Het Amerikaanse Cultus Profano heeft alles om het te maken in de underground blackmetalwereld. Eerst en vooral is er uiteraard de opvallende zwart-en-witte-vlakken-corpsepaint, waardoor je onwillekeurig de link gaat leggen met een grootmacht als Immortal, maar vooral met Inquisition (waar het stilistisch én geografisch dichter bij aanleunt). Het zegt absoluut niets over de muziek die dit duo uit Los Angeles maakt overigens, want Immortal en Inquisition zijn niet direct de belangrijkste inspiratiebronnen hier. Wanneer je het debuut Sacramentum Obscurus uit 2018 beluistert, hoor je namelijk vooral Darkthrone met sporadisch een streepje Emperor. Misschien moet ik dit toch iets sterker formuleren. Wanneer je het debuut Sacramentum Obscurus uit 2018 beluistert, hoor je een regelrechte Darkthrone-kloon aan het werk, met héél sporadisch een streepje Emperor. Niet dat ik me daaraan stoorde eigenlijk, want de zelfgemaakte “Darkthronische” composities gingen er bij mij in als zoete koek. Beter een deftige kopie dan een afschuwelijk origineel, zeg ik altijd maar.
Goed, de band heeft dus een in het oog springend imago én een goede smaak. Daarnaast heeft drummer/vocalist Advorsus (Arthur Mendiola) ook de nodige ervaring. Hij is namelijk ook de drummer van de Amerikaanse deathmetalveteranenband Sadistic Intent. Collega Strzyga (Adna Kołodziej) is dan weer een dame zonder (voor zover ik dat kan terugvinden toch) enige noemenswaardige ervaring. Niet dat dat echt relevant is voor deze bespreking, want haar gitaarwerk is foutloos en ook op haar vocale capaciteiten valt niets aan te merken.
Met Accursed Possession is Cultus Profano toe aan zijn tweede album in vier jaar tijd (het betreft inderdaad een album uit 2020). Wat vooral opvalt is dat er een zekere stijlverandering is opgetreden, waarbij vooral de exclusieve invloed van Darkthrone sterk verminderd is. Accursed Possession brengt ons gitzwarte Scandinavische black metal zonder franjes, die eerder een synthese is van verschillende invloeden. Cultus Profano is zo niet meer te vergelijken met één specifieke andere band, wat natuurlijk altijd een goede zaak is als je je wil profileren als uniek concept. Men hanteert een sobere, directe stijl. Er wordt bijvoorbeeld geen gebruik gemaakt van synths en er zijn amper sfeergeluiden te horen. Cultus Profano doet het dus (quasi) uitsluitend met drums, snaren en stem(men). Een heel eerlijke, originele en gestripte versie van het genre dus. Dat is ook de indruk die het tweetal nalaat in interviews: kort van stof, geen tierlantijntjes, focus op de essentie en geen bullshit. Met hun muziek wil men naar eigen zeggen een duistere en boosaardige energie uitdragen en daarnaast uitdrukking geven aan de aanwezige gevoelens van woede, haat en blasfemie. Redelijk standaard voor een blackmetalband dus, maar de no-nonsense aanpak is wel een pluspunt.
De start van het album vergast ons op het enige sfeerelementje van het gehele album: klokken, een geprevelde preek in de achtergrond en gefluisterde bezweringen zetten Cursed in Sin, Op. 25 in gang. Wanneer de instrumenten inzetten is dat niet met een verpletterende snelheid of intensiteit, maar wél met loodzware en messcherpe akkoorden en een logge, doffe ritmesectie. Er zit hier en daar wel een versnelling in, maar door de eindeloze herhalingen in de (redelijk melodieuze) riffs en het gebrek aan ademruimte is dit geen licht verteerbare kost. Het valt nogal zwaar op de maag! Desalniettemin zit het nummer zeer evenwichtig in elkaar: elke overgang klinkt logisch (doch soms wat voorspelbaar) en de songstructurele cohesie is groot. De vocalen zijn van het hoge, geschreeuwde, wat hese type en dragen zeker niet bij tot de verteerbaarheid van het geheel. Maar zo hoort het ook natuurlijk! Stilistisch merk je overigens dat de Scandinavische invloeden worden aangevuld met elementen uit atmosferische black metal.
Net als op het debuutalbum hanteren de dame en heer van Cultus Profano op dit album een aanduiding met Opus (Op.) om aan te duiden in welke volgorde de composities (die term past hier toch wel, naar analogie met klassieke muziek) werden geschreven. Opus 16, Devoted to the Black Horns, is één van de “oudere” nummers op het album, maar ligt verder eigenlijk grotendeels in de lijn van het openingsnummer, dat dan weer het meest recente op dit album is. Devoted to the Black Horns, Op. 16 is zo mogelijk nog zwaarder en massiever dan Cursed in Sin, Op. 25. Het tempo zakt af en toe dusdanig in dat het, in combinatie met de onheilspellende riffthema’s en de donkere grafstem van Advorsus (of is het toch Strzyga?), veel wegheeft van een beklemmende nachtmerrie. Het nummer sleept zich voort als een monsterlijke pletwals die overloopt van de antipathie en negativiteit. De manier waarop deze emoties hier worden geventileerd is lovenswaardig en muziektechnisch is hier geen speld tussen te krijgen. Elke riff en elke drumstoot heeft een relevantie in deze lofzang op onze meest sombere emoties.
Accursed Possession zit dan ook propvol steengoede black metal volgens het boekje. En daar wringt dan ook het schoentje. Het album is solide en degelijk uitgevoerd, maar mist wat durf en, ja, een zekere meerwaarde eigenlijk. Iets extra, iets unieks, iets herkenbaars. Muziektechnisch zit het dus allemaal prima in elkaar, maar het springt jammer genoeg niet uit de grijze massa. Het enige nummer dat écht opvalt is het snedige Upon a Tomb of Sacrilege, Op. 24, dat vooral in het begin wat doet denken aan de Satyricon-cover van Sarcofago’s I.N.R.I. (te vinden op het machtige Rebel Extravaganza). Dit is toch een ander soort dynamiek dan op de eerste nummers, hoewel Upon a Tomb of Sacrilege, Op. 24 klaarblijkelijk net vóór Cursed in Sin, Op. 25 geschreven werd (en het verschil dus niet chronologisch te verklaren is). Met voorsprong het beste nummer van het album als je het mij vraagt, en dan vooral door de voortreffelijke wisselwerking tussen de gitaren, die elkaar prachtig aanvullen. Ook de vocalen varen mee op die golf van energie die het nummer voortstuwt. Ik hoor hier ook een groter aantal aparte melodieën, die stuk voor stuk zeer geslaagd zijn.
Eigenlijk doet Cultus Profano bijna alles perfect. Ze zijn er in geslaagd om zeer sterke riffs te schrijven, beheersen hun instrumenten duidelijk perfect en hebben de juiste sfeer en energie in de nummers gestoken. Jammer genoeg hebben ze nagelaten om een eigen identiteit, een herkenbare meerwaarde toe te voegen aan hun composities. Daardoor wordt het album niet naar een hoger (zeg maar het gewenste) niveau getild. Het drumwerk speelt hierin een tegenstrijdige rol vind ik: enerzijds is het bepalend en dragend voor deze muziek, is het redelijk strak ingespeeld en zorgt het daardoor voor de nodige punch, anderzijds is het toch allemaal wat té traditioneel en voorspelbaar.
Was dit album uitgebracht ergens midden de jaren ’90, iedereen was er dol op geweest. In 2020 mag je toch net wat meer verwachten. Degelijk, maar meer niet.
Score:
70/100
Label:
Debemur Morti Productions, 2020
Tracklisting:
- Cursed in Sin, Op. 25
- Devoted to the Black Horns, Op. 16
- Upon a Tomb of Sacrilege, Op. 24
- Towards the Temple of Darkened Fates, Op. 19
- Within a Coven of Shadows, Op. 21
- Tenebris Venit, Op. 23
- Crown of Hellfire, Op. 11
Line-up:
- Advorsus – Stem, drums
- Strzyga – Stem, gitaar
Links: