Doomstar & Rompeprop’s jaarlijkse feestje Grindhoven blies op 30 maart alweer acht kaarsjes op de editie-taart uit. In de wandelgangen van Zware Metalen vingen twee van onze redacteuren, Alwin en Niels, geruchten op dat dit festival inmiddels een aardige cultstatus heeft bereikt, door zijn ouderwetse gezelligheid en de knettergekke acts die door de jaren heen het podium hebben gesierd. Reden genoeg voor dit duo oer-Brabanders om richting het hol van Grind-leeuw te trekken, diep in het hart van Eindhoven. Wat volgt is een sfeerverslag van één van de meest bizarre festivals die Nederland kent. De kiekjes komen van gastfotograaf Peter van der Wielen.
Het is een dissonant beeld: mensen die gesierd worden door lange baarden, lugubere tatoeages en duistere bandshirts pal naast een oud-Hollands draaiorgel zien dansen. En toch vangt dit beeld, dat we aantreffen bij de ingang van Dynamo, het Grindhoven-gevoel perfect. Er is plek voor serieuze zaken, met name op het muzikale vlak, maar misschien nog wel meer ruimte voor absurdistische onzin, in de beste zin van het woord. Zo blijkt ook als we na binnenkomst ons een weg banen door het Atrium. Deze centrale hangplek van het Dynamo complex functioneert als hub voor alle activiteiten vandaag, en is voor de gelegenheid omgetoverd tot een kruising tussen een Duitse bierhal en een strandtent. Lange biertafels, geplaatst onder parasols die versierd zijn met ballonnen, serpentines en slingers dus. Maar ook een boksbal, suikerspinmachine en feesthoedjes worden gespot. De toon is dus direct gezet. Maar, voor we ons volledig onderdompelen in deze gezellige (of minder gezellige, waarover later meer) idioterie dient er ook wat muziek te worden geobserveerd. Gezien we de start van het festival gemist hebben, haasten we ons naar de Main Stage (uiteraard via een kleine omweg langs de bar), om daar onze eerste band van de dag mee te pikken: het Russische Inopexia.
De joligheid die we aantroffen in het Atrium lijkt zich ook verspreid te hebben naar deze zaal, gezien het kleurrijke Mexicaanse worstelmasker van de leadzanger, die we voor deze gelegenheid maar even Rey Mysterio noemen. Woest gorgelt hij zijn onderwater Klingon lokroepen, doordrenkt met dik, zwart teer, de zaal in. Deze spot-on vergelijking komt overigens uit het brein van onze gastredacteur van dienst, Mark, die naar eigen zeggen ‘voor de gezelligheid’ meeging. Geen kennis van metal of ook maar iets dat in die richting komt, maar voor ons een welkom en onafhankelijk klankbord. Welgeteld twee minuten nadat we de zaal binnenstappen, is de set alweer afgelopen. Volgens programmering was er nog ruim de tijd, maar dat zegt bij Grindcore natuurlijk vrij weinig.
(Inopexia)
Met nog wat tijd te doden voor Johnny Bockwurst’s feestje begint, maken we van de gelegenheid gebruik de losse en vriendelijke sfeer van het festival tot ons te nemen. En dus halen we nog een rondje bier, terwijl DJ Steven Smegma en DJ Suikerspin ondertussen de ene na de andere knakenharde Grindcore-hit moeiteloos afwisselen met nummers als ‘Fichtl’s lied’ en Baardschurft’s vergeten meesterwerk Het filosofisch antwoord op elke vraag, wiens tekst volledig bestaat uit het uiterst diepzinnige ‘Trek maar aan m’n lul’. Zowel op onze lelijke smoelwerken als die van het publiek beginnen zich langzaamaan wat glimlachjes te vormen. Die lach wordt al vrij snel omgetoverd in een grijns van oor tot oor wanneer de heer Bockwurst even later het Atriumpodium beklimt en een kwartier lang een absurdistische show met een vette lading humor weggeeft. Letterlijk dan, want de ene na de andere bockwurst vliegt ons om de oren. Zonder vetvrij papiertje erom natuurlijk, gewoon uit het vuistje in je mik duwen. Ondertussen dansen op het podium de twee publieksopzwepers vrolijk verder, terwijl ze papiertjes omhoog houden waarop met viltstift ‘LALA’ is geschreven in kleuterhandschrift. Handig, voor het geval we de teksten vergeten zouden zijn. Ook worden we nog getrakteerd op wat bellenblazerij, en vanaf het podium bekogeld met chocolade euro’s en serpentine slingers. De boodschap is duidelijk: of we allemaal even mee willen doen. Johnny vraagt en Grindhoven antwoordt: het publiek doet gretig mee.
(DJ Suikerspin en DJ Steven Smegma)
(Johnny Bockwurst)
De balansmeter is inmiddels volledig doorgeslagen in het jolige. Nu is een polonaise lopen natuurlijk een kekke bezigheid, maar teveel van dit soort vrolijkheid komt onze gitzwarte zieltjes niet ten goede. En dus haasten we ons naar de Main Stage voor een ferme portie Satan aanbidderij. Bij Nasty Face lijkt het alsof de heer van beneden hoogstpersoonlijk uit de krochten van de hel naar het podium in de Dynamo is geklommen. De twee microfoons die voor ‘zanger’ Elliot Smith (bekend onder het pseudonym Ei) staan opgesteld suggereren dat er tussen het helse geschreeuw misschien wel wat cleane vocalen gezongen zouden kunnen worden, maar niets blijkt minder waar: het is cementstrot tot aan de finish, in verschillende gitzwarte smaken. Tussen die brulaperij schemert wel door dat de band duidelijk blij is dat men op Grindhoven mag spelen. Het bedankje hiervoor is een smerig, hard en donders strak optreden. En dat allemaal terwijl er een lila gekleurde opblaasalpaca crowdsurfend door de zaal beweegt. Het komt de sfeer en energie allemaal ten goede, getuigt ook een fanatiek rondzwaaiend piratenzwaard vooraan.
(Nasty Face)
Slechts enkele minuten later mag Teethgrinder op eigen bodem laten zien wat het waard is. ‘Nu staat er tenminste iemand met charisma op het podium’, buldert onze gastredacteur Mark na het eerste nummer uit. Wederom de spijker op zijn kop. De indringende, furieuze blik in de ogen van zanger Jonathan Edwards laat het publiek gelukkig niet verstijven van angst, maar zorgt ervoor dat het festival nu pas echt begint op te warmen. Dit is namelijk geen optreden, dit is een sonische aanval op de zintuigen. De overrompelende progressieve noisy blackened death grindcrust (of was het grindy deathnoise met progblackcore invloeden?) die de band brengt, wordt met zo’n belachelijke strakheid en overgave de zaal in gesodemieterd, dat stilstaan geen optie is. En dus verandert de voorste regio van de zaal in een ferme pit, terwijl een stukje daar achter de eerste stagedivers van de dag hun vleugels spreiden. Muzikaal gezien kon deze dag nog wel wat meer spanning gebruiken, en Teethgrinder brengt dat. Sterker nog, de band tilt hier gewoon even eigenhandig het festival naar een hoger niveau. Pluspunten ook voor Edwards, die zo hard met de microfoon op zijn eigen voorhoofd slaat dat hij aan het einde van de set de bloedvlekken in het haar heeft zitten. Of dit nu subtiele ode aan de goregrind is of niet, één ding is zeker: Grindhoven is zojuist tegen het kookpunt aangebracht.
(Teethgrinder)
Teethgrinder lijkt ons te hebben klaargestoomd voor alles wat er maar op ons pad kan komen, of dat nu een kudde mastodonten, een karavaan vrachtwagens of het gecombineerde geluid van meer dan vijftig tandartsboren is. Maar niet voor Harry Merry. ‘Harry is niet gek, Harry is anders’, tekenen we op uit een verslag van Rijnmond TV. En die verwarring is begrijpelijk. Harry, met bobkapsel pruik (zijn handelsmerk), lijkt lukraak op zijn keyboardtoetsen te drukken. Zijn teksten in vloeiend boerenkool-Engels zijn net zo willekeurig als de beroeringen van zijn handen op de Roland E-70 synthesizer voor zijn neus. Harry is inderdaad anders, en zijn muziek daarmee ook. Maar deze man is gewoon zichzelf, en figuren als Harry zijn er niet veel. Met zijn absurdistische, maar ook vrolijke muziek, trekt hij de bezoekers van dit festival uit hun gitzwarte comfort zone. En dat is wat de kracht van Harry Merry is. Harry is juist door Harry te zijn een succesvol artiest geworden, zelfs in Amerika. En dus worden de feesthoedjes opgezet, en gaan die handjes de lucht in. Na Johnny’s worstenfestijn is deze Atrium-act dus wederom een schot in de roos.
(Harry Merry)
Lichtelijk in de war maar volledig starstruck door Harry lopen we richting de Main Stage, om daar Korpse te gaan aanschouwen. Terwijl we zoeken naar een plekje is de band inmiddels al bezig aan een indrukwekkend stukje synchroonheadbangen onder begeleiding van lompe, logge en zware slamdeath beukriffs. Heel fijn om in onze huidige mentale staat deze vertrouwde handvatten weer te kunnen aangrijpen. Zanger Sven van Dijk klinkt alsof hij de microfoon niet nodig heeft om de bruut bulderende vocalen ten gehore te brengen. De overige bandleden zorgen tevens voor een stresstest van de funderingen. De riff-partijen mogen dan uitblinken in hun eenvoud, maar zijn daardoor des te effectiever. Ze zorgen niet alleen voor beweging ván, maar ook ín de Dynamo zaal, die tegen het einde van de set wel wat leegloopt. Nee, niet richting de strandtentjes/bierhal, maar naar het podium. Als een soort metal-groepsyogasessie staat het podium uiteindelijk helemaal vol enthousiaste headbangers, voetenstampers en vuistballende Grinders. En, blijkbaar, een verdwaalde Los Del Rio-fan, die doodleuk de Macarena ten tonele brengt (held!).
(Korpse)
Voor uw nederige verslaggevers breekt dan nu (naar verwachting) het exotische hoogtepunt van het festival aan, helemaal afkomstig uit Singapore. Dynamo maakt zich op voor Wormrot. Deze mannen blinken uit in hun soberheid, zeker gezien de rest van deze dag. Gekleed in simpele zwarte shirtjes, zonder tatoeages of verdere poespas, worden er wat kleine soundchecks gedaan terwijl zanger Arif Rot nog even de springspieren rekt. Luttele seconden later (want: Grindcore) gaat de band van start als Usain Bolt die een dag eerder pittig Mexicaans heeft gegeten (waarschijnlijk heeft hij samen met Inopexia’s Rey Mysterio gedineerd). Vrijwel direct is het apenkooien geblazen. De idioot strakke blastbeats van drummer Vijesh Ghariwala (die er uit ziet als de verloren Aziatische broer van Fabio) worden ranzig besmeurd met het dissonante en plompige gitaarwerk van Rasyid Juraimi, terwijl het lijkt alsof er ondertussen een houtzagerij op volle toeren aan het draaien is in het strottenhoofd van de eerder genoemde Arif Rot.
(Wormrot)
De intensiteit van dit drietal is bizar, en wordt een enkele bezoeker zelfs bijna fataal. Een ongecoördineerde, idiote stagedive actie, totaal vanuit het niets, eindigt in een knakenharde collisie met de vloer, die helaas geen millimeter meegeeft. Ook de band ziet het gebeuren en stopt de set om even te checken of alles goed is. Als de dolle duiker haast levenloos oogt bij het oppikken, nemen de zorgen even toe. Enkele minuten later kan hij gelukkig enigszins bij kennis afgevoerd worden. Een duimpje naar het podium is het teken voor Wormrot om de set moeiteloos te hervatten. Uiterst knap, er is geen terugval of concentratieverlies te bespeuren bij de mannen. Dit zorgt ervoor dat het publiek ook weer vrij snel is bekomen van de schrik en vrolijk verder gaat met het bouwen van pits en opvangen van stagedivers, ditmaal wel gecoördineerd. Het is een bijzonder gezicht en gehoor hoe dit drietal, in al zijn eerder genoemde soberheid en kalmte, zoveel fijne herrie en aanstekelijke energie kan produceren. Elk nummer wordt dan ook bejubeld met een maalstroom aan gebalde vuisten, zelfs het zes seconden durende Still Irrelevant. Wormrot is verfrissend in al zijn eenvoud. De presentatie en professionaliteit op het podium bevestigen dat het de band echt alleen maar om de muziek gaat. Dat dit trio zich niet alleen staande weet te houden tussen al die verkniptheid, maar zich daar bovenop tot heer en meester van de dag mag kronen, is een heel dik compliment. En dat alles terwijl enkele bandleden met griep op de planken stonden.
(Wormrot)
Maar, zoals de betere variant van het gezegde dicteert: na zonneschijn komt regen. En blijkbaar lag er deze keer een orkaan op de loer. Het is namelijk tijd voor de 25 meest bizarre minuten die we beiden in ons leven hebben mogen meemaken. Nee, dit is geen overdreven statement. Jean-Louis Costes mag namelijk het podium van het Atrium betreden om wat ‘moderne performance art’ te brengen. Wat relatief onschuldig begint met het stoten van de pelvis met een dildo in de hand terwijl er wat kreun geluiden worden gemaakt, mondt al snel uit in een smörgåsbord van ziekelijke perikelen zoals het proppen van de eerder genoemde dildo in de schaamstreek van een babypop onder een maniakaal gelach. Kledingstukken lijken ook uit te moeten, als je de BH om de tengere borstkast van de Fransoos niet meetelt, en het duurt dan ook niet lang voor de genotsknots van de beste heer het daglicht ziet. Natuurlijk, laat maar lekker wapperen joh. Het gemiddelde alcoholpromillage van het publiek ligt er inmiddels hoog genoeg voor.
Nu zijn we best wel in voor wat plat vermaak. De joligheid van Johnny Bockworst en Harry Merry gingen er immers in als koek. Ook hebben we een aardige tolerantie opgebouwd tegen smerige toestanden. Zo schiet het veelvuldig gebruik van varkensbloed tijdens het optreden van Dark Buhdda Rising op Roadburn 2012 te binnen. Maar dat heeft nog enigszins functie. Wat hier op dit podium volgt niet. Een brede geest hebben is één ding, maar het leegspuiten van een bus slagroom in de eigen bilnaad, hier doorheen wrijven en het vervolgens met dezelfde hand in het gezicht smeren terwijl je roept ‘Look mommy, I cleaned myself!’, gaat voor ons toch een stap te ver. Laat staan het aflikken van een speelgoeddolk die je net in je eigen anus hebt geduwd. Om nog maar te zwijgen over het (bijna) verminken van je penis met een stanleymes, en vervolgens het ‘bloed’ (dat later tomatensaus bleek te zijn, godzijdank) het publiek in te smijten. Dit is een andere dimensie van krankzinnigheid, en het proberen te ontcijferen van de symboliek, met de hoop daarin een punt, of diepere laag aan te treffen is gekkenwerk. Terwijl de roodheid van ons af sijpelt, sijpelt het besef dat onze onschuld voor eeuwig van ons ontnomen is langzaam binnen. De krassen die dit ‘stuk’ op onze zielen heeft aangebracht zijn niet te helen.
(Jean-Louis Costes)
Wat er op dit moment van onze zielen over is, dragen we onder onze armen al schuifelend mee naar de Main Stage, waar Misery Index de dag mag gaan afsluiten. En wat zijn we blij om er te zijn. Terug naar de bekende wereld van bier, zwarte shirtjes en mannen met lange haren uit het hoofd en/of de kin, op een podium. Vooral de lekker beukende riffs en afstraffende drumpartijen klinken als een welkome verademing. Misery Index is voor ons beiden een relatief onbekende band, de eerlijkheid gebied dat te zeggen. Desalniettemin is het genieten geblazen van de rete-strakke en foutloze manier waarop het allemaal aan elkaar wordt gespeeld. Tijdens een kort praatje vraagt zanger/gitarist Mark Kloeppel zich toch af wat die rare side-act was met al die bockwursten. Jij lucky bastard, met je onbeschadigde brein. Die van ons lijken namelijk wél permanente schade te hebben opgelopen, of zijn hopelijk slechts overrompeld. Of het komt door de illustere act van zo even, of omdat Teethgrinder en Wormrot toch meer indruk wisten te maken, merken we dat onze interesse begint af te nemen. De mensen in de zaal zijn daar echter niet op te betrappen, en dat is volkomen terecht. Misery Index zet hier namelijk een poepstrakke headline set neer, en mag zich zonder schamen een waardige afsluiter van dit compleet geschifte festival noemen. Het is voor ons echter niet meer weggelegd. En dus wordt het kluissleuteltje na een kleine drie kwartier uit de broekzak gevist, de desbetreffende kluis geleegd (inclusief aangeschafte Wormrot-shirts), en maken we aanstalten om richting het treinstation te gaan.
(Mysery Index)
Men kan pretenderen dat punk en metal serieus genomen dient te worden, en tot op een bepaalde hoogte is dat ook zeker zo. Maar eerlijk, als men echt objectief zou zijn, heeft het een dwaasheid. En die dwaasheid wordt hier op een voetstuk geplaatst. Vergeet de dagelijkse beslommeringen en laat je onderdompelen in een wereld die idioterie en onzinnigheden viert. Het leven is te kort, dus lach, drink nog een pul bier, prop een bockwurst in je voedselgat en luister naar Grindcore. Volgend jaar weer!
Foto’s:
Peter van der Wielen (Pepalaje Photography)
Datum en locatie:
30 maart 2019, Dynamo, Eindhoven
Links: