Het is een warme woensdag, op het werk is het druk en in de file is het kut. Wat doe je dan? Dan ga je naar Primus natuurlijk, voor wat lichthartig vermaak, krakende klassiekers en Les Claypool. Of tenminste, zo denken de aanwezigen er waarschijnlijk over, want de 013 is vol en de sfeer is er vrij opgelaten. Het publiek bestaat overduidelijk uit diehards en waar het toch heel normaal is om bij een concert shirts van bands uit de meest uiteenlopende genres te dragen, blijkt het percentage Primus-shirts toch echt aanzienlijk. Later op de avond zullen er meer tekens van affectie blijken vanuit de verknochte aanhang van de band, zoals het minutieuze, massale meeblèren van details uit nummers, het herkennen van nummers aan schijnbaar willekeurige noten en de komische (en helaas schaarse) interactie met de band.
Goed, dat vindt allemaal plaats tijdens het optreden, maar dan is het eerst nog zaak om binnen te komen. Primus is de laatste band die je enig kwaad zou willen berokkenen en ook eventuele thematische redenen om dit te doen lijken afwezig. Toch heeft de band verzocht aan de organisatie van 013 om strenge controles uit te voeren, uit angst voor aanslagen tijdens het optreden. Nu is dat bij voorbaat een legitieme vraag, maar bij binnenkomst blijkt dat des te meer: niet alleen buiten ziet het zwart van de mensen, ook in de foyer en concertzaal is het voor aanvang al dringen geblazen. Geen idee of het langzame binnendruppelen van mensen de oorzaak is dat ervoor wordt gekozen om later te beginnen, maar het lijkt een logische conclusie.
Uiteindelijk komt de band onder luid gejuich op, met eerst Tim Alexander en meestergitarist Larry ‘Ler’ LaLonde, en vervolgens het opperhoofd der mafkezen, Les Claypool. De band begint vrij tam aan Those Damned Blue-Collar Tweekers en Last Salmon Man, en dat is iets wat de rest van het optreden het manco zal blijven: het energieniveau. Over de setlist zelf valt niets te klagen, waarbij er klassiekers uit de oude doos worden getoverd, maar ook een aanzienlijk deel van The Green Naugahyde voorbij komt, geheel tegen de sombere verwachting van uw redacteur in. Het publiek wordt niet toegesproken gedurende het eerste uur, maar meneer Claypool lijkt het gebrek aan interactie te beseffen voor de band Harold of the Rocks inzet, waardoor hij toch besluit een even maffe als reële anekdote met betrekking tot de titel van dat nummer te vertellen, waarbij managers, crack en vasten aan elkaar worden geknoopt.
Tijdens de pauze is er ook vermaak, geheel in stijl met de inmiddels te verwachten houding en methode van Primus: Popeye the Sailorman. De film wordt geprojecteerd op het scherm dat achter het podium verrijst en zet daarmee een fijne trend van het optreden door: vanaf de aanvang wordt het optreden vergezeld door sterke projecties, waarbij de thema’s of dubbele bodems van de hilarische teksten verbeeld worden. Hier blijkt maar hoe sterk Les Claypool is in het omvormen van ongemakkelijke waarheden tot komische en vaak bijna absurdistische eufemismen, en daarmee een vorm van satire creëert zoals we die nog nooit hebben mogen meemaken.
De tweede set vangt aan en blijkt onmiddellijk een halfzachte peper in de reet van de band. Het energieniveau waarop gehoopt werd, wordt niet aangetikt, maar door de hoeveelheid hits en de snelheid waarmee deze worden afgevuurd, is het publiek wel in staat veel meer energie terug te geven aan de band. Krakers als Pudding Time en Too Many Puppies blijken ontzettend nodig om de show een boost te geven, maar gelukkig wendt Les zich tot het publiek om niet alleen over het nieuwe shirt van Larry te berichten, maar ook om uit te leggen waarom de band een beetje statisch overkomt tot dit punt in de show. Schijnbaar is de jetlag zwaar aanwezig en is het pas tegen deze tijd van de set dat de “sappen beginnen te stromen” bij de heren. Het woord wordt bij de daad gevoegd en er is meer beweging te detecteren op het podium, een actie die overslaat naar het publiek, waar steeds losser gedanst wordt.
Een ander opvallend punt van de tweede set is het verbeterde geluid. Les is nog steeds onverstaanbaar als hij op zijn kenmerkende manier mompelend zingt, maar waar bij aanvang van het optreden de drums (en dan met name de snare) behoorlijk hard stonden, was de gitaar af en toe bedolven onder de overige instrumenten. Gelukkig is de bas goed hoorbaar vanaf de eerste noot die erop gespeeld wordt, de hoeksteen van het geluid van Primus. Ook de contrabas en de whamola waarmee meneer Claypool op de proppen komt, zijn kraakhelder te horen in de hele zaal. Een sterk punt van dit optreden is dan ook de inzet van de verschillende instrumenten gedurende nummers en jams, om de halvegare outfits maar achterwege te laten.
Voor de toegift begint, begeeft uw redacteur zich naar de uitgang, vanwege de reputatie van parkeergarage Tivoli om een toch aanzienlijke vertraging aan de uittocht mee te geven. Hierdoor mis ik een viertal nummers, maar het materiaal dat tot nu toe is geleverd, maakt een hoop goed. Het zwakke punt van de avond ligt in de presentatie en de energie die de band uitdraagt. Het is goed mogelijk dat de jetlag echt parten speelt of dat simpelweg op het energieniveau werd gelet vanwege de ruime set die gespeeld moest worden, maar uiteindelijk redt de geflipte, experimentele manier van musiceren de avond.
Setlist:
- Those Damned Blue-Collar Tweekers
- Last Salmon Man
- Frizzle Fry
- Fisticuffs
- Jilly’s on Smack
- Mr. Krinkle
- Drum and Whamola Jam
- Eleven
- Harold of the Rocks
Pauze
- The Toys Go Winding Down
- HOINFODAMAN
- Pudding Time
- Too Many Puppies
- Sgt. Baker
- American Life
- Over the Falls
- Lee Van Cleef
- My Name Is Mud
- Jerry Was a Race Car Driver
Toegift
- Seven
- New Song on Goblins
- Southbound Pachyderm
- Wynona’s Big Brown Beaver
Datum en locatie:
- 14 juni 2017, 013, Tilburg
Fotografie:
Links: