Het Italiaanse Thecodontion is een band met een verhaal. Letterlijk. Dit geesteskind van het duo Stilgar (Giuseppe D’Adiutorio) en Heliogabalus (Giuseppe Emanuele Frisone) brengt ons een zeer primitieve vorm van verwrongen black/death metal met een opmerkelijk primair en archaïsch geluid, voortgebracht door drie basgitaren, drums en vocalen. Geen gitaren dus, vandaar hun slagzin ‘No guitars, only death’. Het centrale onderwerp van de nummers bestond tot nog toe uit de bespreking van fossielen van dinosaurussen en hun voorouders. Ook dit moet je heel letterlijk nemen. Stilgar is begeesterd door fossielen en dinosaurussen, en Thecodontion is duidelijk zijn muzikale uitlaatklep.
Toen ik vorig jaar de EP Jurassic mocht bespreken, was ik vooral onder de indruk van hun niet-alledaagse aanpak van deze materie. Op zich zijn fossielen uiteraard al een heel vreemd onderwerp voor een blackmetalband, al moet ik dan wel weer toegeven dat het verleden en de dood net wél populaire topics zijn in het genre. Maar tot nog toe kwam niemand op het idee om daar een letterlijke, wetenschappelijke interpretatie aan te geven. Dat doet Thecodontion hier dus wel. Voor hun creatieve proces kozen Stilgar en Heliogabalus telkens een interessant fossiel uit en formuleerden daar een bijhorende morfologische en geologische beschrijving bij. Vervolgens componeerden ze een vorm van rudimentaire war metal, met een geluid dat precies uit miljoenen jaren oude rots is gebeiteld, als muzikale beschrijving van het betreffende fossiel. Daar braakte Heliogabalus dan de letterlijke bespreking van dat fossiel overheen. Zeer ééndimensioneel allemaal, maar daarin ligt ook de sterkte van Thecodontion: rechtlijnigheid, transparantie en logica. In een smerig, rauw black/deathjasje.
Tot daar het originele (oorspronkelijke) én originele (inventieve) concept van Thecodontion op de demo Thecodontia en de EP Jurassic. Met hun eerste volwaardige studio-album, Supercontinent, merken we echter dat de band geëvolueerd is. Als je werkt met miljoenen jaren oude topics, dan is een beetje evolutie uiteindelijk onvermijdelijk, dat spreekt voor zich. Eerst en vooral is er een thematische wijziging. We blijven wel in het domein van de geologie en paleontologie, maar in plaats van het bespreken van fossielen krijgen we op Supercontinent een wetenschappelijk exposé over (dat had u wel kunnen raden) supercontinenten. Qua unieke thematiek kan dit echt wel tellen!
De lithosfeer, de harde bovenste aardlaag die onder andere bestaat uit de aardkorst, is opgebouwd uit een aantal grote platen. Deze lithosfeerplaten ‘drijven’ op de vloeibare asthenosfeer, de laag van de mantel die zich net onder de lithosfeer bevindt. Deze beweging kennen we als platentektoniek. Platen kunnen van elkaar wegschuiven, maar evengoed ook naar elkaar toe bewegen. Zo gebeurde het een aantal keer in de geschiedenis van de aarde dat alle platen samen één groot continent vormden. Dat noemt men dan een supercontinent. Nu moet ik toegeven dat ik er maar één kende: Pangea, het laatste supercontinent, dat 250 miljoen jaar geleden ontstond. Dankzij Thecodontion weet ik nu ook dat er tussen één en drie-en-een-half miljard jaar geleden nog een aantal andere zijn geweest: Vaalbara, Ur, Kenorland, Nuna en Rodinia. Al deze tektonische wonderen worden op het album Supercontinent netjes in chronologische volgorde aan ons voorgesteld. Jaja, deze heren leveren geen half werk!
Nu kan je je afvragen wat daar dan precies over te vertellen valt, vooral als je beseft dat geologen niet eens zeker weten of die oudste supercontinenten wel effectief hebben bestaan. Laten we bij wijze van voorbeeld de vier lijntjes tekst erbij nemen die te horen zijn op openingsnummer Gyrosia, genoemd naar de oceaan die zich 3,6 miljard jaar geleden rond het supercontinent Vaalbara bevond:
“Instant abiogenesis when Gyrosia formed. Microbes near hydrotermal vents. Geochemically active environment. Rounded tubular cells on a fossilized beach.”
Wie Thecodontion een beetje kent herkent hierin dezelfde stijl die ook gehanteerd werd op de vorige releases: korte, wetenschappelijke zinnen (daar is duidelijk heel wat research in gekropen) die wel over hetzelfde gaan maar verder niet lijken samen te passen. Het lijken wel puzzelstukjes van dezelfde puzzel, die op de verkeerde manier aan elkaar zijn gelegd. Een interessante maar bevreemdende werkwijze. We krijgen hier informatie over allerlei aspecten die horen bij de vorming van een supercontinent of de bijhorende oceanen: biologisch (‘abiogenesis’ betekent het ontstaan van leven), chemisch en geologisch. Ook komt de bijhorende fossiele evidentie, hét onderwerp bij uitstek voor Thecodontion, even aan bod. Wie ook maar enige voeling heeft met de aardwetenschappen zal zich kunnen verlekkeren aan dit soort empirische uiteenzettingen. Alle andere muziekliefhebbers hoeven zich echter geen zorgen te maken, want de muziek zelf is al even bijzonder…
Zoals gezegd vertelt elke track het verhaal van een supercontinent, waarbij de basgitaren het voortouw nemen. Tussendoor krijgen we vier korte instrumentale tracks te horen, waarin de bijhorende oceanen worden vertolkt (Gyrosia, Lerova, Tethys, Panthalassa). We openen en eindigen met een ‘oceaantrack’.
Opener Gyrosia toont alvast een véél melodischer Thecodontion dan we tot nog toe gewoon waren. De derde basgitaar ontpopt zich hier alvast tot een melodiedragend leadinstrument dat rustige, loeiende klanken overbrengt, met zoveel distortie en reverb (galm) dat het wat dromerig en onwezenlijk klinkt. Dit staat ver van de rauwe, brute black/death die we van de band kennen, maar niet getreurd, want die stijl vinden we dan wel weer terug op de ‘continenttracks’, zoals Vaalbara. Het tempo ligt veelal behoorlijk hoog en als een denderende stoomtrein razen de nummers vooruit. Er zijn lange passages te horen waarop enkel dreunende drums, rommelende bassen en vertellende vocalen te horen zijn. Deze doen wat denken aan de woelige stijl van Proscriptor McGovern (ex-Absu, nu Proscriptor McGovern’s Apsû), maar er is doorheen het album heel wat variatie te horen. Soms zakt Heliogabalus ook eens wat dieper (zoals bijvoorbeeld op Ur), is er af en toe een dialoog te horen tussen twee stemtimbres (Kenorland, Laurasia – Gondwana), komt er sporadisch wat vervorming aan te pas (Nuna) of vervalt de vocalist in luide uitroepen (ook op Nuna). Daarnaast blijft het opvallend hoeveel melodie er in de nummers is ingebouwd, telkens gebruikmakend van die galmende leadbas. Vooral de instrumentale ‘oceaantracks’ lenen zich hier duidelijk goed toe, al staat of valt een nummer als Rodinia of Pangaea ook volledig met de juiste basmelodielijn. Al deze elementen samen leiden tot een vorm van metal die verhalend, atmosferisch en soms zelfs meditatief klinkt.
Opwindend is het allemaal niet, en de nummers liggen ook wel allemaal wat in dezelfde lijn, ondanks een versnelling en een refreintje hier en daar. De nummers denderen ook gewoon door en met uitzondering van de soleermomentjes is er weinig structuur te herkennen. Dit is dan ook geen headbangmateriaal, maar eerder een verhaal dat op muziek is gezet. Het verhaal van de geschiedenis van onze planeet namelijk (of althans een deeltje daaruit). Ik stel voor dat je er even voor gaat zitten, de lyrics, geologische tijdschaal en een lekker biertje erbij neemt en tracht te genieten van deze extreme symfonie in elf bedrijven. Netjes afgesloten door Panthalassa, een track die meer raakpunten heeft met new wave en jazz dan met metal. Bij Thecodontion kan dat. Want Thecodontion is hier om dingen te doen die niemand hen ooit voordeed. Een minirevolutie in het extreme-metallandschap. Dit soort bands zijn gewoon het zout in de blackmetalsoep. En dat smaakt naar meer!
Score:
75/100
Label:
I, Voidhanger Records, 2020
Tracklisting:
- Gyrosia
- Vaalbara
- Ur
- Kenorland
- Lerova
- Nuna
- Rodinia
- Tethys
- Laurasia – Gondwana
- Pangaea
- Panthalassa
Line-up:
- Heliogabalus (G.E.F.) – Stem
- Stilgar (G.D.) – Basgitaar
Links: