Seid – Svartr Sólde

Soms dan komt er wel eens materiaal voorbij waarbij ik al het voorgevoel heb dat het wel eens te indrukwekkend zou kunnen zijn om onbesproken te laten. Hierdoor zit ik dan ook niet zelden verstoken met een plaat die de middenmoot nauwelijks weet te ontstijgen. Tja, risico van het vak, hoor ik u denken. En daar heeft u ongetwijfeld helemaal gelijk in. Desondanks kon ik het niet laten om een album met de titel Svartr Sól (Zwarte Zon) aan mij voorbij te laten gaan. En toen ik constateerde dat mijn collega’s het plaatwerk net iets te lang links lieten liggen, sloeg ik toe en schreef ik mij in voor deze promo. Seid zou zomaar eens de uitzondering op de regel kunnen zijn.

Seid is een blackmetalband uit Stockholm, Zweden, dat met dit vierde album black in de Noorse stijl maakt. We horen dan ook een blackmetalkrijs met een flinke lading echo, rammelende drums, fijngevoelige leads, maar ook harde en obscure gitaarriffs. De zuivere gezangen geven de plaat een pagan karakter, maar de aandacht gaat toch het meest naar de stevige typische geluidsmanifestatie, waarmee we Noorse black identificeren. De bijgesloten promotekst rept over Satyricon (oud werk), Isvind, Enslaved en Darkthrone. En daar kan ik mij best in vinden als zijnde referenties om deze plaat van de Zweedse band te duiden. Het zijn dan ook vier-en-dertig beklijvende minuten die nergens overdreven innovatief worden, maar wel de juiste toets en toon weten te raken.

 
De nummers zelf zijn snel en agressief, maar verliezen desondanks nooit de ietwat mystieke totaalbeleving. Luister eens naar die heerlijk glijdende riffs gedurende Windows Everywhere of de geweldige opbouw van het afsluitende nummer imm þrír sex fimbul dauði. Daarnaast weet deze band het voor elkaar te krijgen om meerdere climaxen in een nummer te etaleren. Het tempo ligt niet altijd verschroeiend hoog, waardoor we soms ook wel even heerlijk met de ogen dicht kunnen afdwalen en mijmeren over de ruwere berglandschappen in het hoge Noorden. Met Call of Ægir opent de band overigens genadeloos, wanneer we in aanvang een hoorn en een krassende kraai horen. De blasts vliegen u om de oren in de niet al te moderne geluidsmix, die evengoed nog prima definieerbaar is. De melodische gitaarriffs roepen bij mij vooral een gevoel van weemoed op. Het zijn riffs die ongetwijfeld veel vaker in het verleden zijn gebruikt, door menig (black)metalband, doch sterk in uitvoering. Als er dan tegen het einde nog zuivere gezangen aan het nummer worden toegevoegd, staat het haar al snel rechtop mijn armen.

Het titelnummer kan ik natuurlijk niet onbesproken laten. De Svartr Sól gloort aan de horizon en verblind in eerste instantie mijn zicht (en gehoor) met orgelklanken, donderslagen en regen in een akoestische gitaarmanifestatie omhuld, waarna het harde geweld na ongeveer twee minuten losbarst. Een prachtige mid-tempo-cadans met allerlei variaties omgeven door weemoedige, melancholieke gitaarriffs, zuivere gezangen en de mystieke blackmetalkrijs. Het gescandeerde en meerstemmige refrein “Svartr Sól” is een hoogtepunt op zichzelf. De drumklopperij gaat gestaag verder, waarbij met name het dubbele baswerk in positieve zin opvalt. Hier werkt de band naar een beduidend ruwer einde toe om dit zo weer met die heerlijk glijdende riffs en zuivere stemgeluiden te vermengen.

Kortom, wanneer u zin heeft om eens een vrij gevarieerde blackmetalplaat te luisteren, zonder al teveel innovatieve nuances, beveel ik u deze plaat van harte aan. Het album klopt van begin tot eind en laat eens te meer horen dat ook deze Zweden weten hoe Noorse black moet klinken, of zoals hij zelf zegt: “May the flame never stop flickering”.

Score:

82/100

Label:

ATMF - De Tenebrarum Principio, 2024

Tracklisting:

  1. Call of Ægir
  2. Svartr sól
  3. The Great Flame Rises
  4. Windows Everywhere
  5. The Vessel
  6. Fimm þrír sex fimbul dauði

Line-up:

  • Osgilliath – Bas
  • Seiðr – Gitaren, Bas, Vocalen
  • Arant – Drums

Links: