Corde Oblique – The Moon is a Dry Bone

Het geesteskindje van de Italiaan Riccardo Prencipe heeft wat te weinig aandacht gekregen op Zware Metalen. Mogelijk heeft het met de verdelingskanalen te maken van deze band, maar los daarvan is dit altijd een band geweest die wat moeilijk te rijmen valt met het metalgenre. De waarheid ligt wellicht ergens in het midden, maar we proberen het goed te maken met deze bespreking van The Moon is a Dry Bone. Inmiddels de achtste langspeler van deze man en zijn gezelschap. Het is immers niet correct om alles hier op de teller van één persoon te schuiven, er doen aardig wat personen een gastbijdrage en bovendien zijn er wat vaste muzikanten waar de man mee samenwerkt. Er is wel wat veranderd in die vijftien jaar tijd, maar nog steeds is dit nergens zware muziek. Wie het aanbelangt, leest dus verder.

Ethereal neofolk, darkwave en mediterrane prog zijn maar enkele benamingen die ik terugvind voor de muziek van Corde Oblique. Allemaal om het kind een naam te geven, want eigenlijk is deze stijl vrij uniek. Een post-/shoegaze-kant merk ik zeker op bij nummers als Almost Blue, maar dat is wel erg anders bij de rest van deze plaat. La Strada  brengt bijvoorbeeld een mooi uitgebalanceerd akoestisch nummer waar door Andrea Chimenti op ingezongen wordt en op die manier erg warm en diepgaand klinkt. Hoewel dit een popzanger betreft, wil ik die term niet in de mond nemen bij deze diepgaande akoestiek.

Prog komt dan weer kijken bij de titeltrack en het moge duidelijk zijn dat Corde Oblique nog nooit zo ver gegaan is op de progschaal. Dreigende, psychedelische neofolk die zich ontpopt, maar eigenlijk niet meer terugkomt op deze plaat van dit kaliber. Le Grandi Anime is opnieuw rustiger, met dit keer Caterina die aan het accordeongestuurde geheel een enigmatisch kantje geeft. Denitza van de band Irfan vindt dan weer helemaal haar weg in de Arabische feel van Le Torri Di Maddaloni, om de fakkel opnieuw door te geven aan Caterina op het rustige Il Figlio Dei Vergini. Op La Casa Del Ponte is er een leuke opbouw in het akoestische kader dat de beste man presenteert, met toch wel wat referenties aan Opeth, ondersteund door wat shoegaze. Het valt niet vaak voor dat Corde Oblique eens wat brengt in het Engels. Ik kan niet ontkennen dat het vaak wat wrang aanvoelt door de Italiaanse vocale stempel. Temporary Peace laat horen dat het allemaal erg mooi en harmonisch kan klinken met een Engelstalige inval en steekt er bij mij op die manier wat bovenuit. Mogelijk ook omdat dit nummer een mooie afwisseling kent, al kan ik niet ontkennen dat de Italiaanse vibe op Il Terzo Suono, met Miro Sassolini, me ook wel meekrijgt. Na een laatste maal Caterina op Herculaneum, sluit de band af hoe hij begonnen is, met het prachtige Almost Blue.

Moeilijk hier een stempel op te drukken, laat ons zeggen dat dit echt je ding moet zijn. Naar mijn gevoel is deze release van Corde Oblique de meest afwisselende geworden, maar daar schuilt ook wel de zwakte van deze plaat. Het springt erg van de hak op de tak, maar het neemt niet weg dat er een diepgaande artistiek schuilt in elk van deze nummers, welke noemer je er dan ook wil opplakken qua genre. Uitproberen als experimentele akoestiek met een Italiaanse vibe je ding zou kunnen zijn.

Score:

75/100

Label:

Audioglobe, 2020

Tracklisting:

  1. Almost Blue
  2. La Strada
  3. The Moon is a Dry Bone
  4. Le Grandi Anime
  5. Le Torri di Maddolini
  6. Il Figlio Dei Vergini
  7. La Casa Del Ponte
  8. Temporary Peace
  9. Il Terzo Suono
  10. Herculaneum
  11. Almost Blue, Pt. 2

Line-up:

  • Riccardo Prencipe – Gitaar, percussie
  • Caterina Pontrandolfo – Zang
  • Luigi Rubino – Piano
  • Edo Notarloberti – Viool

Links: