Civil War – Invaders

Civil War, door sommigen gekscherend ‘Sabaton of Fire’ genoemd, is een Zweeds power orakel. Een vette band die bij oprichting bestond uit vier ex-Sabatonleden. De specialiteit van deze Zweden bestaat uit Amerikaanse geschiedenis bezingen. Ik kocht ooit een dik boek over ‘Indianen in Noord-Amerika’. Erg interessant als je een interesse hebt in antropologie. Dit album heeft een kitscherige voorkant met een heroïsch opperhoofd inclusief verentooi in de kleuren van de Amerikaanse vlag die appelleert aan nationalisme en trots.

Tekstueel gaat het album met dat thema aan de haal. Het album heet niet voor niets Invaders. “Drive the invaders from our land” is een zin die je zeker gaat herinneren. “Wakan Tanka prevail, Spare one white man to tell the tale” is een ander. Het is duidelijk wie de hoofdrol speelt in dit verhaal, namelijk de inheemse bevolking van Amerika. Muzikaal zit het op de lijn van Sabaton, hoewel vocalist Nils Patrik Johansson wat meer heavy-metalinvloeden bracht. Zijn stem deed wel eens denken aan Dio. Hij verliet de band in 2016. Invaders is het eerste album waar Kelly Sundown Carpenter de vocalen voor rekening neemt. Het album telt zo’n 45 minuten, wat niet buitengewoon vadsig is voor een metalalbum deze dagen.

Civil War trapt af met het dikke Oblivion. Waar Kelly Sundown Carpenter met zijn 52-jarige leeftijd een zware indruk achterlaat. Hij pakt de melodie geweldig op, en zijn vibrato’s zijn nooit overdreven (ok, soms). Het drumwerk is voortvarend met dubbele bassdrums, maar ook veel ruimte voor dramatische rusten en intermezzo’s. Je wordt van links naar rechts geslingerd, mee op tour in deze volle achtbaan. Een vlezige solo ontbreekt niet, waarna de band een korte brug inlast om nogmaals het glorieuze refrein te presenteren. Lekker dit hoor!

Dead Man’s Glory is nog zo’n hitje, hoewel deze al uit 2019 stamt. Ook hier springen de vocalen er op positieve wijze uit. Misschien een beetje te theatraal voor menig metalliefhebber, maar ik eet uit zijn hand. De solo is ditmaal eerst een zwaarlijvige keyboardsolo en waggelt vervolgens verder met moddervette gitaaraanslagen, waarbij de bends niet ontbreken, en peper toevoegen. “Their only clemency, be the dead man’s glory”, ik schreeuw het mee hoor!  Tekstueel gaat het trouwens niet over Amerika, maar over de Ieren die tegen Vikingen vechten. Het opvolgende titelnummer heeft interessante elementen, maar is wat te langdradig. Desondanks is Invaders pakkend genoeg om de repeatknop te molesteren.

Heart of Darkness is een wat laffe ballad. Daar had wel wat meer gewicht aan mogen hangen. Hier werken de intermezzo’s wat al te vertragend, waardoor het een beetje rijden door een knollenveld lijkt: een hoop gehobbel, maar je komt niet echt ergens uit. Het refrein is redelijk sterk, maar net te voorspelbaar. De spanning valt daardoor weg.

Andersonville start met een militaristische roffels en keyboardambient om in de sfeer te komen. Deze bouwt spanning op naar een veelbelovende riff die brutaal invalt met een slide en de dragende drums van een goede swing voorziet. Het couplet pakt de rust die je verwacht na zo’n intro, geholpen door een zelfverzekerd en zeker basgitaarloopje. De zang hint naar Guns ‘n Roses. De extraverte vocalen in de brug vind ik werkelijk geweldig met die dramatische orgeltonen erachter, waarna de band vervolgens net niet genoeg kracht over heeft om in het refrein te leggen. De kogels zijn nét te vroeg geschoten, maar desondanks maakt de track een lijvige indruk.

Carry On begint met een EDM-keyboards. Gossie, dit is me veel te hip. Het afgeslankte couplet lijkt qua structuur op Andersonville. Zelfs de zanglijn leent een klein beetje van dat nummer. Vocaal is het verheffend, maar muzikaal net iets te voorspelbaar. Vooral de drums zijn wel heel erg geënt op een dancebeat.

Afsluiter Custer’s Last Stand geeft nog een goede zwiepert als afsluiter. De gitaren lijken wat zoekende in de coupletten, en ook de teksten zijn een beetje rijmelarij. De opbouw naar het refrein, en het refrein zelf beantwoorden goed aan de verwachtingen. Vooral de laatste maat waarin “This was Custer’s last stand, at the battle of Little Big Horn” wordt gezongen is als een kers op de taart.

Ik heb een paar liedjes overgeslagen, en dat heeft een reden. Namelijk dat het vullertjes zijn. Geen slechte tracks, maar gewoon verre van imponerend. Het album begint goed, maar na een track of zes raakt het album wat in het slop. Jeetje, ik klink echt als een oude zeikopa die zijn 20 cent korting op een netje mandarijnen bij de service balie gaat ophalen. Even serieus: Invaders is gewoon een sterk album, met een paar gedenkwaardige tracks die je eindeloos kan herhalen. Het is ook een groeiplaat. De eerste luisterbeurt was ik nog niet gelijk ingepakt, maar inmiddels heb ik een bescheiden verslaving aan dit album. Gewoon luisteren die zooi, zeker als je Sabaton kan waarderen. Luistertips: Dead Man’s Glory, Andersonville, Invaders, Oblivion.

Score:

83/100

Label:

Napalm Records, 2022

Tracklisting:

  1. Oblivion
  2. Dead Man’s Glory
  3. Invaders
  4. Heart of Darkness
  5. Andersonville
  6. Carry On
  7. Soldiers and Kings
  8. Warrior Soul
  9. Slaughterhouse
  10. Battle of Life

Line-up:

  • Daniel Mullback – Drums
  • Daniel Mÿhr – Keyboards, songwriting
  • Petrus Granar – Gitaar, basgitaar, songwriting
  • Kelly Sundown Carpenter – Vocalen, songwriting, teksten
  • Thobbe Englund – Gitaar

Links: