In aanloop naar het meer dan geslaagde optreden op Graspop kreeg Zware Metalen de kans om tien minuten samen te zitten met Mikael Åkerfeldt, sinds 1990 drijvende kracht achter de legendarische Zweedse formatie Opeth. Tijdens deze tien minuten werden we verschillende malen onderbroken door mensen die een snelle selfie vroegen met mijn gesprekspartner. Laat het duidelijk zijn, Mikael Åkerfeldt is een metalen beroemdheid.
Je bent hier duidelijk een bekend gezicht, kan je nog ongestoord door de straten van Stockholm rondlopen?
Het valt allemaal wel mee hoor, enkel op festivals moet ik me er op instellen dat mensen me zullen herkennen. Soms is dat onhandig als mijn kinderen erbij zijn, maar het is goed te doen. Interviews heb ik wel nooit voor mijn plezier gedaan, maar ik snap dat het erbij hoort.
Wat vinden je kinderen van je muziek?
Het interesseert hen geen ruk. Ik heb het geprobeerd, maar ik krijg ze niet enthousiast over de muziek waar ik mee bezig ben.
Stelt dat je teleur als vader?
Het belangrijkste is dat ze interesse hebben in muziek. Dat is gelukkig wel het geval. Helaas gaat het over Justin Bieber en dergelijke, dus je kan discussiëren of dat echt muziek genoemd kan worden. Maar goed, ze zijn bezig met muziek, en dat betekent al heel wat.
Laat ons het toch even over Sorceress hebben. Is dit het (voorlopige) hoogtepunt van het ‘nieuwe’ Opeth?
Ik denk het wel, iedereen is enorm positief en de reacties zijn unaniem lovend. Neem nu Steven Wilson, met wie ik nog regelmatig contact heb en die een grote invloed heeft op de sound van Opeth, die was meteen overtuigd.
Heeft het jullie met Heritage moeite gekost om jullie label te overtuigen van deze stijlbreuk, het verschil met Watershed was toch behoorlijk groot?
Neen, dat zat meteen goed. Ten eerste heeft het label geen invloed op onze muziek en ten tweede was iedereen snel overtuigd. Heel wat van de mensen bij Roadrunner hadden duidelijk zelf nog behoorlijk veel liefde voor de klassieke prog-sound die we op onze laatste albums naar voren brengen.
Nochtans was dat wel de vrees toen jullie jaren geleden voor Roadrunner tekenden. Opeth zou een band van ‘sell outs’ worden.
Weet je, ik heb het altijd lastig gehad met het begrip ‘sell out’. Je maakt toch gewoon de muziek die je wilt en dan beslist het publiek of ze het goed vinden. Het is misschien anders voor bands met een bepaalde ‘gimmick’, maar ik heb zelf de luxe gehad om sinds mijn negentiende altijd mijn eigen muzikale keuzes kunnen maken.
Je bent inderdaad al lang bezig, voel je je oud als je hier rondloopt?
Nee hoor, ik ben nu 43 en dat valt reuze mee. Neem nu die gasten van Steel Panther (op dat moment op het hoofdpodium), die zijn even oud als wij, en Sabaton is ook niet veel jonger.
Het is natuurlijk niet de eerste keer dat jullie op Graspop staan, ambieer je na al die jaren in tenten het hoofdpodium?
Dat zou natuurlijk leuk zijn, maar ik denk dat we beter tot ons recht komen in de Marquee. Aan de andere kant, als je op het hoofdpodium staat, krijg je de kans om voor een publiek te spelen dat je misschien nog niet kent. Hoe het ook zij, ik speel liever in een zaal. Op een festival heb je vaak maar weinig tijd om je voor te bereiden, word je het podium opgeduwd en moet je zo snel mogelijk je set afdraaien.
Passen jullie je setlist aan wanneer jullie op een (metal)festival spelen of in een zaal?
In een zaal spelen we normaal gezien twee uur, waardoor je meer kunt variëren. Vaak heerst er op een festival echt zo’n sfeertje van ‘om het zwaarst’. Juist daarom kiezen we er vaak voor om op metalfestivals wat softere accenten te leggen en op een rockfestival volle gas vooruit te gaan.
Dat belooft wat voor straks, bedankt voor dit gesprek.
Noot van de redactie: Opeth speelde op Graspop overigens zeker geen set met softe accenten, maar beukte een uur lang in op een volle Marquee. Wie Mikael Åkerfeldt toen aan het werk heeft gezien, beseft maar al te goed dat hij verre van oud is.
Links: