Deafheaven – Ordinary Corrupt Human Love

Deafheaven is een band die zich kenmerkt door contrasten en verdeeldheid. In 2013 brak de band door met Sunbather, dat een polariserend effect teweeg bracht. De met shoegaze verrijkte black die de band bracht, kende een ijzige guurheid die de stijl zo kenmerkt, maar kreeg middels het veelvuldig gebruikt van majeur akkoorden een optimistische inslag. Deze tweedeling in de muziek werd weerspiegeld in het luisterend publiek. Zo schoot dit album menig purist in het verkeerde keelgat: hoe kan een stijl die zulke sinistere wortels kent immers zo kleurrijk klinken? Voeg het a-typische imago van de bandleden toe in de optelsom (het uiterlijk van de meeste leden suggereert dat ze bij het horen van het woord ‘distortion’ denken dat ze zich een doktersrecept moeten laten voorschrijven) en het woord ‘hipster metal’ was geboren. Tegenover deze haat stonden de critici, die de schijf universeel bejubelden. Meerdere malen werd het verkozen tot metalalbum van het jaar en daarmee verzamelde het oorspronkelijk uit San Francisco afkomstige kwintet behoorlijk wat faam en natuurlijk een groep trouwe fans. Inmiddels zijn er vijf jaar verstreken en komt de band nu op de proppen met Ordinary Corrupt Human Love. Een album dat zomaar eens opnieuw een soortgelijk effect zou kunnen hebben op de luisteraars.

Er is hier sprake van een duidelijke stijlverschuiving. Waar de band op voorloper New Bermuda de duistere kant in trok met agressievere en gehaaidere nummers, gaat hij hier volledig de andere kant in en kiest voor de schoonheid. Neem de intro van Canary Yellow bijvoorbeeld: over een set pulserende synths, die klinken als engelenstemmen, worden op zeer kalme wijze wat prachtige, in UV-licht doordrenkte gitaar riedeltjes gespeeld, waardoor het geheel klinkt als de eerste zonnestralen van de dag die door de dikke ochtendmist heen snijden. Muzikale, magistrale schoonheid is het. Tegenover dit soort warme en hoopvolle passages staan strofes die diep ontroerend te noemen zijn. Een goed voorbeeld hiervan zijn de laatste drie minuten van Honeycomb, die ik als muziek afgespeeld wil hebben terwijl mijn kist de vlammenzee in zakt en er op de achtergrond een chronologische foto-slideshow met Ken Burns effect wordt geprojecteerd. Het feit dat dit prima zou kunnen zonder dat mijn non-metalhead vrienden en familie (lees: vrijwel iedereen die ik ken) met bloedende trommelvliezen het crematorium uithollen, geeft aan dat de band zich steeds verder verwijdert van zijn zwartgeblakerde zijde, die prominenter aanwezig was in het voorgaande werk. Dit zou dan ook wel eens de aanleiding kunnen zijn voor een tweedeling in het luisterend publiek.

Ondanks deze verlegging van focus, wordt er echter niet voor de complete vervreemding gekozen. Het gezelschap blijft in de basis nog altijd de kenmerkende ‘blackgaze’ hanteren. Het drumwerk van Daniel Tracy is één van de punten waarop dit het meeste merkbaar is, gezien dit behoorlijk afsteekt tegen al het fleurige. Zelfs in de rustige stukken hengst de man stoïcijns door op zijn vellen en blijft in zijn spannende metalen patronen hangen, die bezaaid zijn met honderden roffels en onvoorspelbare fills. Doorgaans zou dit als storend kunnen worden ervaren, maar hier functioneert het als een essentieel contragewicht tegen het gitaarwerk, dat ondanks zijn schoonheid op plekken wel een tikkeltje simplistisch te noemen is. Met name de solo’s en leidende lijnen kennen een eenvoud die zeker in metal zelden voorkomt. Wat deze missen aan complexiteit, wordt echter goedgemaakt in doeltreffendheid. Technisch is Kerry McCoy wellicht niet de meest begaafde gitarist, maar in dit geval geldt: less is more. Elke noot is pakkend, en de secties waarin hij naar de voorgrond stapt, zetten het emotionele karakter altijd kracht bij. Een knappe prestatie, want hoe vaak kan men nu echt stellen dat een solo daadwerkelijk iets toevoegt aan het geheel? Hier is dat wel het geval, en dit is dan ook één van de sterkste kanten van dit album. Elk nummer is bezaaid met hoogvliegende en pakkende lijntjes die het niet alleen naar een hoger niveau tillen, maar tevens verslavender zijn dan het hele Netflix-aanbod samengenomen.

Met een dergelijk zonnig geluid kan men zich afvragen of de screams van zanger George Clarke nog wel passen binnen deze sound. Persoonlijk ben ik van mening dat deze een kracht zijn van de band, gezien ze, naast het eerder genoemde drumwerk, een balans aanbrengen in het geluid dat op plekken behoorlijk naar een gelukkige emotionele staat riekt. En laten we eerlijk zijn: op ultiem geluk zit natuurlijk geen enkele ziel te wachten. De band heeft zichzelf deze vraag ook voorgelegd, en kwam tot de conclusie dat wat nieuwe ideeën op vocaal gebied op zijn plek zouden zijn. Zo worden de schrille krijsen op plekken voorzichtig ingeruild voor wat melodieuze groepsvocalen, zoals in het slotstuk van het fantastische Canary Yellow. De ware verassing volgt echter pas later, in Night People: een tranentrekker van een duet dat volledig clean wordt gezongen door Clarke en gastzangeres Chelsea Wolfe. Dat de stem van Wolfe altijd een winnende formule is, stond al vast, maar het is toch echt de stem van de frontman die hier de show steelt. Naast het feit dat hierin ook de theatrale grandeur van zijn podiumprésence lichtelijk doorschemert, komt de fragiele zang totaal onverwachts uit de lucht vallen, waardoor dit nummer als een elleboogstoot op de traanbuizen werkt.

Naast dat laatst genoemde nummer zijn er nog twee van dit soort excentrieke stukken te vinden. Waar Sunbather een aantal interludes kende die de drang tot experimenteren bevredigde middels effectpedaal frikandellerij en soundclips, zijn deze hier verheven tot volledige nummers. De eerste van deze twee, Near, is het meest lumineuze nummer van de plaat, met zijn dromerige shoegaze-achtige zanglijnen en galmende gitaarsounds. You Without End kent een soortgelijke glunder, al slaat de band hier wel een tikkeltje door op het melodramatische vlak. Er wordt een gesproken woord stuk in telefoonstem gebracht over wat simplistisch, maar tegelijkertijd grotesk pianospel dat wat doet denken aan de bombast van een band als Muse. Dit is tevens de enige plek op het album waar de geschreeuwde vocalen een tikkeltje misplaatst lijken te zijn. Het is jammer dat dit nummer het album opent, gezien dit een afschrikkend effect zou kunnen hebben op de luisteraar. Echter wordt hiermee wel direct de contrasterende toon gezet die als een rode draad door dit album loopt, en het vergt enige vorm van lef om de luisteraar hier direct mee te confronteren.

Pijn en geluk gaan hand in hand, en Deafheaven lijkt dit te beseffen. Dit werk klinkt alsof het afkomstig is van een band die zijn sores definitief achterlaat en kiest voor het leven. Het heeft een optimisme en levendigheid, al wordt dit nog altijd gecombineerd met contrasterende tragedie en melancholie. De black is gedegradeerd van een benauwde genrekooi tot slechts één van de prominentere invloeden, en daarmee bevrijdt de band zichzelf uit de klauwen van de ietwat claustrofobische sound die de voorgaande langspeler New Bermuda kende. Dit is een band die zijn vleugels durft te spreiden, en daarmee waarschijnlijk een groep van zijn fans gaat ontvreemden. Echter durft hij wel de evolutionaire stap te nemen die niet alleen nodig is om stagnatie te vermijden, maar daar bovenop essentieel is om het voortbestaan te garanderen, wat getuigt van lef. Op vele manieren lijkt het alsof Ordinary Corrupt Human Love de opvolger van Sunbather had moeten zijn, waardoor de logische vraag rijst: is dit het betere album? Een éénduidig antwoord geven op die vraag is vrijwel onmogelijk, gezien dat bijzonder smaak afhankelijk is. Mensen die de duisterdere, rauwe kant van New Bermuda omarmden zullen die vraag wellicht met een “Nee.” beantwoorden. De personen die de experimentele en zonnige kanten van Sunbather konden waarderen zullen hier echter uiterst positief over zijn. Ongeacht het kamp waarin je je schaart: wat staat vast staat, is dat dit Deafheaven’s meest consistente en coherente album is. En daarop mag gedronken worden. Een Corona welteverstaan, met een citroentje aan de rand, al liggend op een dekentje in het park, met een zonnebril op de knar, terwijl er wat voedsel ligt te sudderen op de nabije barbecue, een bluetooth speaker dit album afspeelt en jij je realiseert, net als de band zelf, dat het leven goed is.

Score:

86/100

Label:

Anti-, 2018

Tracklisting:

  1. You Without End
  2. Honeycomb
  3. Canary Yellow
  4. Near
  5. Glint
  6. Night People
  7. Worthless Animal

Line-up:

  • George Clarke – Vocalen, Piano
  • Kerry McCoy – Gitaar
  • Daniel Tracy – Drums
  • Shiv Mehra – Gitaar
  • Chris Johnson – Basgitaar

Links: