Enkele jaren geleden kwam in het nieuws dat de kleigrond in de streek van het West-Vlaamse Kortrijk en Zwevegem in staat is huizen te doen scheuren. Toen was de droogte de oorzaak. Van droogte hebben we niet echt last momenteel – eerder het tegendeel – maar toch zouden gescheurde huizen in die streek wel eens opnieuw in de media kunnen komen, en ditmaal door de loodzware doom-death van Columbarium, uit diezelfde klei afkomstig. Geen melancholische klaagzangen maar een organisch, zwaar en log debuut, meer Candlemass en Black Sabbath dan My Dying Bride, meer blues dan in mineur gespeelde treurnis. Vol occulte sfeer – een columbarium is trouwens een urnenmuur bij een begraafplaats – doomt debuut The Morbidious One door met hier en daar wat uitstapjes naar death. Eind september uitgekomen maar mij onbegrijpelijk ontsnapt. Blij dat ik mijn jaarlijst nog niet ingediend had, wàt een plaat!
De hekserige gesproken woorden door Tabasco Esmee (van Tyrant’s Kall), waarmee opener Eyes Bleed Black zich aankondigt, zorgen ervoor dat die occulte sfeer meteen uit de speakers stroomt. Al snel volgen drum, bas en gitaar die je samen overspoelen met een geweldige muur van geluid, bestaande uit een eenvoudige, maar zo effectieve doomriff. Een lage lead die mooie momenten van harmonie creëert weeft erdoorheen, terwijl je moeilijk anders kan dan meedeinen op de muziek. Zanger en bassist Pete horen we voor het eerst na zowat anderhalve minuut: een behoorlijk verstaanbare grunt die soms wat meer korrel en dan weer wat meer rochel kent, de muziek perfect complementerend. Halfweg, tijdens het rustige intermezzo, komt de hekserige stem terug, ondersteund door een variatie op de beginmelodie, met een mooie rol voor de basgitaar. Ze sluit haar tekst af met een geweldige krijs, waarbij het metalen instrumentarium weer invalt. Gewéldig, dat moment!
De opener van The Morbidious One is al sterk, maar voor mij gaan de daken van de gescheurde huizen er helemaal af met het titelnummer dat volgt. Niet door snelle razernij of breakdowns, maar door een riff die tegelijk met langzame en loodzware, niet aan te ontsnappen dreunen zelfs de fundamenten tot nutteloze kruimeltjes herleidt. Griezelig gefluister en sfeergeluiden leiden het nummer in en dan komt hij: de Riff (jazeker, deze verdient een hoofdletter). Eerst even op zijn eentje, en dan vallen drum en bas weer als één in. Na een aantal herhalingen wordt de Riff iets hoger gespeeld, een aanpak die we wel vaker horen. Maar dan keert Columbarium terug naar de beginnoten en legt onder de Riff nog een bijkomend zwaar, fenomenaal bastapijt om dit nog slepender te brengen. Machtig.
Net als de meeste nummers is er hier sprake van langere instrumentale passages. Zo horen we de zang pas na dik twee en een halve minuut, maar deze heeft dan wel impact. Kort nadien wordt de muziek aangevuld door subtiele, sfeerverhogende keyboardklanken, om over te gaan in een rustig intermezzo. Ditmaal wordt de rust echter ruw onderbroken en vliegt de band je venijnig in een sneller, durf ik zeggen swingend, doodsmetalen tempo naar de keel. En hoewel dit album zich in het tragere spectrum van ons geliefde genre situeert, weet Columbarium toch te verrassen: luister maar naar de manier waarop het tragere tempo terugkeert of hoe de Riff naadloos terugkeert na een knappe wah-wah gitaarsolo.
Na de eerste twee massieve doomfestijnen (die trouwens respectievelijk meer dan acht en negen minuten klokken) volgt het meer compacte Rivers Of Blood, waarin een grotere rol weggelegd is voor de zang van Pete. Hier blijkt dat hij ook niet vies is van een stevige krijsschreeuw. In de tweede helft van het nummer zakt de intensiteit even, terwijl de drum rustig doorgaat. De eenvoudige maar toch spanning opbouwende piano is een schoolvoorbeeld van ‘less is more’. Zo ook de eenmalige grunt in de tweede helft van Redemption, bovenop de dubbele basdrum die samen, zonder overdrijven, een knappe imitatie van rommelend gedonder neerzetten. Redemption kent bovendien een aantal snellere passages (snelheid is echter steeds relatief bij de bespreking van doom) die wederom aantonen wat ik hierboven aanhaalde met betrekking tot de symbiose van de instrumenten: mijn hele lijf van kop tot teen gaat erin mee.
Barefoot On The Moon, een sfeervol instrumentaal stukje muziek van een dikke minuut, zorgt plots voor een sterke nadruk op het melancholische. De stijlbreuk is te verklaren door het feit dat dit niet enkel gebracht wordt maar ook geschreven werd door Michelle Nocon (Of Blood And Mercury en voormalig Bathsheba en Serpent Cult). Mooi, dat wel, en na een aantal luisterbeurten klikt het toch in het geheel. Met Our Glorious Ways, een van de meest afwisselende nummers van de plaat, keert de doem helemaal terug. Met een iets hoger tempo dan de eerste albumhelft rollen de riffs wat meer en wordt de grens tussen doom en death meer opgezocht. Halfweg worden we – niet voor het eerst – getrakteerd op een gevoel van hier-komt-ongetwijfeld-een-duister-ritueel-aan en hoor je goed hoe geweldig de bas klinkt. Tijdens de doorstart naar de intussen gekende swingdoom horen we nog een paar indrukwekkende, knap geplaatste rochelende krijsen. The Morbidious One sluit af met het instrumentale A Cure For Everything/Get Back Alive?, een waar dynamisch doomriff-o-rama tijdens dewelke we Columbarium op zijn snelst horen.
Wat mij betreft is dit de doomplaat van het jaar. Ik zit er al weken naar te luisteren. De lengte van deze bespreking toont ironisch genoeg vooral aan hoe moeilijk het is om in woorden te vatten wat Columbarium hier presteert. Het is ongrijpbaar omdat het me helemaal doordringt. Muziek is persoonlijk natuurlijk, maar ik acht de kans groot dat The Morbidious One, u, beste lezer, ook zal inpakken en misschien wel een plekje zal veroveren in uw jaarlijst. Hebt u ons dit al bezorgd? Aarzel dan niet om ons te laten weten dat dit album ook op jouw jaarlijst een plek verdient!
Score:
91/100
Label:
Argonauta Records, 2023
Tracklisting:
- Eyes Bleed Black
- The Morbidious One
- Rivers Of Blood
- Redemption
- Barefoot On The Moon
- Our Glorious Ways
- A Cure For Everything/Get Back Alive?
Line-up:
- Koen Biesbrouck – Gitaar, keyboards
- Marc “Markie” Vangheluwe – Gitaar
- Vincent “Mille” Millecam – Drum
- Pete Jules V. – Basgitaar, vocalen
Links: