuit Engeland. Die werkte met Band of Skulls, Gaz Coombes, Supergrass en Radiohead. Iemand met een pak ervaring dus. Die lieten we overkomen en toen zaten we samen in de legendarische Sundlaugin Studios, die eigendom zijn van Sigur Rós. Het was vroeger een zwembad en dat betekent de naam ‘Sundlaugin’ ook. We verbleven er ongeveer 21 dagen, 14 uur per dag, en elk van die dagen werd gebruikt om het album zo goed mogelijk te maken.

Óskar: Normaal zoeken we dan wat naar de juiste gitaarsound en gaan we voor de goede opname, maar deze keer hebben we het echt tot in de puntjes aangepakt. De juiste versterker en gitaar per nummer, net als de juiste basdrum en snare. Er waren 10 snare drums of zo, dat moest allemaal juist zitten voor we begonnen met de opnames en dat spaarde ons ook een hoop tijd uit. Enkele nummers deden we ook met cimbalen, maar die kwamen veel te sterk uit in het product. Toen namen we op zonder cimbalen en plaatsten we ze later erop, nadat we de basis gelegd hadden. Het beste drumgeluid zoeken en daarna dus het beste cimbaalgeluid. Kill ‘Em All werd ook zo opgenomen, Metallica vond dat verschrikkelijk. (lacht)

Knap artwork ook. Het lijkt wat op Mozes en de Rode Zee, in een futuristisch jasje. Wat zit erachter?

Óskar: (lacht) Dat is mijn tweede naam, Mozes! Bedankt, er zit niet echt een idee achter. Elk album heeft wel zijn eigen sentiment omdat het op hetzelfde tijdstip geschreven werd. Een drietal nummers werd door Alex geschreven en de rest door mezelf. Ik denk dat ik beter wist waar ik naartoe wou dan op Arrival. Het is meer straightforward, maar een concept is het niet. Arrival was eerder sci-fi, met een meer dystopian feel. Hier gaat het eerder om mijn gevoelens en wat ik elke dag beleef. Niet als in ‘Hey, de melk is op, ik moet melk gaan kopen.’ Het blijft wel moeilijk om niet in de psychedelische richting te gaan. Ik ben een enorme Hendrix-fan en ik vind dat je geweldige schilderijen kan maken met woorden. Het eerste nummer op Gateways is zeker zo: een schilderij vormen met woorden.

Minder in de stijl van Ed Sheeran dan. 

Óskar: Een pak minder! Ook al heb ik het rode haar.

Het zit in jouw hoofd. Wat geef je een kunstenaar om mee te werken en dit artwork te bekomen? De lyrics? 

Óskar: Zelfs de tekst niet. We willen echt een verschil maken in onze covers. We wisten dat we echt wilden werken met een fotograaf voor deze plaat. Normaal zijn het tekenaars en dat is ook goed, maar dit keer is het anders. We wilden naast het geluid van de band ook het uiterlijk wijzigen van de hoes. Je kan hiernaar kijken en je weet gewoon niet wat het is. Je kan blijven kijken en luisteren naar het album en ondertussen er je eigen ding van maken. We gaven hem eigenlijk geen instructies. Zijn naam is Julian Haas en hij heeft een pagina Through The Haze. Hij is echt geweldig en het was een goede samenwerking. Hij gaf ons zes ideeën en wij kozen er eentje uit.

Wat gaan een voormalige metalfan en een Jimi Hendrix-fan vanavond dan doen? 

Alex: zo ver zijn we nog niet. We kwamen hier aan, maakten alles klaar voor de show en toen begonnen de interviews. Er kwam nog een signeersessie bij kijken. Eerst het professionele gedeelte en dan komt de fun.

Een paar dagen geleden spotte ik een foto van jullie met bier in de handen, om te vieren dat jullie in België waren aangekomen. Wat zijn jullie favorieten?

Alex: Oooh, La Chouffe.

Óskar: Ik hou van Triple Karmeliet. Er zijn er veel hoor. Er is nog zo’n ander bier met een foto erop van een jongen die bier drinkt. Het klinkt als Jef, maar dat is het niet! Ik hou ervan en wellicht gaan de mensen die dit lezen wel weten wat het is. We zijn zo’n fans van jullie biercultuur en we zijn hier al zo vaak geweest en wellicht hebben we nog geen 15% geproefd van wat jullie allemaal hebben. Westmalle, Grimbergen, …

Alex: Ik hou van Grimbergen!

Óskar: Het gebeurt niet op Graspop bijvoorbeeld, maar soms heb je wel iemand op een kleiner festivalletje die komt zeggen: ‘Hey, ik brouw mijn eigen bier, wil je wat?’ Dat zijn fijne momenten. Underground Belgian beer!

Alex: Dat zijn ook de momenten dat we fijne cadeaus krijgen, een La Chouffe of zo.

Dan weet ik wat ik jullie volgende keer moet geven. 

Óskar: Ja, verspreid de woorden. Breng ons bier en drugs! (lacht)

Interessante boodschap om het interview mee af te sluiten. Of heb je er nog een?

Óskar: (lacht) Als je ons graag hebt, bedankt om dit interview te lezen. Als je ons niet kende en nog steeds niet leuk vindt nu, wel jammer. Dan zijn we gewoon geen toffe jongens.

Alex: Jammer dan. Je bracht toch al geen drugs mee voor ons. (beiden lachen)

Link: 

The Vintage Caravan Facebook