Slaves verplicht tot Zwarte Cross-vertier en punkparodie in Melkweg

Er is iets aan ons kleinburgerlijke landje met voor de veiligheid afgestompte hoeken wat er voor zorgt dat ongebreidelde rebellie goed gedijt. Vanavond staat het Engelse punkduo Slaves voor een uitverkochte Oude Zaal in de Melkweg en morgen staat op precies dezelfde plek de woedende post-punk van IDLES voor een eveneens uitverkochte zaal. In dit verslag geen Joy As An Act Of Resistance, maar opzwepende banaliteit over magnoliagekleurde muren die de jongere generaties na Green Day een zwaardere kant op kan trekken. Zware Metalen was aanwezig om de kwaliteit van die vervolgopleiding te keuren.

Eerst moet er nog door een teleurstellend voorprogramma gezeten worden. Hotel Lux haalt zijn naam van een hotel in Moskou waar communisten in Nazi-Duitsland naartoe verbannen werden. Nutteloze informatie verder, want de zaal wordt genegeerd door een aantal volbloedengelsen in potloodventerjassen, Adidas-sportkleding uit het Trainspotting-tijdperk en een verdwaalde gitarist in pak en paddenstoelkapsel die Tranquility Base Hotel and Casino van Arctic Monkeys beluisterd heeft. Het is duidelijk dat de heren van Slaves dit vijftal na een dronken pubavond tijdens een straatgevecht in de straten van Zuid-Londen hebben ontdekt. We horen Slaves-gitarisme, maar dan opgesierd met typisch Britse indie-sensibiliteiten en een elektrisch orgeltje.

De spokenword-zang à la Sleaford Mods wordt met een grote fles Corona in de hand (want op dat eiland drinken echte mannen nu eenmaal mierzoete alcoholische drankjes) even uitgespuugd gebracht als dat deze groep schoffies Engeland uit gespuugd is. Theresa May heeft Hotel Lux tijdens de Brexit-onderhandelingen overgeleverd aan het vasteland, naar alle waarschijnlijkheid vanwege het feit dat de pseudo-maatschappijkritische inhoud van vals gezongen nummers als The North South Divide en The English Disease offensief slap zijn in vergelijking met de grootheden van het thuisland. Maar aan de ijsberende en gedesinteresseerde zanger die een bierblikje over het podium schiet, is te merken dat de mannen dat alleen vervelend vinden omdat ze dan de voetbalderby van Charlton Athletic tegen Millwall zouden moeten missen.

Onder het genot van We Like To Party van het bloedeigen Vengaboys worden gitarist Laurie en drummer Isaac als ware rocksterren onthaald. Met weid opengesperde, doorgesnoven ogen en een Royal Blood-instrumentabalans wordt de zaal met het intronummer Sockets snel ondersteboven gezet en weldra vliegen de bierglazen door de lucht. In de aftrap is een vlot vertrek van essentieel belang, zoals een opstijgend vliegtuig geen vaart mag verliezen, want het bestaansrecht van Slaves zit hem nu juist in de optredens. Zodoende klapt het geheel er meteen hard op en springt drummer Isaac van de planken af. De lo-fi garagerock weet vooral een Rock Werchter- of Pinkpop-publiek aan te spreken gezien het beleefde gepogo voor het podium, maar als doorgewinterde fanaat van Grey Britain van Gallows sta ik ook mee te springen op de wispelturige riffs van het opvolgende Bugs.

Het oliedomme gezicht van drummer Isaac en de gezichtstattoo’s van gitarist Laurie zijn vanavond statussymbolen. De gespeelde onbenulligheid verwezenlijkt het imago van Britse schoffies en levert de urgentie van nummers als Fuck The Hi-Hat en Where’s Your Car Debbie?. Achter de achteloosheid zit een ontzettend knap uitgekiend concept. Slaves moet namelijk te allen tijde groffe anthems met grit en genoeg melodie voor een breed publiek combineren. En dat terwijl het in de uitvoering alles tot het strikt noodzakelijke gereduceerd wordt. Neem bijvoorbeeld het drumstel dat bestaat uit twee bekkens, een tom en een snare. Tijdens Magnolia wordt er nog even snel een cowbell (en later een tamboerijn) bij gezet, maar zodra het nummer afgelopen is, haalt één van de talloze roadies het rekwisiet weer weg. Tussen de nummers door wordt deze insteek verklaard: aan het begin van Slaves wilde niemand spelen met Laurie en Isaac, en nu de band het zo ver geschopt heeft, wil het zo min mogelijk hulp van anderen aanvaarden.

Een exercitie in efficiëntie dus, alleen de opgestapelde Marshall-versterkers mogen als entourage dienen. Met een door glowsticks gespeld logo op de achtergrond spijkert Slaves het gaspedaal vast aan de vloer zodat het de voeten vrij heeft om iedere uithoek van de zaal op te zoeken. Daarnaast ontpopt drummer Isaac zich als stand-up comedian terwijl hij techniekloos zijn ondersteboven vastgehouden drumstokjes aan gort ramt. In moordend tempo volgt een sloot aan vlotte punknummers elkaar op. Denk aan het tekenende Cheer Up London en The Hunter, maar ook de nieuwelingen The Lives They Wish They Had en Chokehold vallen in de smaak. Misbakselplaat Are You Satisfied? wordt nagenoeg vermeden.

Minder tevreden stemt de indruk dat er vanuit het publiek alleen aandacht lijkt te zijn voor de punkparodie over de alledaagse banaliteit en het bijbehorende gehos. Zo wordt het voorzichtige ballade-experiment Daddy vroegtijdig gestopt en haalt het handjes heen en weer zwaaien tijdens Photo Opportunity de vaart uit het optreden. De harembroeken en Nightwish-shirts die het podium op klimmen en de achtergrondchoreografie tijdens Cut And Run verzorgen, doen ook achter de oren krabben. In de aanwezigheid van Slaves moet volgens de aanwezigen alles een grap worden, ook wanneer de bandleden zelf een serieuzere toon proberen aan te nemen. In deze uitsnede van de kosmos was het verplichte Zwarte Cross-vertier van deze avond het bewijs dat het punkgenre op sterven na dood is. Lallend bierwerpen op domme nummers is het enige dat ons nog af kan leiden van de wereldlijke misère.

Foto’s:

Anieck van Maaren (Anieck Photography)

Datum en locatie:

3 november 2018, Melkweg, Amsterdam

Link:

Melkweg