Anvil in Metropool

Anvil viert dit jaar zijn veertigste verjaardag en dat wordt gevierd met een nieuwe tour, getiteld de 40 Years Of Pounding The Pavement Tour. Het Canadese trio bestaat nog steeds uit de vrolijke frontman Steve ‘Lips’ Kudrow en de norse slagwerker Robb Reiner. Na inmiddels al zeker vier bassisten versleten te hebben, staat sinds 2014 Chris Robertson op het podium, maar daarover later meer. Het verhaal omtrent de documentaire Anvil!: The Story Of Anvil, dat de band weer hernieuwde aandacht gaf, is iedereen inmiddels wel bekend. En mocht het nog niet zo zijn, ga deze zeker kijken als metalliefhebber.

Een nieuwe tour dus, en ook Nederland wordt niet overgeslagen door de band met de legendarische status, maar – zo menen de heren – onfortuinlijke carrière.  We trokken er daarom op uit om naar de Metropool in Hengelo te gaan, om te aanschouwen of Anvil echt gewoon pech heeft gehad in zijn carrière of dat er misschien toch nog wel een andere oorzaak is voor het achterblijven van deze band, in verhouding met de tijdsgenoten die zich voor eeuwig lieten vastleggen in de Hall of Fame van de zware metalen. Grote belangstelling is er in ieder geval zeker in Hengelo. Waar het optreden van de Canadezen oorspronkelijk was gepland in de kleine zaal van Metropool, Het Paradijs, is door toenemende interesse besloten om een paar dagen voor het concert, het optreden te verplaatsen naar de grote zaal, de Jupiler Stage.

De avond mag worden geopend door het Bulgaarse Rampart, dat me al snel doet denken aan een recensie die ik schreef over een album van Lady Beast, enkele maanden geleden. De opzet van deze bands zijn namelijk vrijwel identiek: ook hier treffen we een frontdame aan en wordt er op muzikaal vlak getapt uit de vaatjes van de klassieke metal: Iron Maiden, Judas Priest en nog heel wat NWOBHM. Het klinkt allemaal wel lekker en vooral de gitaarsolo’s van de twee gitaristen klinken ontzettend goed. Hier staat een band te spelen met veel talent en een grote liefde voor de klassieke heavy metal. Punt van kritiek is toch wel dat de frontdame, het enige originele bandlid sinds de oprichting in 2006, op vocaal gebied niet altijd even sterk klinkt. Haar rauwe stem past perfect in het genre, maar soms klinkt het net even iets te afgeknepen. Desalniettemin vermaak ik me zeker bij het repertoire van deze dame en haar heren, iets dat ik bij de volgende band velen malen minder zal gaan ervaren.

Rampart sluit af met een nummer in eigen taal. En nadat het gezelschap het podium onder luid applaus verlaat, in een zaal die ongeveer half gevuld is, is het wachten op de volgende act. Dit blijkt een Duitse band te zijn, genaamd Grey Attack.  Wat vervolgens voorgeschoteld wordt, is een stel oude knarren, die ontzettend goed hun instrumenten kunnen bespelen, maar de meest zaaddodende hardrock maken die ik sinds tijden gehoord heb. De teksten zijn ronduit afgezaagd, met clichés over het vasthouden van handjes, het bedanken en missen van een ex, en noem de rotzooi maar op. De gekke bekken die ook nog worden getrokken door de bassist en gitarist maken het er voor mij tevens bepaald niet beter op. En ik betrap me erop regelmatig met mijn hoofd te schudden op een afkeurende wijze, iets dat niet schaars blijkt te zijn op deze avond. Maar eerlijk is eerlijk, deze band is goed in wat hij doet en het publiek is zelfs enthousiast, in een inmiddels goed gevulde zaal. Ik vind er geen hol aan en besluit toch maar even naar buiten te gaan voor een pauze. Hopende dat de band klaar is met spelen, wanneer ik weer naar binnen ga, blijkt dat de band nog twee nummers mag spelen. Zeker, de frontman is een goede solist en zijn zang is absoluut niet beroerd, maar het is zo cliché, dat het voelt als een verlossing, wanneer de Duitsers onder luid applaus van het podium vertrekken.

En dan is het tijd voor het wachten op Anvil, terwijl ik me laat vermaken door de muziekselectie van de dienstdoende DJ. Wanneer Rainbow In The Dark van Dio uit de installatie schalt, komen Reiner en Robertson het podium op om naar hun plekje te gaan, onder luid geschreeuw van de mensen in de zaal. Toch is Lips nog niet meteen ergens te bekennen, wat een lichte verwarring opwekt. Maar uiteindelijk schiet het blijhoofd, al spelend op zijn gitaar, het podium op, door naar de andere kant en is hij weer uit het zicht.  Vanuit mijn positie is de Canadees nergens te bekennen, maar al snel wordt zijn plek duidelijk, wanneer heel wat telefoontjes zijn positie aanduiden, terwijl hij staat te spelen tussen het publiek. De toon is gezet en Lips klimt weer het podium op om de aanwezigen al snel te vertellen wat voor kippenvel ze hem bezorgen. Wat volgt zijn de oudjes 666 en Ooh Baby, en een volgende monoloog van Lips, waarin hij Badass Rock N Roll, een meer recenter nummer uit het forse oeuvre van Anvil, aankondigt. Wat opvalt, is dat deze band op muzikaal vlak ontzettend strak klinkt, maar tekstueel gezien de meest stupide teksten ten gehore brengt. Ook zijn de zangtalenten van Lips totaal niet iets om over naar huis te schrijven: het klinkt vaak vals en vlak.

Met de aankondiging voor Doing What I Want, afkomstig van het nieuwe album Pounding The Pavement, leidt Lips het nummer in met een praatje over het niet sluiten van compromissen voor de liefde voor metal. Maar met de documentaire in het achterhoofd moet ik toch vooral denken aan het sneue imago van de band. Want wat ik zie zijn twee getalenteerde musici die met toewijding doorgaan, maar een repertoire hebben dat eigenlijk helemaal niet sterk genoeg is voor een iconische status. Zeker, ze hebben hard gewerkt, maar het is in het totaal niet sterker dan materiaal van bands als Angel Witch, Samson, Satan, Jaguar, Cloven Hoof en vele andere bands van die metalgeneratie. En het stupide imago wordt alleen maar vergroot door bassist Chris Robertson, die zonder meer de domste uitstraling heeft dat ik ooit heb gezien op het podium. Sterker nog, ik heb zelden – op een collega van mijn dagelijkse werk na – zo een imbeciele uitstraling gezien als die van deze man. Terwijl het juist een formidabele bassist is, wat hij in het bijzonder laat horen tijdens zijn introsolo voor Winged Assassins, maakt hij het imago van de band nog veel meer tot een zelfparodie.

Free As The Wind wordt ingeluid als een ode aan verloren vrienden Lemmy, Phil en Eddie. Helaas is het wel een erg matig nummer, maar het gebaar wordt gewaardeerd. Op dit punt is het toch nog maar wachten op de vibratorsolo van Lips, en die komt met het nummer Mothra, een nummer met weer zo’n kinderlijke tekst, gebaseerd op een monster uit de Godzilla-franchise. Het begint ook gewoon een beetje sneu te worden om te zien hoe een volwassen man nog zulke nonsens zingt. Maar de vibrator komt tevoorschijn en er wordt een indrukwekkende vibosolo neergezet, wat verreweg het hoogtepunt is van dit optreden. Dan volgen er nog wat nummers, waaronder één over de navigatie in de auto (Bitch In The Box), een gare piratentune en Swing Thing, inclusief strakke drumsolo van Robb Reiner, terwijl ik wacht op Metal On Metal. Uiteindelijk wordt ook deze gespeeld, wat me helaas nog tegenvalt ook, en verlaat de band het podium, onder luid applaus en gejuich. De terugkeer is onvermijdelijk en er wordt afgesloten met een laatste nummer, een cover van Born To Be Wild. Ik besluit het eerste refrein af te wachten om vervolgens mijn spullen te pakken en huiswaarts te keren, want nu heb ik het gewoon gehad.

Ik kan alleen maar concluderen dat de muziek van Anvil gewoon niet sterk genoeg is om zich te mogen meten aan bands als Metallica, Motörhead, Megadeth, Anthrax of Guns ’N Roses. Had de band een extra bandlid toegevoegd om de zang voor zijn rekening te nemen en zou de band iemand met meer talent voor het schrijven van songteksten in de gelederen hebben gehad, dan had het verhaal van Anvil misschien wel een stuk fortuinlijker kunnen aflopen. Of misschien ben ik gewoon te zuur geworden voor zo’n vrolijke oude blijhoofd met een vibratorgimmick…

Fotografie

  • Christel Janssen

Datum en locatie:

  • 3 januari 2018, Metropool Hengelo

Link: