De maniakale spreekstalmeester van Avatar over het nieuwe album, vreemde dromen en een Manowar-song voor links

Notitie: als je Johannes Eckerström van Avatar gaat interviewen, bereid dan niet te veel vragen voor. Dat had ik – voordat ik afreisde om hem in Amsterdam te ontmoeten– natuurlijk wel gedaan, maar Johannes blijkt een sympathieke spraakwaterval die zijn verhaal bijna in ‘stream of consciousness’-vorm doet. Zo ontstaat een soort achtbaanervaring waarbij we alle kanten opschieten, maar toch gewoon weer uitkomen waar we moeten zijn. Want als ik de opnamen uitwerk, blijkt hij stiekem toch behoorlijk wat interessante informatie over het nieuwe album van zijn band te hebben gelost. Oh, en over touren met Iron Maiden, hoofdact zijn op het Alcatraz-festival en over waarom duisternis en licht niet contrasteren… Riemen vast, daar gaan we weer!

Ha Johannes, een maand geleden stond je nog te knallen als hoofdact van het Alcatrazfestival en nu zit je plots aan een tafel een persronde te doen. Hoe gaat het dan met je?

Eigenlijk best goed. Dank voor het vragen! Weet je wat het is: we hebben de persronde al jaren niet meer zo gedaan. Eerst vanwege de pandemie en daarna was iedereen gewend aan Zoom. Zo deden we het ook voor onze laatste plaat, dus dit (in een paar dagen door diverse landen reizen om de pers te woord te staan) voelt eigenlijk wel speciaal. Ik ben in mijn hoofd nog genoeg kind om een beetje verliefd te woorden op die ‘jet set vibe’. Vliegen tussen Europese grootsteden en over mezelf praten, daar kan ik de charme wel van zien (lacht). We zijn ook geen Top-40-popact ,dus ik hoef dit geen drie maanden te doen. Het is een week en dat is prima. De nieuwigheid ervan voelt nog steeds heel goed.

Na een week zal je ook nog wel enthousiast over de muziek kunnen praten. Dat wordt na drie maanden misschien wel anders.

Precies. En die grotere acts moeten ook gekkere dingen doen. Op TV  in een ballenbak duiken en dergelijke. Wij hoeven niet in spelshows te verschijnen.

Wie weet komt het er nog eens van. Het is alweer tweeëneenhalf jaar geleden dat Dance Devil Dance verscheen. In die tijd hebben jullie veel optredens gedaan: als support van Iron Maiden maar ook grote shows als hoofdact. Zijn er shows geweest die er echt uitsprongen?

Vermoedelijk, maar daar moet ik even over nadenken, vooral omdat je vraagt naar optredens van de laatste tweeënhalf jaar. Dan moet ik bij mezelf toch even nagaan waar we in die tijd allemaal geweest zijn.  Nou vooruit, Alcatraz, de laatste show die we speelden, stak er echt bovenuit. Kijk we hadden natuurlijk een heel goede tijd toen we stadionoptredens deden met Iron Maiden. Maar we hadden die goede tijd terwijl we heel hard aan het werk waren om onszelf voor te stellen aan een groot nieuw publiek. Dat vraagt veel aandacht. Ik kom het podium op en ga op mijn ‘gift box’ staan en kijk en luister. Ik wil begrijpen waar het publiek is en vandaaruit waar ik ze naartoe kan brengen. Dat lukte goed en dat is ook wat we doen. Het was een heel toffe manier om de zomer door te brengen, maar het was werk.

En daarna, na dat harde werk, gingen we naar het Alcatraz-festival, met ook een ‘big-ass’ publiek. Maar dit waren onze mensen, mensen die in mosh pits leefden en aan het crowdsurfen waren. En ze kenden de teksten en alles al. Dus voordat ik opkwam, stond ik te luisteren: waar zijn ze en waar moet ik ze (nog) naartoe brengen? Maar toen ik het podium opliep zag ik meteen: ze zijn er al! Er is altijd een geven en nemen tussen band en publiek bij een liveshow, maar hier gaf het publiek vanaf het begin al zoveel… Zo kregen we, nadat we ons een maand steeds hadden moeten bewijzen, direct een ‘on top of the world’-gevoel. Of in ieder geval toch meer het gevoel dat we thuis waren. Dat maakte (bijvoorbeeld) die show zo speciaal.

Daar kun je wel wat mee? Ik kan me herinneren dat ik jaren geleden naar Soundgarden in Vredenburg ging. De zaal stond al op zijn kop voordat de band opkwam en het leek erop dat juist dat alle energie uit Chris Cornell deed weglopen: ze waren er al!

Hmm, opvallend. Voor ons is het dat geven-en-nemen-ding: wij zijn de helft van de show en de fans zijn de helft van de show. Bij de beste optredens doen we het echt samen. Het wordt een gezamenlijk iets. En zelfs als het publiek er bij aanvang al helemaal bij is, dan moeten we de fans nog steeds mee op reis nemen. We spelen lang met veel theater en juist dan moeten we werken om het publiek daar te krijgen waar wij willen. Soms moeten we de energie dan juist wat intomen. Zeker als die in het begin al helemaal aan de top zit. Een spanningsboog van twee uur vraagt om een afwisseling in energieniveaus.

Toch kan ik wel een beetje inkomen in wat je zei. Er zijn verschillende soorten van voldoening en de beste is als je er veel werk in steekt, iedereen meegaat en je aan het einde het gevoel hebt dat je het optreden echt ‘genaild’ hebt. Dat is anders dan dat je het gevoel hebt dat je waardering krijgt voor wat je in het verleden al hebt gedaan. Daar zit zeker iets. Maar goed, daar zijn we nog lang niet beroemd genoeg voor en we zijn zeker nog niet op het niveau van Soundgarden in 1996. Dus het kan zijn dat het me misschien zou gaan vervelen, maar op dat punt zitten we nog lang niet.

Heb je voor de nieuwe plaat ook iets meegenomen van de live-ervaringen van de afgelopen jaren?

Waarschijnlijk wel. Dat is nu eenmaal het proces. Onze albums zijn veelal een ‘snapshot’ van wat we hebben meegemaakt. We werken niet volgens een formule van afspoelen en herhalen. Dat maakt dat wat er in onze levens gebeurt de aanzet is voor wat er daarna komt. Wanneer we een goed gevoel hebben over wat we gedaan hebben – wat tot nu toe eigenlijk altijd het geval is – betekent dat automatisch dat we klaar zijn met, en zelfs wat verveeld zijn over, wat we gedaan hebben. Dat wil zeggen: live spelen van Dance Devil Dance verveelt nog niet, maar ik heb wel het gevoel dat ik in artistiek opzicht klaar ben met de benadering die we voor dat album hadden. En omdat ons gevoel zo werkt, is elke nieuwe plaat een reactie op wat er eerder is gebeurd.  

Daarom komen we met nieuwe regels voor onszelf, een nieuw kader om in te werken. Bij Dance Devil Dance hadden we echt de bedoeling om een album te maken dat recht voor zijn raap was. In mijn hoofd is dat een rock-‘n-rollplaat. Je weet wel: speel de riff, speel het refrein en gaan! Veel van de nummers op dat album zijn zo opgebouwd. De plaat heeft één overkoepelende sfeer. En bij Don’t Go In The Forest hebben we dat helemaal losgelaten. Dat staat vol van de wendingen. In Dead And Gone And Back Again schieten het in het middenstuk ineens naar dubbele snelheden en speed metal. Dat was voor Dance Devil Dance “tegen de regels”. Daar konden we geen langzaam nummer maken dat ineens snel werd. Elke song is zijn eigen dans en als je een bossanova speelt, dan zet je daar geen salsa-middenstuk in. Het volgende dansje mag een salsa zijn. Dus je speelt een langzaam nummer, maakt dat af en daarna speel je een snelle song. Dit keer: “screw that!”. Het werd veel vrijer.

Dus je keek meer naar waar de song naartoe wilde?

Ja, precies. En dan zien we wel wat werkt. Want, weet je, als muziekliefhebber houd ik van een miljard verschillende stijlen. Ik waardeer Genesis net zozeer als AC/DC, als we naar muziek uit de jaren ’70 kijken. Maar het is heel duidelijk dat zij hun muziek in totaal verschillende kaders en ideologieën opbouwden. Daarmee geloof ik dus niet dat er één waarheid is over wat de juiste manier van muziek maken is, maar ik geloof wel dat je je op één moment moet toeleggen op één manier van denken. Je kookt pasta of rijst, niet allebei tegelijk. Daarmee zeg ik niet dat rijst beter is dan pasta, maar het is wel zaak te kiezen. Het is dus zaak om volledig te kiezen voor een bepaalde denkstijl voor een album. Het moet steeds – in ieder geval voor ons – een overkoepelend gevoel of een overkoepelende visie hebben.

En wat is daarbij de gemene deler van Avatar? Want als je per album een andere keuze maakt, wat maakt het dan nog Avatar?

Over de tijd heen bedoel je? Omdat het door ons is geschreven en uitgevoerd. In het vorige gesprek kwam de naam van The Beatles naar voren. Ik ben een enorme fan van die groep. Kijk naar de reis die zij maakten in slechts een jaar of acht. Maar het klinkt altijd als The Beatles. Het is niet alsof Come Together minder als The Beatles klinkt dan Please, Please me. Maar het zijn hun eigen ideeën met hun gevoeligheden, met hun talenten en ook hun beperkingen. Want ze zijn wie ze zijn. Ze zitten vast aan zichzelf. En ik denk dat dát het geheime ingrediënt is. Zoals ik probeer om mij als zanger te verbeteren en nieuwe trucs te leren, maar nog steeds vastzit aan mijn eigen mond. En daardoor klink ik altijd als mezelf, wat ik ook probeer.

Dus er is nooit een idee of nummer dat weggegooid wordt omdat het niet genoeg als Avatar klinkt?

Nee, want als wij met zijn vijven er redenen in zien om het goed te vinden en eraan willen werken, dan is het duidelijk Avatar, want wij zijn Avatar. Kijk, ik kijk graag naar jazzmuzikanten die me akkoorden uitleggen op YouTube en dan probeer ik die op de piano en soms … Ik houd ervan om even een ander genre in te duiken en een klein stukje te lenen, maar Avatar zal nooit een jazzalbum maken. Het gaat nog steeds allemaal door het filter van heavy metal.  Dus dat is misschien het enige deel dat een soort formule is, dat de regels stelt: Avatar is een metalband. Een metalband die is opgegroeid met muziek uit de jaren ‘70 en ‘80, terwijl we druk bezig waren om technische death metal te leren spelen, erg jong waren en afkomstig zijn van de Zweedse westkust. Al die dingen hebben ons gevormd. Zij zijn deel van ons DNA en van waar de vingers op de gitaarhals gaan.

En zelfs als je zegt dat Avatar een heavymetalband is, dan is er een track als Howling At The Waves met veel toetsen en melancholie, dus jullie trekken de grenzen ook niet al te strak…

Er is altijd ruimte! Black Sabbath kwam met Changes, een beetje in die logica. We hoeven niet elke keer een ballad te hebben, maar als het nodig is, is daar ruimte voor. Op het vorige album was Train dan wel geen ballad, maar ook daar was ruimte voor iets kleiners. Dus in zekere zin is het geen heavy metal in strenge zin, maar tegelijkertijd gebruiken we het pianodeel als de hoofdriff en daarmee is de methode nog steeds heel gelijkaardig. Als ik het hardop zeg, is het misschien (te) voor de hand liggend, maar het hele idee van een heavymetalband gaat in zekere zin over Black Sabbath en gaat daarom over het verzinnen van een riff en dan uitzoeken wat het meest logisch is dat de drums doen. En als je dat goed doet, dan zou het emoties moeten oproepen voorbij “oh, coole riff, coole beat.” Wanneer dat samenkomt, zie je een stadslandschap, of zie je oorlog, of zie je het bos, of wat dan ook. En Howling is op dezelfde manier ontstaan. Ik had die ideeën op de piano en het was oké en we werkten eraan, maar het was pas toen John (Alfredsson, drummer) me tijdens een soundcheck begon te begeleiden terwijl ik bij de piano zat te rommelen, dat hij de juiste beat ervoor vond. En plots waren we op het strand.

Dat melancholische ding, dat deed mijn hoofd meebewegen en het deed me denken aan… In delen komt het uit een droom die ik had. Die was op momenten wat vergelijkbaar met de film Eternal Sunshine of the Spotless Mind. Ze lopen daar op het strand en om hen heen stort de wereld in. Ik had een droom die daar die niet ver van aflag: ik probeerde mezelf te redden uit enorme golven door omhoog te klimmen. Je weet wel, als je in een droom probeert recht omhoog te klimmen en de golven trekken je naar beneden. En ik probeerde mijn toenmalige toekomstige vrouw met me mee omhoog te nemen en vooral niet los te laten. Zo’n soort strijd kwam omhoog bij de drums en de akkoorden van het refrein. Het begon als vanzelf die beelden te schilderen en dan weet je: oh, daar is de song!

En dat is precies hoe Hail The Apocalypse is gemaakt… met dien verstande dat die tekst me een soort werd aangeleverd omdat Tim (Öhrström, gitarist) de riff en een drumthema had. Ik hoorde dat en het was duidelijk: dat is een man die op straat staat en een bord omhoog houdt met de tekst “het einde is nabij. Hij is doemsdagprofeet midden in een stad. En hij kijkt omhoog en ziet de bommen vallen. Het einde waarvoor hij had gebeden, komt daadwerkelijk. Als de muziek zelf mijn verbeelding aan het werk zet, dan werkt het.

Sommige mensen in de muziek hebben synesthesie (verschijnsel waarbij een zintuigelijke waarneming één of meerdere andere zintuiglijke indrukken oproept, Devin Townsend vertelt dat hij muziek in kleuren ziet, red). Ik heb dat niet, maar mijn versie is meer in het intellectuele dat het een beeld schetst waar ik dan woorden aan moet geven. Het kan ook heel basaal zijn, zoals een goede ZZ Top-riff je het gevoel geeft dat je over een Amerikaanse snelweg rijdt. Je kunt aan de eettafel zitten, maar je voet gaat naar beneden en je wilt sneller. En het is mooi weer, je weet wel. Ik denk dat we dat allemaal wel voelen, misschien in verschillende mate, en omdat ik nummers schrijf wordt het meer een oefening daarin om het te verwoorden.

Maar er is ook muziek die meer regenachtig klinkt. Als zijdingetje improviseer ik op de piano: in het zand tekenen en weer verwijderen, ik hoef de nummers niet af te maken. Het gaat er alleen maar om om dingen “in het moment” te verzinnen. Ik was daar mee bezig en ik was echt weg van waar het stuk naartoe ging en ik vroeg me af waarom dat nu zo was. En ik kijk naar buiten en ik denk: o ja, het regent. Ik “speel” regen. Dat is totaal abstract, maar sommige muziek klinkt nu eenmaal als regen en andere als zonneschijn. Wanneer je dat soort dingen begint te voelen kun je veel verfijnder en geavanceerder worden.

Het is ook een manier voor mij om de kwaliteit van een idee te meten, van mezelf of iemand anders in de band. Als het een beeld schildert, dan is dat meestal gelijk aan een pakkende riff. Maar ik denk niet: oh, dat is een radiovriendelijke riff. Het is veel meer: oh, dat is een auto.

Dus je bent niet zozeer op zoek naar inventieve patronen of moeilijke notensecties?

Nee, ik bedoel, dat is deel van het proces van van muziek houden en ik ben ook een beetje een muziektheorie-“geek” en ik leer graag. Ik houd er van om van tijd tot tijd een oud jazznummer bij de kladden te grijpen en uit te zoeken dat wat dat ene chromatische ding is, dat op de een of andere manier toch past: je verhoogt de vijfde op de dominante zodat je chromatisch naar beneden kunt enzovoort, maar dat is meer om te zien hoe je dat doet en om het daarna te leren spelen.

Uit dat leren ontstaat dan – soms bewust – de gedachte om er daadwerkelijk iets mee te doen. Wanneer het in je hoofd of vingers gaat zitten, dan groeit het organisch tot iets en dan gebruik je misschien 1% van dat jazzconcept, om je vinger net iets anders te bewegen dan je de laatste twintig jaar hebt gedaan, weet je?

In het promopraatje staat dat het album allemaal nummers en concepten bevat die de band tot nu toe nog niet heeft aangeraakt…

Of in ieder geval op een manier die nog niet eerder door ons gedaan is.

Het lijkt ook te zeggen dat de tijd eerder niet rijp was voor jullie om deze dingen te doen, maar nu wel. Wat maakt dat dit de juiste tijd is. Hadden jullie eerder de moed niet?

Dat is waarschijnlijk waar, in de zin dat elke keer als we een album maken ik het gevoel heb van “eindelijk wat eerlijkheid”. We waren eerder net zo oprecht en trouw aan onszelf als nu, maar als je jezelf toestaat te groeien en te rijpen en van mening te veranderen… het idee van de mens is een ui en je kunt altijd nog een volgende laag bullshit afpellen. Ik weet niet of ik heel langzaam werk naar het moment – tegen de tijd dat ik zeventig ben – dat ik misschien man genoeg ben om de tekst “Baby, I love you” te schrijven, bijvoorbeeld. Ik ben daar misschien nog ver vanaf, maar als we weer naar Howling At The Waves kijken… Relaties hebben eerder ook wel onze songs vormgegeven. A Secret Door was in zekere zin ook zo en Paint Me Red is zeker zo. Maar ik denk dat er nog meer eerlijkheid is in Howling at the Waves. Dat soort kwetsbaarheid, bijvoorbeeld.

Maar het geldt ook voor Magic Lantern dat reflecteert op mijn jeugd op een manier waarvoor ik eerder niet echt ruimte had gevonden. En veel daarvan komt uit dromen of een intuïtieve plek. Want dat was dit keer cool voor mij wat betreft de teksten. Ik denk dat voor ons allemaal geldt dat, of het nou gaat om het schrijven van een nummer of het renoveren van de keuken of bedenken wat voor verjaardagscadeau je iemand zal geven, ideeën vaak op een heel abstracte manier ontstaan, misschien nog wel meer als het om artistieke ideeën gaat. Die eerste impuls komt ergens uit je onderbewuste, uit wat je denkt als je even niet denkt. En als je je dan voorstelt dat je duikt in dat donkere meer, helemaal naar de bodem zwemt en daar in de modder iets kleins en glanzend vindt, dan wil je dat idee vaak begrijpen. Je zwemt weer omhoog, je gaat naar de oever en bekijkt het:

wat is dit? Wat betekent het? Wat kan ik hiervan maken? En dan probeer je die vragen te beantwoorden. Je probeert het meteen te begrijpen…, te valideren. Is het nummer over mijn vrouw? Of over Poetin? Het is belangrijk dat ik dat nu weet.

Deze keer ben ik langer in het water gebleven en ben ik gewoon blijven schrijven. Waar het eerder “vertrouw het proces was” is de volgende stap geworden “vertrouw wat mooi is”. Dus vertrouw erop dat het onderbewuste mij helpt het geheel samen te stellen en dat ik daar niet meteen in de weg hoef te gaan zitten door direct op zoek te gaan naar betekenis. Daardoor zijn er nummers ontstaan die uit een abstracter vertrekpunt komen, maar waarvan ik – via mijn onderbewuste – weet dat ze betekenis hebben. Een voorbeeld is Take This Heart and Burn It… en Captain Goat, dat uiteindelijk misschien minder surrealistisch is in zijn eindproduct, maar wel begon vanuit niet meer dan een soort zang of “chant” die omhoog klom, dichter en dichter bij de oppervlakte van dat idee, tot het iets zeer concreets werd: een soort een soort semi-satanisch anthem over het symbool van de geit. Maar het groeide daar wel organisch naartoe.

Sommige nummers zijn dan weer veel concreter, zoals Tonight We Must Be Warriors. Ik voelde dat links ook een Manowar-nummer verdiende. Er zit een bepaalde esthetiek in metal waar ik van hou. Ik ben gestopt met m’n haar knippen toen ik gek werd van power metal. Dus ik hou van middeleeuwse thema’s, draken en (met nadruk) koningen. Songs over koningen. Wij konden dat pas doen toen Jonas (Jarlsby, gitarist) de koning was. Dus via humor en satire konden we een liefdesbrief schrijven aan dat soort metal-esthetiek. Maar in werkelijkheid ben ik niet echt voor autoritair bestuur. Feodale samenlevingen lijken me niet ideaal. Maar als Jonas de koning is, dan is het gewoon: ik hou van Jonas, hij is mijn beste vriend. En toen werkte het. Hetzelfde met het woord “warrior”. Mijn broer had ooit een metalplaylist met alleen nummers waarin het woord “warrior” zat. En die afspeellijst is geweldig. Maar tekstueel: ja én nee. Warriors of the World (Manowar) op de juiste avond, in de tourbus: hell yeah! Maar het gaat ook over herverdeling van rijkdom, de kracht van velen, solidariteit… Al die dingen. Daar gingen we wat meer methodisch te werk, want hoe doe je heavy metal met dat soort thema’s? De impuls kwam nog steeds uit het meer, maar ik zwom wat sneller naar de oppervlakte, omdat ik een puzzel moest oplossen: hoe zeg ik deze dingen die belangrijk voelen? En dus is daar het beeld van de rivier die rood kleurt en het bloed dat rood is. De kleur rood is er voor een reden. En ook: “we must be warriors”: dat impliceert opoffering, doen wat nodig is en samenkomen. Dat jij één van velen bent. Ik zie wat jij doormaakt en er zijn velen zoals jij. En jullie hebben dromen en als we samenkomen, worden we een probleem en dat is iets goeds. Oftewel: verenig!

Wauw, ik had daar wel iets van opgepikt bij het beluisteren van het nummer, maar er zit toch meer achter dan ik dacht

Ja, weet je, in het verleden wilde ik al zo vaak iets schrijven dat echt ergens over gaat. Van die “wij tegen de wereld”-teksten, maar als je zo gaat schrijven, heb je een bepaalde verantwoordelijkheid. Tenminste, zo voelt dat voor mij. Ik zag een documentaire over Beethovens Negende. Na Beethovens dood werd die muziek door allerlei ideologieën gebruikt. Zo werd Beethoven een nazi en een communist en een voorbode van de Europese Unie. Hij is van alles geweest, want de vreugde die daarin zit kan ook weer gebruikt worden voor “Make America Great Again” of om een vakbond te starten.

En dan voel ik soms die verleiding om gewoon te gaan voor die “wij tegen de wereld”-taal en “die klootzakken houden ons niet tegen!”. Maar dat zegt dan niet wie die klootzakken zijn. Kapitalisten? Of mensen van een andere afkomst dan ik? Dus dan moet ik net wat stappen meer zetten, zodat het enigszins duidelijk wordt waar het om gaat. Ik moet wat aanwijzingen achterlaten over wie hier een warrior moet zijn en wat het in dit geval betekent om een warrior te zijn – anders dan een soldaat, bijvoorbeeld.

Komt het rood in de zwarte hoes uit dezelfde gedachte?

Nee, dat ziet er gewoon vet uit (lacht). Het is een cool contrast. Kijk, ik vind dat een albumhoes alle verschillende dingen van het album moet vertegenwoordigen. De sociaaldemocratische Manowar-song is een nummer, maar daarnaast is er een song voor mijn vrouw met rare droomvisioenen en surrealisme, dan hebben we nog het ‘heavy metal good time’-gevoel. Want dat is het andere ding. Don’t Go in the Forest als titel gaat over het betreden van de duisternis. En omdat we zeggen “doe het niet”, hoop je natuurlijk juist dat mensen het wél doen. Het gaat over het doorbreken van taboes. Dat is een belangrijk aspect van vooral heavy metal. Wij – en feitelijk elke heavymetalband – moeten daar steeds de balans in vinden, want heavy metal is ook gewoon een goede tijd, muziek om op te feesten of net te hard op te rijden, muziek voor in de sportschool, of voor in de moshpit. Maar thematisch en psychologisch gaan we vaak naar behoorlijk duistere plekken. En toch moeten we naar Metallica kunnen gaan en denken: Oh, tof nummer, proost! En dan gaat het over iemand zonder armen en benen die heel graag wil sterven. Dat is dat evenwicht. En zeker bij Avatar, met ook nog eens het visuele en theatrale – hoe we dat allemaal over de top brengen – is het nog een hele klus om dat allemaal samen te brengen.

Jullie lijken die twee uitersten soms net even verder uit elkaar te duwen dan anderen. Ik denk bijvoorbeeld aan Take This Heart And Burn It. Muzikaal gezien is het refrein rap en bijna feestelijk en de teksten zijn behoorlijk donker.  

Ja, over “losing your fucking mind”. Een deel van de reden dat ik dat doe, kan zijn dat het voor mij niet als groot contrast voelt. Je hebt opwindende melodie en de drums die zich daarbij je schedel inboren. De gemene deler tussen de duisternis van de tekst en de helderheid van de muziek is, is de gekte. Dat is de brug die maakt dat het geen contrast is. Het is gewoon een dreunende koortsdroom. Het is tekstueel ook de meest surrealistische song. Het is weer een van de nummers waarvoor ik een droom gebruikt heb. Ik was in een heel heldere, specifieke plek, een soort tropische lagune. Ik kon vliegen en zag verdronken piloten die onder water probeerden het eiland te bereiken. Het was een gevaarlijke plek met allemaal naakte mensen en daar was een naakt meisje met witte strepen van haar bikini waarop ik dacht: ah jij bent dus nieuw hier! En die vreemde plek en wat daarna kwam heeft tot de song geleid. Maar goed, mijn vader zei altijd: “de meest vervelende gesprekken die je kunt hebben gaan over iemands dromen”… en daarna vertelde hij zijn dromen (lacht).

Onze tijd zit erop, maar misschien nog een laatste vraagje: in februari 2026 spelen jullie hier aan de overkant in de AFAS-Live. Wat kunnen de mensen verwachten. Je zei net al: we zullen gewoon Avatar zijn.

Klopt, maar ik heb inmiddels ook foto’s gezien van hoe men de podiumontwerpen in elkaar gezet heeft en hoe goed het er in “real life” uitziet. Er zijn heel wat coole productietechnieken toegepast, beelden die op een nieuwe manier geprojecteerd worden. Voor elk album doen we iets nieuws. Uiteraard zullen we veel liefde en aandacht steken in de setlist. Natuurlijk spelen we Hail The Apocalypse en ja, we gaan ook een of meer songs brengen die we al jaren niet gespeeld hebben en omdat we nogal vol van onszelf zijn, zullen we ook veel songs van de nieuwe plaat spelen. We hopen dat we het allemaal nog wat verder kunnen brengen waardoor het iets speciaals wordt. Ik had het al over dat gemeenschapsgevoel. Nu we grotere shows kunnen spelen, helpen al die jaren dat we kleinere shows hebben gespeeld om een goede band te worden en aandacht te krijgen. Toen ging het erom om een kleine show groots te laten voelen. Hoe laten we dertig mensen op een doordeweekse dag in Stuttgart voelen als een stadion. Daarna ga je op toer met Iron Maiden en sta je in grote stadions. Dan moet je ineens gaan denken hoe je zo’n grote plek klein doet aanvoelen. Hoe zorg je ervoor dat de mensen die verder weg staan het gevoel hebben dat ze vlakbij ons zijn. Daar ben ik nog het meest naar op zoek, meer dan naar op tijd beginnen en stoppen en de songs in de juiste volgorde spelen. Mijn ambitie is echt dat gevoel van verbondenheid te creëren. Als ‘sales pitch’: het is een beetje ‘out there’, maar je weet het zodra je het ziet!

Veel dank

Jij bedankt. Dit was leuk.

Links: