Udo Dirkschneider – My Way

“Sting would be another person who’s a hero. The music he’s created over the years, I don’t really listen to it, but the fact that he’s making it, I respect that.” Een quote van het personage Hansel, in de geniale comedyfilm Zoolander uit 2001. Het lijkt een totaal debiele uitspraak, maar 21 jaar later is het exact hoe ik tegen Udo Dirkschneider aankijk. Als ik de man op een festival zie kijk ik uit eenzelfde soort nieuwsgierigheid zoals er vroeger bij rariteitenshows naar de vrouw met de baard of de koe met twee hoofden werd gekeken. Maar ondertussen staat die zingende drilboor er toch maar mooi, met zijn zeventig jaar en een carrière van meer dan vijf decennia. En daarvoor rest niets dan respect.

Dat ik ooit nog eens een album van Udo Dirkschneider onder de loep zou nemen, had ik nooit kunnen vermoeden. Maar zie, de Duitser weet precies de juiste snaar te raken: door een plaat vol covers van nummers te maken die voor hem van invloed zijn geweest op zijn carrière. En ik ben gek op covers. Op My Way (en ja, u mag best raden van welke artiest het origineel is) staan er zestien, waaronder een Duitstalige: verrassend genoeg de eerste keer dat de toch prototype Duitser in zijn moerstaal zingt.


My Way begint met Faith Helear van Alex Harvey: een naam die geen belletje doet rinkelen ten huize Faasen. Dirkschneiders versie maakt me ook niet enthousiast om er meer over uit te zoeken. Fire van The Crazy World of Arthur Brown daarentegen doet een glimlach doorbreken. Dirkschneider weet het zeker voor 1968 bizarre origineel niet te overtreffen maar maakt er wel een mooie metalversie van. Sympathy werd in 1977 door Uriah Heep gemaakt en doet het enthousiasme weer wegebben wegens te weinig boeiend.

Het duo Ike & Tina Turner maakte in 1973 met hun band Nutbush City Limits een opzwepend funkrocknummer waarin Tina Turner terugblikt op haar jeugd in het doodsaaie dorpje Nutbush. De versie van Udo Dirkschneider heet They Call It Nutbush en het slaat he-le-maal nergens op. De zanger weet van een track waar het zweet vanaf druipt een veel bravere versie te maken, waarbij de toegevoegde trompetten zelfs ronduit irritant zijn. Het herstel wordt daarna enigszins ingezet met Man on the Silver Mountain van Rainbow maar u luistert natuurlijk veel liever naar het door Ronnie James Dio gezongen origineel.

Een guilty pleasure van mijn kant is Engelse glamrock uit de jaren ’70 van bands als Mud, Slade en The Sweet. Van die laatste groep pakte Ome Dirkschneider Hell Raiser en hij weet de sfeer die het origineel uitstraalt goed te pakken. Zet dit in op een festival en de hele weide of tent wordt gek. De raspende stem van de zanger is perfect voor een nummer als dit. Aan No Class van Motörhead valt weinig te verpesten, in de zin dat als je dichtbij het origineel blijft en je er de zang van de oud Accept-voorman over gooit, het al gauw goed zit. Fijn gitaarwerk ook in dit nummer.

Blijkbaar vindt Dirkschneider niets te hoog gegrepen, want zelfs Led Zeppelin wordt onder handen genomen en wel met Rock and Roll. De pianopartij van Ian Stewart (medeoprichter van de Rolling Stones) is vervangen door de gitaar, maar dat stoort niet. De cover in zijn geheel mag er best zijn. Over The Stroke van Billy Squier heb ik dan weer geen mening: het origineel zit niet in mijn hersenkwab, de uitvoering van Dirkschneider doet me weinig.

Dat is anders voor Paint It, Black van de Rolling Stones, al is Dirkschneider de komma in de titel vergeten. Het nummer is al een miljoenmiljard keer onder handen genomen en de versie die op My Way staat is de zoveelste metaluitvoering. Het heerlijke nummer leent zich natuurlijk bij uitstek voor een metalversie en Dirkscheiner gooit het refrein er tegen het einde vol venijn uit. Deze versie kan zich prima meten met die van heel veel collega’s. Natuurlijk mag een nummer van de band die zowaar nog langer actief is dan Dirkschneider zelf niet ontbreken: The Scorpions zijn vertegenwoordigd met He’s A Woman, She’s A Man. En ja, het is precies wat je verwacht van Udo Dirkschneider die een nummer van The Scorpions inzingt. Dat geldt overigens ook voor het daarop volgende T.N.T. van AC/DC: muzikaal identiek aan het origineel, al is het einde leuk gevonden.

Ik heb het eigenlijk zo langzamerhand wel weer gehad met dit My Way, maar ik moet eerst nog Jealousy van soulzanger Frankie Miller doorstaan. De ballad doet me weinig. Judas Priest is daarna aan de beurt: de band die zowaar een jaar korter actief is dan Der Udo. Met zijn hakkende stem maakt hij een alleraardigste versie van Hell Bent For Leather, waarbij hij uiteraard wegblijft van de uithalen van de Metal God.

Robert Plant, Ronnie James Dio en Rob Halford zijn al aangepakt door Dirkschneider op dit album en nu moet ook Freddy Mercury eraan geloven: van Queen is We Will Rock You op de plaat verschenen en eindelijk krijgen we een compleet geslaagde cover. Dirkschneider heeft er namelijk een volledig nieuw nummer van gemaakt, waarbij het geraamte van het origineel overeind is gebleven maar er écht iets moois is ontstaan, inclusief fijne gitaarpartijen. En het nummer is ook nog eens voorzien van een grappige video, al is de wereld te klein voor vijf Udo Dirkschneiders.

Het al eerder aangehaalde Duitstalige nummer is Kein Zurück van darkwave/synthpopduo Wolfsheim en is met afstand de jongste track die met een cover is geëerd: het origineel stamt uit 2003. Dirkschneider brengt het smaakvol genoeg om mij te doen overhalen het origineel te beluisteren… Slappe hap. Een pluim voor Udo om hier een betere versie van te maken.


Het titelnummer van deze plaat hangt onvermijdelijk aan de crooner Frank Sinatra, die het in 1969 voor het eerst zong en dat tegen zijn zin deed tot aan zijn dood in 1998. Het origineel is feitelijk echter van de Fransman Jacques Revaux, die het onder de titel Comme d’habitude twee jaar eerder uitbracht. Zanger/muzikant/acteur Paul Anka maakte Engelstalige teksten op de melodie met Frank Sinatra in gedachten en… meer dan een halve eeuw later gaat een Duitser in een leren jack ermee vandoor. Dé cover van My Way blijft natuurlijk voor eeuwig in handen van Sex Pistols-bassist Sid Vicious en Dirkschneider overtreft deze versie dan ook absoluut niet. De zanger blijft in tegenstelling tot Vicious dicht bij het origineel, maar hij heeft natuurlijk helemaal geen stem om jazz te zingen. Het praatdeel gaat hem nog goed af, maar voor het zangdeel van het nummer is duidelijk een achtergrondzanger ingezet. Het levert in ieder geval een aardig resultaat op.

Dat is toch wel een beetje de rode lijn op dit album: best aardig. Ja, op het achtentwintigste (!) album dat Udo Dirkschneider heeft ingezongen heeft hij hoorbaar een liefdevol eerbetoon gebracht aan zijn muzikale helden, dat staat buiten kijf. Maar dat maakt dit My Way nog geen geslaagd project. Dirkschneider is in zijn benadering namelijk extreem dicht bij de originele versies gebleven, op een paar uitzonderingen na. Maar nummers als No Class, T.N.T. en Hell Bent For Leather klinken gewoon als het origineel met een andere zanger. Waar dat anders is gaat de metalopa één keer vreselijk de mist in (They Call it Nutbush) en levert dat een paar keer een fris resultaat op (Hell Raiser, Paint It Black, We Will Rock You, Kein Zurück). Over het algemeen is My Way (het album dus) er één in de categorie van ‘voor kennisgeving aannemen’. En blijft de quote van Hansel dus nog volledig van toepassing op Udo Dirkschneider: I don’t really listen to it, but the fact that he’s making it, I respect that.’

Label:

Atomic Fire Records, 2022

Tracklisting:

  1. Faith Healer
  2. Fire
  3. Sympathy
  4. They Call It Nutbush
  5. Man On The Silver Mountain
  6. Hell Raiser
  7. No Class
  8. Rock And Roll
  9. The Stroke
  10. Paint It Black
  11. He’s A Woman, She’s A Man
  12. T.N.T.
  13. Jealousy
  14. Hell Bent For Leather
  15. We Will Rock You
  16. Kein Zurück
  17. My Way

Line-up:

  • Udo Dirkschneider – Vocalen

Links: