Summer Breeze dag 1: Lombardo leert drummen

Voor de 25e keer palmde Summer Breeze het plateau van Dinkelsbühl in. Een XL jubileumeditie, met het grootste programma dat het Duitse allround metalparadijs ooit bij elkaar raapte. Daar moesten we als graag geziene stamgast gewoon bij zijn. Zoals steeds combineerden we tijdens dat bezoek gekende acts met enkele tabula rasa gokjes. Zou er vanaf de eerste dag al een goudklompje tussen gezeten hebben? En hoe deed Dave Lombardo het bij z’n nieuwe band? Dit was woensdag op Summer Breeze 2022.

Als stunt posteerde Summer Breeze de affiche van de allereerste editie in 1997 op het Ficken Party Stage (zeg maar het campingpodium) op dinsdag. Voor vijf bands een extra dag verlof nemen is net wat van het goede te veel, dus starten wij toch maar op woensdag, die zich voor het eerst in de geschiedenis op alle podia afspeelt.

De omschrijving van wat Urne zou inhouden, lokte ons naar het Wera Tool Rebel Stage (het enige overdekte). Wij denken al jaren dat dat een veredelde asbak is, maar dat is fout. Efficiënte punktempo’s glijden door naar zwiepende thrash, spitante deathmetalvertakking en langs acide blackmetalnotelarij zakt het door naar schrapende doom. Dat blijft net zo boeiend als het leest, alleen tijdens de glimmende solo’s dooft de vonk even. Wetende dat dit blijkbaar de eerste show na exact één repetitie van de drummer is, is het echt wel straf hoe uitgerekend hij de stilistische symbiose op het perfecte moment met een dynamiekversnelling of een brute vertraging verdeelt. Moest het zo lastig niet spelen, de Britten  zouden de hele tijd op hun knieën gezeten hebben van dankbaarheid. “Dit is het meeste volk waar we al voor gestaan hebben”, glundert de frontman. Onthou het maar, Urne, dat ze trouwens ze zelf uitspreken als ‘aahrn’. Of zoiets.

“Perrrah!” Minstens 23 keer proest een blonde surfer in zwembroek  het eruit als inleiding voor een zoveelste beatdown waarmee Gutrectomy probeert het stof terug in de gortdroge bodem te slammen. Tegelijkertijd gaat er een kermistoeter af of gilt een ander groepslid als door een wesp gestoken, wat zomaar echt zou kunnen. De veelheid aan ostentatieve slaminslagen en de overijverige aankondigingen daarvan, tijdens dewelke bassist en zanger door elkaar beginnen te roepen, trekken de ernst van hun brutal death metal er genadeloos uit.

De Duitsers passeerden duidelijk al eens langs de bar, want de krampachtige pogingen om de squaels en gutturals zo ziek mogelijk te maken, pakken matig uit. Nochtans grijpt er behoorlijk wat agressie plaats in de pit op zowel de rommelige cirkelzaagsnelheid als de deathmetalmartelingen, hoewel die daveren als dertien in een dozijn. Crowdsurfers ten slotte beloont het aangeschoten kwartet met een groen pisangachtig drankje waarvan we de naam niet begrepen hebben.

Aangezien onze eerste gok op een Britse, ons voorheen onbekende, band goed uitpakte met Urne, besluiten we om opnieuw op een Engels paard te wedden. Vier merries eigenlijk met – laten we zeggen – ‘bijzondere’ manen. Groen, roze en bleekmiddel zijn de kleuren. Het zal waarschijnlijk één of andere modetrend zijn, er zit zelfs een stuk kappersshort tussen de vlecht van de frontvrouw. Anyway…hadden ze daar nu effectief vier merries gelijktijdig laten hinniken, het had wellicht toonvaster geweest dan de vierstemmige kattengeseling waarmee Hawxx onze balzak laat verschrompelen.

De schijnbare wirwar aan djenterige staccatostaken, die ze onder begeleiding van snijdende ijle atmosfeernoten de campinggrond insteken, waren ooit wel progressief, maar zijn intussen al zo vaak nagedaan dat het speciale eraf is. De brave poppunkrefreinen met fluwelen rags die daarop volgen zijn dat wel. In negatieve zin. Omdat ze zo fel afsteken tegen de bulderende kempersound van de djent en omdat poppunk sowieso op weinig positivisme hoeft te rekenen onder het metalvolk. Dan verdient hun boodschap, dat er best nog wel wat meer gelijkheid tussen mannen en vrouwen mag komen en dat geen enkele vrouw angstig over straat zou mogen lopen, meer positivisme.

In gestrekte draf (onze hardloopsessies tussen podia, nog zo’n jaarlijkse traditie) naar Testament. Daar benieuwt het ons vooral hoe Dave Lombardo het er van af zal brengen. Ongelooflijk maar waar: Dave kan simpelweg niet volgen. Of hij drumt zo los van de maat dat het trio snaarsterren er geen vat op krijgt. Het is echt één van die twee, want van het eerste setdeel blijven alleen mid tempo heerser The Pale King en het verschroeiend actuele The New Order iet of wat in de plooi. Bovendien domineren de chromatische bassen en de excentrieke toeren die Steve Di Giorgio daarmee uithaalt de geluidsmix in die mate dat het lijkt alsof alle schroeven die in het podium zitten zichzelf aan het losdraaien zijn. Niettemin is het stof vreten in een woeste pit met kloeke wall of death. Gekleurde rookzuilen blazen even willekeurig als Lombardo drumt en Chuck lult te veel tijdens de nummers.

Plots begint de zogenaamde superdrummer dan toch maat te houden. Into The Pit is de voorbode van wat een furieus tweede deel wordt. Steve Souza van Exodus komt slotnummer Alone In The Dark meezingen (hoewel het toch vooral de stemkorst van Chuck is die we horen), Alex Skolnick strooit met noten in zijn typische soleerhouding met de knieën tegen elkaar gedrukt en gitaar op de schoot en nu er wel lijn in het ritme zit, draaien Steve en Eric de riffkraan wagewijd open. Zo waren we erbij op de dag dat Dave Lombardo leerde drummen!

De headliner vandaag is er één die letterlijk alle trappen van de ladder beklommen heeft op Summer Breeze. We hebben ze nog geweten op het middaguur, een keer of drie rond de vooravond, een keer net voor de hoofdvogel en nu kan Eisbrecher all out gaan. Hoewel de Neue Deutsche Härte-gigant nooit van de grootse producties is geweest. De sobere podiumaankleding houdt het bij een stalen hoge kluis waarop de drum staat, met aan weerszijden een platform voor de synthesizers en de gitaristen. De kluisdeur fungeert als kleedruimte voor zanger Alex en er gaat een lachgolf doorheen de weide wanneer de deur klemt en Alex er pardoes tegenaan loopt.

Nadat hij opgekomen is in zijn gewoonlijke chique gentlemankledij, verandert zijn garderobe eerst in een poolreiziger, daarna een Beierse mondharmonicaspeler en tot slot een kapitein. Even daarvoor had het publiek hem verplicht zijn andere kledingstukken uit te trekken. Bij stem is de trotse charismabom echter al beter geweest, want passages die hij doorgaans met zijn hese, lage karakterstem resoneert, lost hij regelmatig op met zijn gewone stem. Nog steeds expressief, maar minder venijnig.

Muzikaal blaast een uit titanium optrokken gitaarmassief de tektonische platen onder Dinkelbühl volledig weg. Machtige turbinemechaniek en extatische electronica bliksemen zich rond de pompeuze riffs, terwijl de ritmesectie ramt als een sloopkogel. Sissende rookpluimen spuiten neerwaarts uit het dak en opwaarts uit het podium tijdens het aplombe This Is Deutsch, de centrifugale schwung van Sturmfahrt tolt als een tornado en de megatonzware aardbevingen van megahits Wass Ist Hier Los!? en FAKK zinderen titanisch door de boxen. Kippenvel en groepsgevoel zijn er dan weer tijdens het massale zwaaimoment van Eiszeit. Ja hoor, Eisbrecher triomfeert als headliner.

Wegens een veelheid aan mindere albums volgen we de volgende band op de T-Stage minder, maar nu ze er toch zijn en in het programma passen, willen we de symfonische death metal van Fleshgod Apocalypse nog weleens meepikken. De Italianen zijn nog steeds volleerde showmannen in hun gehavende Victoriaanse smokings, de vleugelpiano en de bannering die een operazaal neerzet op het podium. De in gewaden en vrijheidsbeeldkroon gehulde sopraan, die de dramatiek van de andere koorsamples verhoogt met dreigende aria’s, is nieuw voor ons. Het is goed dat zij af en toe het woord neemt, want Francesco is geen grote spreker en is de mening toegedaan dat elke zin op ‘-ah’ moet eindigen.

Hun gitarist is vandaag afwezig en daar heeft Fleshgod Apocalypse een hilarische oplossing voor. Ze hebben het lijk van Michael Jackson over een staak geschoven en er een gitaar aangehangen. “Geen enkele repetitie en hij speelt retestrak-ah. Hij zweet zelfs niet-ah”, grapt Francesco. De pop strooit inderdaad met de solo’s, terwijl de epische orkestbak bazuint op de backing track en de kortgewiekte staccatopatronen dan wel spreidende tremelogewelven de bombastpoorten uit hun hangsels blasten. De grunt is nog steeds schabouwelijk en hoewel hun orkestraties verschillen, is het metalgedeelte van de songs te inwisselbaar. Niettemin krijgen en verdienen de vijf Italianen en Michael Jackson de “snelste circle pit van Duitsland” en een wall of death.

Tot slot nog zo’n band die eigenlijk uit onze gratie gevallen is. Al is de reden bij Die Apokalyptischen Reiter iets ernstiger: al 15 jaar brengen stichter Fuchs en zijn kompanen consequent absolute rotzooi uit. De manisch positieve prettig gestoordheid van weleer is met geen stethoscoop nog te horen en het vertrek van keyboarder Dr. Pest vorig jaar was alweer een aderlating voor de al behoorlijk anemische ruiterbende. Live ligt die vinger nadrukkelijk op de wonde. Zeg maar dat hij schouderdiep in de wonde zit en er een zoutvat in ledigt: de twinkelende naïef optimistische deuntjes op de backing track zijn flinterdun en van beginnersniveau. Als ze er al zijn. Veelal zijn het kale akkoordenglijdingen of laveloze chuggelarij die galopdrums berijden.

Fuchs en zijn hoge ruiterslaarzen, rode hemd en loshangende gebretelleerde joggingbroek huppelen als vanouds. In de hoogte valt op dat zijn cassante timbre fragieler, zij het nog steeds toonvast, klinkt. Bij de sjamanistische bassist met beendercollectie en verbannen ridder die in het vuil woont gaan de positiewissels net zo houterig dan de nieuwe muziek, waaraan Die Apokalyptischen Reiter zich koppig blijven vastklampen. Lichtpuntjes: Friede Seih Mit Dir, Es Wird Schlimmer en Fuchs die tijdens de aankondiging van beide songs laat doorschemeren tot de wakkeren te behoren.

Links: