Guns N’ Roses in Goffertpark Nijmegen

Hoewel ik deze dag startte in een kantoor dat heerlijk gekoeld werd door een airco en gekleed was in een keurig nette outfit, stap ik om iets over drie in een bloedhete trein richting Nijmegen, gehuld in High On Fire-shirt, om daar één van ‘s werelds beste metalbands te gaan aanschouwen in één van Nederlands grootste openlucht terreinen: Gojira in het Goffertpark. Het feest begint vandaag al om half zes in de middag. Dit vroege tijdstip heeft wellicht iets te maken met de afterparty. Daar schijnt een Deens bandje wat hardrock te komen brengen. Oh ja, bijna vergeten: er komen ook nog wat oude knarren spelen, die hun gloriedagen zo’n drie decennia geleden beleefden.

Uiteraard is het bovenstaande niet geheel waar. Echter, als ik een gok zou mogen doen, dan is de band rond de broers Duplantier wel degene die vandaag het meeste raakvlakken heeft met de muzikale smaak van de gemiddelde Zware Metalen-lezer. Daarmee is het tevens de band die hier het meeste uit de toon valt, gezien dit onvervalste metal is: screams, laag gestemde gitaren die zwaar overstuurd zijn, blastbeats, duizelingwekkende tapping solo’s en gekwelde teksten. Nu is de band met het meest recente album Magma een wat commerciëlere richting in gegaan, waardoor het wellicht iets beter aansluit bij het hoofdprogramma, en de band dus een iets toegankelijkere set zou kunnen brengen. De band heeft hier echter vrij harde schijt aan, en trapt af met het hardste nummer van dat meest recente album, Only Pain, om vervolgens door te denderen in Silvera. Helaas staat het geluid van één van de twee gitaren te zacht afgesteld, waardoor het volledig wegwaait, hoewel ik toch echt midden voor het hoofdpodium sta (nogmaals onze eeuwige dank richting Mojo voor de accreditatie). Jammerlijk, al wordt die pijn wel verzacht door de overrompelende en chirurgisch precieze drum en bas aanval die richting het publiek wordt ingezet. Knap als je hierop stil kunt blijven staan.

Gojira - Goffertpark Nijmegen

Blijkbaar is dat voor veel mensen toch heel erg makkelijk, want het publiek verroert geen vin. Dat interesseert zowel de band als deze recensent echter geen zier. Frontman Joe Duplantier stampt goedlachs over het immens grote podium en haalt zelfs wat baldadigheid uit door de rook die uit één van de kanonnen gelanceerd wordt, af te buigen met zijn voet richting het publiek. Tja, wat moet je dan als band: als je op voorhand al weet dat je een wedstrijd gaat verliezen, kun je er zelf maar beter van genieten zo lang de show duurt. En daarnaast natuurlijk alsnog je stinkende best doen om die paar zwevende kiezers voor je te winnen. Dit is dan ook exact wat de band doet: hier wordt namelijk een fenomenaal optreden weggegeven, ook al wordt het maar mondjesmaat gewaardeerd. Machinaal strak en genadeloos hard worden de tere oortjes van de klassieke rockers kapot geblastbeat en geschreeuwd in het slotnummer L’enfant Sauvage. Vakkundig het publiek ontvreemden heet dat, en dus kan de band op een zeer gering, maar toch enigszins beschaafd applaus rekenen. Een schande als je het mij vraagt, maar desalniettemin begrijpelijk.

Na deze complete mismatch is het de beurt aan Volbeat om het opwarmingsritueel te voltooien. Zoals verwacht, kan de band op iets meer bijval rekenen van het publiek, gezien hij muzikaal ook wat meer in lijn ligt met het hoofdprogramma. Geopend wordt er met The Devil’s Bleeding Crown, en al vrij snel wordt duidelijk dat het geluid wederom om te huilen is. Met name de vocalen staan veel te hard afgesteld, waardoor het muzikale canvas volledig wegvalt als frontman Michael Poulsen zijn strot open trekt. Dit wordt gelukkig na enkele nummers gecorrigeerd, precies op tijd voor het aan Johnny Cash opgedragen Sad Man’s Tongue. Dit is het eerste nummer dat in optima fora kan worden ingenomen, al heeft dat vrij weinig effect op mijn mening.

Zowel met als zonder goed geluid is dit namelijk totale eenheidsworst. Een ieder die diepgang of subtiliteit zoekt, moet hier ver vandaan blijven. De band draagt dit ook uit in alle facetten van zijn podiumpresentatie: opzichtige prints sieren de volledige kit van drummer Jon Larsen, terwijl elders op het podium vlaggen hangen met graphics van doodshoofden en kettingen, want dat is natuurlijk super stoer. Muzikaal tevens zo: elke vocale uithaal klinkt perfect en even zo zielloos. Het is nietszeggende door rockabilly geïnspireerde plastic rock met de diepgang van een vel papier-mâché. Geen greintje originaliteit of aanstoot wordt hier gegeven: dit is zo ingestudeerd, uitgekiend en tam als de wereldkampioenschappen synchroonzwemmen, en bevat geen microvezel aan spontaniteit. Het interesseert het publiek niet zo veel, genoten wordt er toch wel, al dan niet op een ietwat tamme manier. Om me heen loopt het vol met kerels met een ontbloot bovenlijf, inclusief beginnende bierpens, dertien-in-een-dozijn tribal tattoo’s op de bovenarm en kapsels die al jaren lang met dezelfde literpot merkloze gel van de Aldi in model worden gebracht, waardoor het haar geen millimeter meegeeft als het hoofd heen en weer bobt op de zoveelste generieke vierkwartsmaat die er op het podium wordt gespeeld. Zelfs de pogingen om dynamiek te creëren middels positiewisselingen van de bandleden, kunnen niet verbergen dat dit het muzikale equivalent is van een zeven-jarig kind dat de tafel van drie uit zijn hoofd heeft gestampt. Nep tot op het bot dus, al moet ik wel toegeven dat er veel meer van dit soort bands rondlopen op deze aardbodem, en deze geen van allen dit kunstje zo goed weten te flikken. Echt levendig is het in de wei echter niet. “You guys are a tough crowd!”, zegt Poulsen halverwege de set. Als zelfs de hapklare brokjes rock van Volbeat de stemming er niet echt in weet te brengen, is duidelijk dat het publiek hier maar voor één act is gekomen vandaag.

Rond de klok van kwart voor acht komt die act, in ware Axl Rose-stijl, een kwartier later dan op het programma werd aangeven dan toch eindelijk het podium op lopen. Guns N’ Roses trapt af met It’s So Easy, en al snel blijkt dat het geluid een stuk harder is afgesteld dan bij de voorprogramma’s, maar tevens een stuk zuiverder is. Alle instrumenten zijn perfect te horen. Logisch, je zou immers niet anders verwachten van een instituut als dit. Want dat is het: een gelikt en geolied instituut. Bij het openingsnummer wordt er direct vuurwerk de hemel in geschoten, al is de schemer nog niet eens ingezet. Erg veel let ik er echter niet op, want Axl trekt zijn kast met kenmerkende podiumkunsten vrijwel direct open, waardoor mijn blik op hem gefixeerd blijft. De bekende heupswingerij wordt gecombineerd met het gooien van de microfoon van hand naar hand, als deze tenminste niet in een standaard vast zit, die dan weer achteruit huppelend over het podium wordt meegesleurd. De intensiteit hiervan mag inmiddels dan wel wat zijn afgenomen, het enthousiasme is nog altijd zichtbaar. Het is wel even wennen aan het opgeblazen postuur van de frontman, wat wel erg benadrukt dat de gloriedagen inmiddels wel heel erg ver in het verleden liggen.

Dit alles is echter in één klap vergeven en vergeten als de beste man zijn strot open trekt. Ja, hij zingt inmiddels letterlijk een toontje lager dan jaren geleden, maar god allemachtig wat gaat er een uniek en even zo heerlijk rasp-apparaat schuil achter die botox-kop. Wat direct opvalt, is dat de hoge uithalen vrijwel feilloos worden gehaald. Het zijn de wat kalmere stukken die hier en daar wat wankelen, al worden deze wel beter naarmate het optreden vordert. Iets naar links staat Duff McKagan, die een haast arrogante zelfverzekerdheid over zich heen heeft liggen, maar hij geniet zichtbaar van het feit dat hij na dertig jaar nog altijd de ene na de andere hit het publiek in mag werpen. De man blijkt met zijn vierenvijftig jaar nog altijd het fitste bandlid te zijn. Moeiteloos rent hij met zijn tengere postuur over de trappen van het verhoogde podium heen en weer, om vervolgens precies op tijd weer aan te landen bij zijn microfoon en daar wat loepzuivere vocalen neer te leggen. Aan de andere kant van het podium staat de coolste gitarist die ooit een podium sierde: Slash. Wat moet ik hier nog over schrijven dat niet al eens eerder is gezegd? De man is een virtuoos en een tijdloos stijlicoon. Even afgetraind als altijd steelt de man de show met zijn half gehurkte huppelkunsten, bluesy riffs afvurend op het publiek. Hoewel Axl zich officieel de frontman mag noemen, wordt deze show van start tot finish gedragen door deze zonnebril en hoge hoed dragende, krulhaar hebbende gitaargod.

Terug naar de setlist dan. Welcome To The Jungle wordt als vierde nummer in de set gespeeld, en dit blijkt dan ook het onofficiële startschot te zijn voor het optreden. Vanaf dit punt gaat zowel de band als het publiek pas echt los. Een pluim voor de kristalheldere achtergrondvocalen die afkomstig zijn van Duff en Melissa Reese. Naast de drie originele leden en die laatst genoemde keyboardist, zit Frank Ferrer achter de drumkit, levert Dizzy Reed het nodige pianospel en percussiewerk, en tokkelt Richard Fortus ook mee. Als tweede gitarist sta je natuurlijk altijd in de torenhoge schaduw van Slash, al bewijst Fortus wel dat hij zijn mannetje staat. Tijdens Rocket Queen laat hij bijvoorbeeld een solo van zijn gitaarhals spatten die ronduit indrukwekkend te noemen is. Natuurlijk plakt Slash hier nog een talkbox solo achteraan, en alsof dat nog niet genoeg is, wordt er ook nog wat slide gitaar achteraan gesodemieterd. Alles tot dusver overstijgt mijn verwachtingen.

Helaas geldt dit niet voor de gehele set. De van Chinese Democracy afkomstige piano ballad This I Love heeft live wel iets meer power heeft dan op plaat, maar de rommelige vocalen van Axl gooien roet in het eten. Daarnaast is dit nummer behoorlijk kazig te noemen. Het is duidelijk dat we inmiddels in het midden van de set beland zijn: de komende momenten worden opgevuld met covers en het ietwat minder bekende werk. De flow van de set wordt echter goed herpakt met een belachelijk lange, op blues geïnspireerde fretboard porno passage, die zeer klein wordt gestart door Slash, maar later bijval krijgt door de hele band. De lead gitarist solo’t er uiteindelijk zo’n tien minuten op los in een gestaag tempo, zijn snaren straffende als een ijzersmid met een ochtendhumeur, voordat het wereldberoemde intro van Sweet Child O’ Mine wordt ingezet. Als dit geen openlucht concert was geweest, dan was het dat uiteindelijk toch wel geworden, gezien het complete dak er vanaf gaat.

Als er even later een vleugel met een halve chopper als zitje het podium op wordt gereden, weet iedereen wel hoe laat het is. Axl warmt zich eerst nog even op met een cover van Pink Floyd’s Wish You Were Here, en hierna wordt zoals verwacht één van de beste power ballads ooit ingezet. Op dit punt kan geen enkele elitaire, decadente, monocle dragende, met gekruiste benen zittende, aan een glas sherry nippende, Franse snordraaier weerstand meer bieden en ik geef me dan ook volledig over aan deze nostalgische luchtgitaartrip: November Rain wordt op fenomenale wijze over het publiek uitgestort, terwijl op de achtergrond de zon zakt en de temperatuur daalt. Wederom een perfect moment in deze set die toch al bezaaid is met een belachelijke hoeveelheid hoogtepunten. De aanstekers die in de ‘gloriedagen’ in de lucht werden gestoken, mogen dan vervangen zijn door oplichtende smartphones: dit nummer heeft geen greintje aan kracht verloren in de afgelopen twintig jaar, en het feit dat het nog altijd op een immense, meeslepende manier wordt gebracht, is een testament aan de belachelijke vorm waarin deze Amerikanen na dertig (!) jaar nog altijd verkeren. Deze emotionele greep wordt nog even verstevigd door de cover van Black Hole Sun, dat op uitstekende wijze wordt gebracht als een eerbetoon aan de onlangs op tragische wijze overleden Chris Cornell. Nog maar een cover er achteraan dan, want ach: dat kleine kritiekpuntje is ook al vergeven. Knocking On Heaven’s Door passeert de revue, voordat de band overgaat in het laatste nummer van de reguliere speeltijd. De blues-gedreven riffage van Nighttrain valt bijzonder goed in de smaak na het drieluik van kalmere nummers en laat het publiek dan ook hongeren naar meer.

Na deze drie uur durende nostalgie-achtbaan komt de band nogmaals het podium op, om voor de allerlaatste maal nog maar eens wat eelt op de vingertoppen, handpalmen en stembanden te kweken. Patience mag uiteraard niet ontbreken, en de band brengt deze in een ingetogen setting, bestaande uit alleen spotlights en maar liefst drie akoestische gitaren, waarbij die van Duff gesierd wordt door een print met de Nederlandse vlag. Dat hier niets van een bandje komt, blijkt maar weer als zelfs de fluitpartij aan het begin van het nummer live wordt gebracht, en Slash er ook nog even een grotendeels geïmproviseerde, akoestische gitaarsolo doorheen jast. Hij zit gedurende het grootste deel van het nummer voor op het podium in het donker, enkel belicht door een spotlight vanaf de achterkant, waardoor zijn krullenbos als een mysterieus silhouet in het licht danst. Meer iconisch dan dit beeld ga je het vanavond niet krijgen. Madagscar en de cover van The Who’s The Seeker volgen en vormen een prima opwarmertje voor dat ene nummer waar iedereen eigenlijk al uren lang op zit te wachten. Als de in chorus doordrenkte openingsakkoorden van Paradise City dan het veld in worden gelanceerd, explodeert de boel letterlijk en figuurlijk. Het is inmiddels donker, en dus is het tijd voor vuurwerk. Veel vuurwerk. Bezweet, maar nog altijd dolenthousiast schakelt de band nog éénmaal op en brengt dit optreden op een furieuze manier naar de thuisplaat. Terwijl de spectaculaire en epilepsie opwekkende finale zich op het podium uitvouwt, lallen de mensen om me heen de teksten luidkeels mee, en heb ik moeite met het wegkrijgen van de blijkbaar permanente grijns op mijn gezicht die zich langzaam maar zeker vormde in de afgelopen drie en een half uur.

Met slechts zestig procent van de oorspronkelijke line-up nog intact, kan men zich afvragen of deze Not In This Lifetime tour enkel een poging is om de financiële pot te spekken, en niet wordt ondernomen vanwege de liefde voor de muziek. Niets is minder waar. Zeg wat je wil over de hoge ticketprijzen, dit gezelschap maakt zich er absoluut niet makkelijk vanaf. Maar liefst tweehonderd minuten lang speelt de band de ene kneiter na de andere. Ja, er wordt een tikkeltje te veel geleund op covers en ja, de rimpels in Axl’s stem zijn inmiddels hoorbaar, maar toch flikt de band dit alles zonder ook maar één pauze te nemen. Er is zelfs geen flesje drank (alcoholisch of niet) op het podium te bekennen en de interactie met het publiek is vrijwel nihil. Alleen maar spelen, spelen, spelen. Jij wil Guns N’ Roses? Dan krijg je fucking Guns N’ Roses! Puur muzikaal vakmanschap, en dat voor een band waarvan het grootste deel van de leden de vijftig levensjaren ruimschoots gepasseerd is. Klasse.

* Wegens strikte regelingen konden we geen fotograaf meesturen en mochten we tevens geen materiaal van anderen plaatsen, vandaar de schamele smartphone foto’s.

Datum en locatie:

4 juli 2018, Goffertpark, Nijmegen

Link:

Mojo