Black metal, avant-garde, post-hardcore of zoals ze op hun eigen Facebook-pagina zeggen: “Untrve French black metal”. Verwarrend, n’est-ce pas? Maakt niet uit. We hebben het hier over de Fransmannen van Déluge, dat na vijf jaar radiostilte terugkeert met het nieuwe album, Ægo Templo. Verwacht een muzikaal spectrum dat niet per definitie binnen de lijntjes kleurt. Een plaat om echt even voor te gaan zitten en dat is exact wat ik heb gedaan.
De nummers dan. De opener, Soufre, begint met golvend water wat zo te horen breekt op de rotsen. Al gauw volgen de instrumenten en de eerste grote uithalen van de zanger. Een post-rockachtige klank doet zich aan met een melancholische melodielijn en een drummer die zijn drumstel niet heel laat. Maar bij twee minuten verandert de atmosfeer en komen de eerste blackmetal-invloeden naar boven. Kneiterharde blastbeats en dissonante tremoloriffs op hoog tempo razen door de speakers. Dit doet mijn enthousiasmelevel gelijk flink stijgen. De zang blijft echter meer bij het hardcore-genre en daar ligt voor mij de crux. Persoonlijk ben ik nooit zo fan geweest van deze stijl zang en het kost mij dan ook even om hier aan te wennen. Eenmaal gewend, moet ik toegeven dat het best goed past.
Nu ik aan de zang gewend ben en elk nummer meerdere malen heb kunnen luisteren, vallen een aantal zaken mij op: elk nummer bevat een duidelijke balans van black metal en (post-)hardcore en deze twee stijlen lijken evenredig verdeeld. De onconventionele elementen zijn onder andere terug te vinden in de track Opprobre, waar ineens een ‘krijzende’ saxofoon in de mix komt zo halverwege het nummer. Dat ‘water wat op de rotsen breekt’ wat ik benoemde bij de intro komt ook nog een aantal keer terug op dit album. Daar lijkt een thema achter te schuilen (maar ik ben er nog niet uit wat precies). Al na drie nummers volgt een vier minuut durende instrumentale track dat voornamelijk bestaat uit orkestratie en een bepaalde atmosfeer van zowel onheil als melancholie.
Naarmate ik het album verder luister, kan ik eigenlijk één compliment met een gerust hart maken: instrumentaal is hier subliem werk afgeleverd. Het ademt een melancholische doch mooie atmosfeer uit en niets voelt als knip-en-plakwerk aan. Weemoed gaat gepaard met woede en frustratie, iets dat in elk nummer is terug te vinden. De zang, hoewel nog steeds niet helemaal mijn ding, is ook prima opgezet en er heerst een gedegen balans tussen de screams, de grunts en cleane zang. De verbeterpunten (in mijn optiek) liggen in de balans tussen black metal en (post-)hardcore. Dit is in bijna elk nummer zo’n beetje 50/50 en voelt daarmee meer dan eens als een herhalend recept. Het zorgt er ook voor dat het album niet direct als één geheel aanvoelt.
Ægo Templo is zeker geen verkeerde opvolger van Æther en fans van het genre en vergelijkbare bands (Deafhaven, Numenorian) kunnen hier gerust van genieten. Er gebeurt genoeg interessants om de verschillende lagen los te willen pulken om deze zo beter te bestuderen. Maar het voelt niet echt doorontwikkeld aan. Het voelt eerder als een concept aan dat nog verdere uitwerking vereist om volledig op zijn plek te kunnen vallen. Derhalve krijgt het van mij een ruim voldoende, maar liefhebbers van dit specifieke genre mogen hier gerust nog een paar punten bij optellen.
Score:
75/100
Label:
Metal Blade Records, 2020
Tracklisting:
- Soufre
- Opprobre
- Abysses
- Fratres
- Gloire au silence
- Ægo Templo
- Baïne
- Digue
- Béryl
- Vers
Line-up:
- Maxime Febvet – zang
- Richard de Mello – gitaar
- François-Thibaut Hordé – gitaar
- Frédéric Franczak – basgitaar
- Benjamin Marchal – drums
Links: