Sunn O))) live in Paradiso
14 juni 2016, Paradiso, Amsterdam
Het is behoorlijk warm en drukkend als ik me naar Amsterdam begeef. De kleine buitjes brengen hier weinig verandering in, maar ik troost me met de gedachte dat de decibellen die ik vanavond te verduren ga krijgen nog veel zwaarder zullen drukken. Het is altijd even wachten hoe Sunn O))) zich zal presenteren, want de band rond Stephen O’Malley en Greg Anderson heeft verschillende collaborateurs en wil die nog wel eens afwisselen bij optredens. Het voorprogramma wordt verzorgd door The Black Heart Rebellion en hoewel ik even denk door de grandioze en onnavolgbare logica van onze Nationale Spoorwegen het voorprogramma te moeten missen, ben ik door een vertraging in Paradiso toch nog op tijd.
Er hangt een lichte nevel in de grote zaal als The Black Heart Rebellion opkomt en tussen de krappe ruimtes tussen de grote versterkers van Sunn O))) en hun eigen apparatuur door schuifelt. Voor de lezers die alleen bekend zijn met het eerste album van de band: er staat vanavond geen hardcore op het programma. Neen, de band trakteert ons op de soundtrack van een sekte in de schimmige catacomben van het Midden-Oosten. Het wordt nergens afgezaagd, maar door herkenbare melodieën en instrumentatie weet de band op originele manier een atmosfeer te creëren die onder de huid kruipt. De ingetogen reactie van de band op de publieksreactie staat in enorm contrast met de overgave waarmee er gespeeld wordt. Die overgave komt duidelijk over, want tegen de tijd dat de band het podium verlaat, klinkt een luid applaus op uit het publiek.
Een optreden van Sunn O))) staat te boek als een ervaring die meerdere zintuigen aanvalt, waarbij kostuums en dichte rook een grote rol spelen om de ervaring van de muziek compleet te maken. Even ben ik bang dat niet aan mijn verwachtingen voldaan gaat worden, want de rookmachines worden maar heel karig gebruik. Gelukkig beginnen ze tien minuten voor aanvang rook te braken alsof er een fles ipecacsiroop in is gegaan, tot het niveau dat zelfs mijn buren in een waas zijn verdwenen. Met de laatste stoten rook klinkt er een applaus op en gaan de lichten uit, terwijl de (letterlijk) verstikkende duisternis zich als een mantel om het publiek heen slaat en een oranje schemering een enkel figuur op het podium uitlicht, te midden van een amfitheater van versterkers. Rituele zang klinkt op uit de keel van Attila Csihar en gedurende de komende tien minuten wisselt hij doeltreffend af tussen langgerekte uithalen en krakerig gepiep en gesis. Dit schouwspel alleen is al zo intens en indrukwekkend dat het volledige optreden er wat mij betreft mee gevuld mag worden.
Dit is echter niet het geval en na verloop van tijd verschijnen er nog drie bekapte figuren op het podium, waarvan er een achter een synthesizer kruipt, maar de andere twee gitaren in de hand nemen. Langzaam maar zeker wordt een dreunende toon duidelijk, aanzwellend van een licht geruis tot een monoliet van auditieve stimulatie, die tot in het diepst van je onbewuste hoorbaar is. Mijn borstkas begint te vibreren op de lage frequenties, het is lastig om adem te halen door mijn neus door het trillen van mijn neusvleugels en ik geef me langzaam maar zeker over aan een onvermijdelijke, kriebelige jeuk in mijn oren. Uiteraard zijn die zo goed mogelijk beschermd, maar het verbaast me om te zien dat nagenoeg geen enkel persoon in mijn directe nabijheid gehoorsbescherming draagt.
Overpeinzend over de mogelijke redenen om vrijwillig dat soort schade aan het gehoor te riskeren, merk ik dat mijn hele lijf mee beweegt op de voortrollende tonen. Het wordt een soort automatische beweging, waarin een trance wordt opgewekt door het bijna tastbare volume en ik besef dat dit is wat Sunn O))) live met je doet: de band gaat je voor in een auditieve contemplatie, waarbij je surft op enorme golven van decibellen en met een voet op aarde blijft door het hevige resoneren. Het volume blijft klimmen en juist als dat een punt van volledige verzadiging lijkt te bereiken, wordt de muziek ingedamd en op toch wel subtiele wijze de aandacht terug gebracht naar meneer Csihar. Dit keer enkel ondersteund door Tos Nieuwenhuizen op de synthesizer, begint hij te kermen en kreunen, terwijl grote pluimen rook uit de grond spuiten en de indruk wekken van een duister magisch ritueel waarbij verwoed wordt geprobeerd om iets kolossaals op te roepen.
Toch ben ik in de overtuiging dat dit niet alleen een indruk is, maar dat het ook daadwerkelijk gebeurt, met zoveel intentie en doelbewustheid wordt er op het podium te werk gegaan. Twee in zwart gehulde figuren keren terug en slaan met een commanderende beweging wederom hun instrumenten aan, waarna de vervormde tonen langzaam terugvloeien en het publiek weer overspoelen. Ditmaal wordt niet afgebouwd, maar juist verder opgebouwd naar ongekende volumes die de illusie wekken dat je in staat bent je hand uit te steken en het volume aan te raken. Er gaat een fles wijn rond onder de figuren op het podium, waarna uiteindelijk alleen de drie instrumentalisten overblijven en in alle traagheid lijken op te bouwen naar een overweldigend einde.
Toon na toon, laag na laag wordt de compositie uitgewerkt en juist als de climax lijkt te zijn bereikt, schrijdt er een sinister figuur het podium op, gekleed in een mantel met spiegelende facetten en een kroon met lange, spitse punten. Hij werpt stralen van violet licht het publiek in en laat deze ook weerkaatsen via zijn kroon, terwijl hij begint te sissen en oreren, ondertussen wild gebarend richting het publiek. De band blijft verder bouwen aan de monoliet die langzaam maar zeker begint te verrijzen in het Paradiso, maar door de eerder opgelopen vertraging wordt het voor mij tijd om de trein te gaan halen. In de hal, die doorgaans goed geïsoleerd is, blijken de tonen onverbiddelijk door te dreunen en zelfs als ik al bijna op het Leidseplein ben, is het nog mogelijk om de duistere, gonzende resonanties te horen.
Tijdens een overvolle tramrit naar het treinstation, waar mijn medereizigers en ik overigens getrakteerd worden op een hele reeks fietsopa-grappen, voel ik de druk nog op mijn oren en die zal ook niet afnemen tot ik drie uur later mijn bed instap. Het ritueel dat ik heb mogen aanschouwen, zal echter nog veel langer blijven hangen en naargeestige gekrijs waarmee georeerd werd staat in mijn trommelvliezen gekerfd. Sunn O))) live zien is een ervaring als geen ander en de persoon die de zaal binnenging, is niet dezelfde als degene die eruit kwam.
Links: